ECLI:NL:RBROT:2019:4958

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juni 2019
Publicatiedatum
21 juni 2019
Zaaknummer
C/10/558459 / HA ZA 18-875
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake meerwerk en afwijkingen bij aanneming van werk voor de Maastunnel te Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en de gemeente Rotterdam over meerwerk en afwijkingen in het kader van een aannemingsovereenkomst voor werkzaamheden aan de Maastunnel. De gemeente had werkzaamheden laten verrichten door de aannemer Hompert-Renes B.V., waarbij [eiseres] als onderaannemer was betrokken. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden heeft [eiseres] verschillende afwijkingen ingediend, waarvoor zij betaling heeft gevorderd. De gemeente heeft deze vorderingen betwist en verzocht om afwijzing van de claims.

De rechtbank heeft de procedure in detail behandeld, waarbij de verschillende afwijkingen en de bijbehorende kosten zijn besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geschillen bestonden over de vergoeding van meerwerk, met name met betrekking tot de kosten voor betonreparaties, uitvoeringskosten door uitloop, en extra mortel die moest worden aangebracht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemeente de toeslagen voor weekend- en nachtwerk verschuldigd is, en heeft een bedrag van € 37.790,64 exclusief BTW toewijsbaar geacht voor de eerste afwijking. Voor de tweede afwijking heeft de rechtbank een bedrag van € 49.439,07 exclusief BTW toegewezen.

Met betrekking tot de derde en vierde afwijking, die betrekking hadden op meer mortel, heeft de rechtbank geoordeeld dat de gemeente niet gehouden was om extra vergoedingen te betalen, omdat [eiseres] niet aan haar verplichtingen heeft voldaan om de laagdikte metingen correct uit te voeren. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseres] op dit punt afgewezen. De rechtbank heeft partijen aangespoord om in overleg te treden over de resterende geschilpunten en heeft de mogelijkheid van tussentijds hoger beroep open gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/558459 / HA ZA 18-875
Vonnis van 19 juni 2019
in de zaak van
[eiseres]
,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. S.M. van de Pest te 's-Gravenhage,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ROTTERDAM, AFDELING STADSONTWIKKELING (PM&E),
zetelend te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M. van Rijn te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 september 2018, met producties;
  • de conclusie van antwoord van 2 januari 2019, met producties;
  • de brief van 30 januari 2019 van deze rechtbank, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een comparitie van partijen;
  • de brief van 28 maart 2019 van deze rechtbank, waarbij partijen nader zijn geïnstrueerd met betrekking tot de comparitie van partijen;
  • het proces-verbaal van de op 9 mei 2019 gehouden comparitie van partijen inclusief de daarin genoemde spreekaantekeningen en nader overgelegde producties;
  • de brief van 27 mei 2019 van mr. Van de Pest, met een reactie op het proces-verbaal;
  • de brief van 3 juni 2019 van mr. J.W. Riedijk, met een reactie op voornoemde brief.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De gemeente heeft werkzaamheden laten verrichten aan de Maastunnel te Rotterdam. Dit betrof onder meer werkzaamheden met betrekking tot het verwijderen van PCB-houdende coating, het herstellen van een afwerklaag en het aanbrengen van een oppervlaktebehandeling in de auto-, fiets- en voetgangerstunnel. Dat werk (hierna: het project) staat bekend onder werknummer [werknummer] en besteknummer [besteknummer] (hierna: het bestek). Het bestek was een zogeheten RAW-bestek. De UAV 1989 zijn hierop van toepassing.
2.2.
De opdrachtgever van het project was de gemeente. De aannemer was Hompert-Renes B.V. te IJsselstein (hierna: Hompert-Renes).
2.3.
Op 5 januari 2016 zijn Hompert-Renes als hoofdaannemer en [eiseres] als onderaannemer een onderaannemingsovereenkomst (hierna: de onderaannemingsovereenkomst) aangegaan met betrekking tot een deel van het project.
