Naar het oordeel van de rechtbank dient het verzoek van de vrouw en stiefoma om hen gezamenlijk te belasten met het gezag op grond van artikel 1:253t BW te worden toegewezen.
Vast staat dat de vrouw met het eenhoofdig gezag over [voornaam minderjarige] is belast. Tevens staat vast dat stiefoma in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot [voornaam minderjarige] , aangezien zij samen met de vrouw, sinds de geboorte van [voornaam minderjarige] , zorgdraagt voor haar opvoeding. De man heeft dit ook niet betwist. Dit betekent dat de vrouw en stiefoma ontvankelijk zijn in hun verzoek.
Omdat de man in familierechtelijke betrekking tot de minderjarige staat dienen de vrouw en stiefoma, wil het verzoek kunnen worden toegewezen, ten tijde van het indienen van het verzoekschrift gedurende een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek, gezamenlijk de zorg voor [voornaam minderjarige] te hebben gehad. De man betwist dat dit het geval is omdat de vrouw en oma gedurende het jaar voorafgaand aan het verzoek niet hebben samengewoond.
De rechtbank deelt het standpunt van de man niet. De vrouw en stiefoma hebben gedurende het jaar onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek wel degelijk samen de zorg voor [voornaam minderjarige] gehad. Samenwoning is daartoe geen vereiste. Omdat de vrouw, stiefoma en [voornaam minderjarige] klein behuisd waren, is bovendien mede in het belang van [voornaam minderjarige] , besloten dat de vrouw zou verhuizen. [voornaam minderjarige] sliep tot dat moment samen met de vrouw op één kamer. Sindsdien woont de vrouw op tien minuten loopafstand van [voornaam minderjarige] en stiefoma en wordt nog steeds in nauw overleg vorm gegeven aan de opvoeding en verzorging van [voornaam minderjarige] . Het verbreken van de samenleving kan in deze zaak dan ook niet worden gezien als een verbreking van de gezamenlijke zorg. Uit het raadsrapport volgt dat de vrouw minimaal twee keer per week feitelijk voor [voornaam minderjarige] zorgt, dat zij steeds in overleg met stiefoma (gezags)beslissingen neemt en dat zij bovendien samen naar ziekenhuis,- consultatiebureau,- en tandartsafspraken van [voornaam minderjarige] gaan.
Verder is de rechtbank met de raad van oordeel dat geen gegronde vrees bestaat dat de belangen van [voornaam minderjarige] worden verwaarloosd als stiefoma mede met het gezag over [voornaam minderjarige] wordt belast. Stiefoma heeft meermalen aangegeven dat zij het belangrijk vindt dat [voornaam minderjarige] haar vader kent en dat zij open staat voor contact tussen de man en [voornaam minderjarige] .
Het voorgaande betekent dat de rechtbank het verzoek van de vrouw en stiefoma zal toewijzen.