2.4.
De taakverdeling tussen Hompert-Renes en [eiseres] kwam op basis van de onderaannemingsovereenkomst neer op het volgende. Hompert-Renes zou de coating verwijderen. Vervolgens zou [eiseres] de eventuele beschadigingen in de afwerklaag herstellen en de oppervlaktebehandeling aanbrengen.
2.5.
De door Hompert-Renes en [eiseres] uit te voeren werkzaamheden zijn gestart in de zogeheten "westbuis" autotunnel. Dezelfde werkzaamheden zijn verricht in de zogeheten "oostbuis" autotunnel.
2.6.
Gedurende de uitvoering van de werkzaamheden heeft [eiseres] via Hompert-Renes "afwijkingen" ingediend. Daarmee maakte zij aanspraak op bijbetaling (meerwerk in de zin van paragraaf 35 UAV 1989). Over enkele van die afwijkingen (1, 9, 21 en 24) is uiteindelijk geen overeenstemming met de gemeente bereikt. De geschillen tussen partijen hebben daarop betrekking.
2.7.
De gemeente heeft op enig moment besloten tot een grootschalige renovatie en restauratie van de gehele Maastunnel. In verband daarmee heeft de gemeente Hompert-Renes bericht dat zij het werk conform paragraaf 14 lid 7 UAV 1989 per 13 december 2016 in onvoltooide staat heeft beëindigd. De opgedragen werkzaamheden aan de fiets- en voetgangerstunnel hebben daardoor geen doorgang gevonden.
2.8.
Hompert-Renes heeft haar eventuele vorderingen op de gemeente ter zake van de door [eiseres] via haar ingediende afwijkingen aan [eiseres] gecedeerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - veroordeling van de gemeente tot betaling van € 813.621,61 exclusief btw, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
De gemeente voert verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter comparitie heeft [eiseres] haar (rente-)vordering vermeerderd door alsnog aanspraak te maken op verhoging ex paragraaf 45 lid 2 UAV 1989 van het te hanteren rentepercentage met 2 procentpunten vanaf 22 juni 2017. Deze wijziging van eis is schriftelijk ingediend door deze op te nemen in de overgelegde, door de advocaat ondertekende, pleitnota. De gemeente heeft tegen deze (wijze van) wijziging van eis geen bezwaar gemaakt. De rechtbank zal daarom recht doen op de eis zoals deze na die wijziging is komen te luiden.
4.2.
Het geschil tussen partijen betreft de vier door [eiseres] ingediende afwijkingen, voor zover die door de gemeente uiteindelijk niet zijn gehonoreerd.
4.3.
De door [eiseres] gevorderde hoofdsom van € 813.621,61 is als volgt opgebouwd:
Afwijking 1: € 65.681,37 Betonreparaties aan de schampkanten
Afwijking 9: € 49.439,07 Uitvoeringskosten door uitloop
Afwijking 21: € 459.951,38 Meer mortel westbuis
Afwijking 24: € 238.549,80 Meer mortel oostbuis
4.4.
De rechtbank zal de geschilpunten betreffende deze vier "Afwijkingen" hierna achtereenvolgens behandelen.
Afwijking 1: € 65.681,37 Betonreparaties aan de schampkanten
4.5.
Afwijking 1 heeft betrekking op betonreparaties die uitgevoerd dienden te worden aan de schampkanten. Tussen partijen is overleg gevoerd over de wijze van berekening van de daarmee gemoeide meerkosten. De gemeente heeft mede op basis van door [eiseres] aangeleverde informatie een kostenraming afgegeven. [eiseres] heeft aangegeven welke posten daar in haar visie nog aan dienden te worden toegevoegd. De gemeente heeft daar weer op gereageerd. Op enig moment is de discussie gestopt. [eiseres] kwam op een bedrag van € 178.940,47. De gemeente kwam op een bedrag van € 113.259,33. Het verschil bedraagt € 65.681,14. Dat bedrag heeft de gemeente onbetaald gelaten.
4.6.
Een en ander is samengevat in het als productie 1 bij conclusie van antwoord overgelegde schema. Dat dient gelezen te worden in combinatie met productie 15 bij dagvaarding. Bij die productie was het bijbehorende schema echter abusievelijk niet overgelegd. Dat is nadien alsnog door [eiseres] overgelegd als productie 37.
4.7.
Voor wat betreft Afwijking 1 betreft het voornaamste geschilpunt tussen partijen de door [eiseres] in rekening gebrachte toeslagen voor weekend- en nachtwerk.
4.8.
Samengevat stelt de gemeente zich op het volgende standpunt. Tijdens het startoverleg van 21 december 2015 heeft de gemeente een bestekwijziging opgedragen. In afwijking van paragraaf 01.13.06 heeft de gemeente medegedeeld dat de werkzaamheden aan de beide autotunnels op 4 april 2016 gereed dienen te zijn. Deze zouden in één aaneengesloten periode worden uitgevoerd. De bestekwijziging bracht mee dat alle werkzaamheden dienden plaats te vinden in de weekenden en 's nachts op werkdagen. Deze bestekwijziging is ook besproken tijdens de eerste bouwvergadering op 4 januari 2016. Hompert-Renes is tijdens de eerste bouwvergadering tevens verzocht uurtarieven, AK (Algemene Kosten) en W&R (Winst en Risico) voor de "gangbare activiteiten" aan de gemeente over te leggen, ten behoeve van de afrekening van meer- en minder werk. Naar aanleiding van de bestekwijziging heeft [eiseres] haar tarievenlijst van 28 januari 2016 opgesteld. Over die tarievenlijst hebben partijen overeenstemming bereikt. De gemeente mocht er tegen deze achtergrond van uitgaan dat weekend- en nachtwerk in de tarieven zelf was verdisconteerd en dat daar bovenop niet ook nog eens een toeslag in rekening zou worden gebracht. In de visie van de gemeente waren de in de overeengekomen tarievenlijst (productie 12 bij dagvaarding; hierna: de tarievenlijst) opgenomen overwerktoeslagen niet relevant voor de autotunnels. De gemeente is in haar visie dan ook niet gehouden de overwerktoeslagen van Afwijking 1 ten bedrage van € 37.790,64 aan [eiseres] te vergoeden.
4.9.
[eiseres] wijst erop dat uit de planning welke deel uitmaakt van de inschrijving en welke is opgesteld naar aanleiding van de eisen van de gemeente volgt dat fase 1 en fase 2 "gewoon" dagwerk betroffen. In de visie van [eiseres] is Afwijking 1 onder juiste hantering van de tarievenlijst correct berekend en is de gemeente de toeslagen verschuldigd.
4.10.
De rechtbank is op basis van hetgeen tijdens deze procedure is gesteld en gebleken van oordeel dat op het punt van de gehanteerde toeslagen het gelijk aan de zijde van [eiseres] ligt.
4.11.
Op de tarievenlijst zijn de te hanteren toeslagen (voor nacht- en weekendwerk) duidelijk aangegeven. Uit hetgeen door de gemeente is gesteld, is de rechtbank niet duidelijk geworden waarom de gemeente meent dat [eiseres] die toeslagen niet in rekening zou mogen brengen. De rechtbank wil aannemen dat betrokkenen aan de zijde van de gemeente er oprecht van overtuigd waren dat toepassing van de toeslagen niet aan de orde was, maar waar het om gaat is dat geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken waar uit kan worden afgeleid dat dit voor [eiseres] duidelijk diende te zijn. [eiseres] mocht er in de visie van de rechtbank op vertrouwen dat partijen waren overeengekomen dat die toeslagen in rekening mochten worden gebracht, uiteraard voor zover sprake was van meerwerk te verrichten gedurende intervallen waarop toeslagen van toepassing waren.
4.12.
Met betrekking tot de overige, kleinere, geschilpunten die tezamen de rest van het verschil kunnen verklaren tussen de "Totaal aanbieding aannemer" van € 178.940,47 van [eiseres] en de "Totaal raming opdracht" van € 113.259,33 van de gemeente (zie productie 1 bij conclusie van antwoord) hebben partijen de rechtbank voorafgaande aan de comparitie van partijen niet adequaat voorgelicht. De rechtbank heeft die visie ter comparitie aan de orde gesteld. Bij wijze van voorbeeld heeft de rechtbank ter zitting enkele details met partijen doorgenomen. Uit de discussie daarover bleek dat partijen in onvoldoende mate overleg hadden gevoerd over de relevante detailpunten. Naar de rechtbank veronderstelt mogelijk omdat het de grotere posten zijn die partijen werkelijk verdeeld houden. Tegen die achtergrond zal (ook) de rechtbank thans geen verdere tijd en aandacht meer besteden aan de onderhavige detailposten. De rechtbank zal haar visie geven op de grote posten die partijen verdeeld lijken te houden en partijen de gelegenheid bieden om - desgewenst - nadien voort te procederen over detailposten waarover thans nog geen beslissingen zullen worden genomen.
4.13.
De rechtbank concludeert dat ter zake van afwijking 1 in ieder geval een bedrag van € 37.790,64 exclusief BTW toewijsbaar is. Dat bedrag zal bij eindvonnis worden toegewezen. Voor wat betreft het meerdere zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld om (nogmaals) met elkaar in overleg te treden. Indien dat niet tot een oplossing leidt, kunnen partijen nadien desgewenst alsnog hun vordering ( [eiseres] ) bij conclusie na tussenvonnis en verweer (de gemeente) bij antwoordconclusie na tussenvonnis per detailpunt deugdelijk onderbouwd en (voor de rechtbank) begrijpelijk uiteen zetten. Daarna zal de rechtbank ook op die partijen verdeeld houdende punten beslissen.
Afwijking 9: € 49.439,07 Uitvoeringskosten door uitloop
4.14.
Afwijking 9 heeft betrekking op extra "vaste kosten" door een langere uitvoeringsduur van de werkzaamheden. Deze afwijking is overgelegd als productie 19 bij dagvaarding. Het aanbrengen van spuitmortel op het plafond heeft drie weekenden meer gevergd dan was voorzien. In de kiloprijs van de extra aan te brengen mortel waren niet alle meerkosten verdisconteerd. De niet verdisconteerde kosten betroffen bijvoorbeeld extra kosten voor tunnelwachten, bevoorrading, eten voor de spuitploegen en schoonmaak (zie ook productie 13 bij dagvaarding, pagina 3, regels 67 tot en met 76).
4.15.
De gemeente heeft eerst betwist dat er uitloop is geweest. De opleverdata zijn immers niet overschreden. Ter zitting is echter duidelijk geworden dat de gemeente niet betwist dat er extra uitvoeringskosten waren omdat er als gevolg van meerwerk op extra dagen diende te worden gewerkt. De gemeente heeft aangevoerd dat zij de daaruit voortvloeiende extra uitvoeringskosten tot een bedrag van € 66.000,- heeft vergoed, maar dat zij het meerdere betwist. Dat meerdere heeft [eiseres] in haar visie onvoldoende onderbouwd.
4.16.
Uit productie 19 bij dagvaarding blijkt dat [eiseres] ter zake van deze afwijking een bedrag van € 116.334,39 heeft gesteld en onderbouwd. De gemeente heeft een bedrag van € 66.895,32 erkend. Het verschil betreft € 49.439,07.
4.17.
Het verschil betreft voor een belangrijk deel toeslagen. De gemeente wenst die niet te betalen.
4.18.
De rechtbank is van oordeel dat de gemeente de toeslagen wel verschuldigd is omdat partijen dat in de visie van de rechtbank zijn overeengekomen. De rechtbank verwijst naar hetgeen bij de behandeling van Afwijking 1 is beslist.
4.19.
Een post van € 17.400,- betreft eten voor de medewerkers. De gemeente heeft erop gewezen dat in het bestek geen post met betrekking tot het verstrekken van maaltijden staat. [eiseres] heeft aangevoerd dat de daaraan verbonden kosten wel in haar calculatie waren begrepen. Daar was de inschrijving op gebaseerd. Voor wat betreft het meerwerk heeft [eiseres] erop gewezen dat de geaccordeerde kiloprijs van extra mortel uitdrukkelijk exclusief onder andere de post "eten voor de mannen (14,50 pp)" was ( zie "Afwijking 2", productie 13 bij dagvaarding, pagina 3, regel 76). De overige uitgezonderde posten (regels 69 tot en met 75) heeft de gemeente wel - al dan niet gedeeltelijk - apart als meerwerk vergoed. [eiseres] heeft aangevoerd dat zij de benadering van Afwijking 2 (een kiloprijs exclusief enkele apart genoemde posten) heeft gekozen in overleg met de kostendeskundige van de gemeente.
4.20.
De rechtbank is van oordeel dat de gemeente door Afwijking 2 te accorderen bij [eiseres] het vertrouwen heeft gewekt dat (ook) de post "eten voor de mannen (14,50 pp)" afzonderlijk als meerwerk in rekening mocht worden gebracht. De gemeente is die post derhalve verschuldigd.
4.21.
Op enkele detailposten van Afwijking 9 van meer ondergeschikte betekenis is de gemeente niet meer ingegaan. De rechtbank is van oordeel dat het verweer van de gemeente ten aanzien van die details, voor zover zij dat al heeft willen handhaven, onvoldoende is gemotiveerd.
4.22.
De rechtbank zal bij eindvonnis het bedrag van € 49.439,07 exclusief btw toewijzen.
Afwijking 21: € 459.951,38 Meer mortel westbuis en
Afwijking 24: € 238.549,80 Meer mortel oostbuis
4.23.
Afwijkingen 21 en 24 hebben betrekking op extra mortel die [eiseres] diende aan te brengen in beide tunnelbuizen. Dit betreft het voornaamste geschilpunt tussen partijen.
4.24.
In het bestek is uitgegaan van een bepaald aantal te behandelen m2 en een bepaalde aan te brengen laagdikte (3 mm) en daarmee van een bepaalde aan te brengen hoeveelheid mortel (op basis van 6 kg/m2). Tussen partijen is niet in geschil dat in werkelijkheid aanzienlijk meer mortel diende te worden aangebracht omdat gemiddeld een aanzienlijk dikkere laag dan de oorspronkelijk voorziene 3 mm diende te worden aangebracht. In dit verband is wederom van belang Afwijking 2, overgelegd als productie 13 bij dagvaarding.
4.25.
Afwijking 2 vermeldt onder meer het volgende:
"Korte omschrijving afwijking: Plafondafwerking. Meer verbruik afwerkmortel.
Toelichting op de afwijking: Bestek geeft aan: "rekenen met een afwerklaag van 3 mm". Werkelijk wordt het verbruik hoger. Dit ivm het niet vlak zijn van de ondergrond en veel "diepere" gedeelten.
Te nemen maatregel: Extra kilo's aanbrengen en deze verrekenen op basis van de ondergenoemde eenheidsprijs.
Aanvullende informatie: Na het aanbrengen van de voorspuitlaag en de afwerklaag, per tunnelbuis, wordt de totale hoeveelheid mortel bepaald. Het verschil tussen de bestekshoeveelheid (6 kg/m2) en de werkelijk aangebrachte hoeveelheid zal apart worden verrekend. Rest op besteksposten."
4.26.
Door middel van Afwijking 2 zijn partijen ter zake van dit meerwerk een verrekenprijs per kg overeengekomen van € 7,18 inclusief AK en W&R.
4.27.
[eiseres] heeft haar aanspraken op meerwerk, dat wil zeggen: de door haar ingediende Afwijkingen 21 en 24, vervolgens gebaseerd op de door haar leverancier aan haar geleverde hoeveelheden mortel. De gemeente heeft die aanspraken slechts ten dele gehonoreerd op basis van de in haar visie werkelijk aangebrachte hoeveelheid mortel, welke hoeveelheid zij heeft bepaald door uit te gaan van de werkelijk gemeten laagdikten.
4.28.
De rechtbank is van oordeel dat de benadering van de gemeente op dit punt juist is. Deze benadering sluit het beste aan bij het bestek (6 kg/m2 bij een laagdikte van 3 mm) en bij Afwijking 2 zoals deze door [eiseres] is geformuleerd ("verschil tussen de bestekshoeveelheid (6 kg/m2) en de werkelijk aangebrachte hoeveelheid zal apart worden verrekend").
4.29.
Alleen de benadering van de gemeente maakt bovendien reële controle op de opgave van het meerwerk door de aannemer mogelijk. Dat een opdrachtgever als de gemeente een dergelijke controlemogelijkheid wil hebben, ligt in de rede. Dat moet ook voor [eiseres] duidelijk zijn geweest. Voor de opdrachtgever is niet alleen relevant dat kan worden aangetoond welke hoeveelheid mortel is aangebracht, maar ook dat niet meer mortel wordt aangebracht dan in de gegeven omstandigheden noodzakelijk is. Het ligt dan ook in de rede dat de kwaliteit van de uitvoering van het werk dient te worden gemonitord.
4.30.
Onjuist acht de rechtbank de visie van [eiseres] dat zij niet gehouden was om diktemetingen in de tunnelbuizen uit te voeren en dat het haar vrij stond om de gebruikte hoeveelheid mortel "aan te tonen" op basis van (louter) haar inkoopadministratie met betrekking tot ingekochte mortel. De gemeente heeft er terecht op gewezen dat het bestek over de verplichtingen van de aannemer, voor zover hier relevant, het volgende vermeldt:
"56 12 04 UITVOERINGSPLAN
03 In aanvulling op het bepaalde in artikel 56.23.05 van de Standaard 2010 gelden ten behoeve van het uitvoeringsplan de volgende eisen:
a. De aannemer verricht, registreert en is verantwoordelijk voor alle keuringshandelingen en legt de gevonden waarden vast in de daartoe bestemde meetprotocollen.
b. Van het geaccepteerde uitvoeringsplan mag slechts worden afgeweken na verkregen schriftelijke toestemming van de directie."
en
"56 12 05 VERSLAGGEVING
01 De aannemer stelt dagelijks een meetverslag op van de laagdikte metingen en relatieve luchtvochtigheid en biedt dat de directie aan ter beoordeling en ter vrijgave van de volgende processtap."
4.31.
In strijd met haar verplichtingen jegens de gemeente (althans jegens Hompert-Renes en van Hompert-Renes jegens de gemeente) heeft [eiseres] met betrekking tot de westbuis de voorgeschreven laagdikte metingen niet verricht. Er is dan ook geen sprake van een registratie van laagdikte metingen op basis waarvan kan worden berekend welke (extra) hoeveelheid mortel is aangebracht.
4.32.
Met betrekking tot de oostbuis heeft [eiseres] op aandringen van de gemeente wel laagdikte metingen verricht en geregistreerd (zie productie 23 bij dagvaarding). [eiseres] pretendeert echter (ook) met betrekking tot de oostbuis recht op een veel omvangrijker meerwerkvergoeding dan logischerwijs gerechtvaardigd kan worden door het verschil in aangebrachte laagdikte ten opzichte van het bestek.
4.33.
[eiseres] meent dat zij niet alleen aanspraak kan maken op een meerwerkvergoeding voor extra aangebrachte hoeveelheid mortel, maar ook voor alle rebound (in de visie van partijen gemiddeld omstreeks 15%). De rechtbank acht die visie onjuist.
4.34.
Het bestek gaf [eiseres] geen aanspraak op enige extra vergoeding voor rebound. Indien de in het bestek voorziene laagdikte (3 mm) zou zijn opgebracht, zou dat geen aanspraak hebben gegeven op enigerlei extra vergoeding vanwege het feit dat omstreeks 15% van de ingekochte en verwerkte mortel niet kan worden aangebracht, maar na verwerking als rebound moet worden afgevoerd. Uitgangspunt van het bestek was een laagdikte van 3 mm en een daartoe aan te brengen hoeveelheid mortel van 6 kg/m2 over de te behandelen oppervlakte. Evident is dat om 6 kg/m2 aan te brengen door [eiseres] meer mortel zou dienen te worden ingekocht. Evenzeer is evident dat [eiseres] ter zake van die noodzakelijkerwijs extra in te kopen mortel geen aanspraak op een meerwerkvergoeding zou kunnen maken.
4.35.
De gemeente heeft de gemaakte afspraken over het meerwerk niet zo hoeven te begrijpen dat [eiseres] bij een grotere laagdikte dan 3 mm alsnog aanspraak zou kunnen maken op een substantiële extra vergoeding ter zake van niet alleen - zoals wel in de rede lag - de aangebrachte extra mm's laagdikte (de extra aangebrachte kg mortel), maar ook ter zake van rebound die inherent was aan iedere aangebrachte mm laagdikte inclusief de reeds in het bestek voorziene 3 mm.
4.36.
Tussen partijen werd afgesproken dat het verschil tussen de bestekshoeveelheid (3 mm dik en daarmee in de visie van de opstellers van het bestek 6 kg/m2) en de werkelijk aangebrachte hoeveelheid zou worden verrekend tegen de overeengekomen verrekenprijs van € 7,18 per kg inclusief AK & W&R. De gemeente mocht er in de gegeven omstandigheden op vertrouwen dat de strekking van deze afspraak was dat zij naar evenredigheid op basis van die verrekenprijs zou dienen bij te betalen voor de op basis van de meetverslagen aantoonbaar extra aangebrachte kg mortel ten opzichte van het bestek. Het lag in de rede dat die als meerwerk te verrekenen extra aangebrachte kg mortel zouden kunnen worden bepaald, althans gecontroleerd op basis van de ingevolge het bestek door de aannemer uit te voeren en te registreren laagdikte metingen. De gemeente hoefde er geen rekening mee te houden dat [eiseres] de afspraak zo zou willen interpreteren dat de gemeente iedere door [eiseres] ingekochte kg mortel tegen de verrekenprijs zou moeten afrekenen en dat daar slechts op in mindering zou komen de in het bestek voorziene aan te brengen hoeveelheid (3 mm dik en 6 kg/m2 over de oppervlakte) exclusief rebound.
4.37.
Dat [eiseres] met betrekking tot de oostbuis ter zake van "meer mortel" op basis van de door de rechtbank juist geachte uitgangspunten nog aanspraak kan maken op enigerlei bijbetaling door de gemeente kan de rechtbank niet afleiden uit de stellingen van [eiseres] . Voor zover de vordering voortvloeit uit Afwijking 24 zal deze derhalve worden afgewezen.
4.38.
Met betrekking tot de westbuis heeft de gemeente als volgt gereageerd op de door [eiseres] ingediende Afwijking 21 (zie productie 24 bij dagvaarding):
"Bij deze de reactie van de OG m.b.t. ingediende afwijking verbruik mortel westbuis nr. 21
OG heeft na aangeven op eerste bouwvergadering hoe e.e.a. te monitoren m.b.t. verbruik een afgewogen beslissing gemaakt over welk geclaimd bedrag reëel is. Aannemer heeft leveringsbonnen aangeleverd. OG heeft aangegeven hier niets mee te kunnen, aannemer is eigen kwaliteitsborging m.b.t. hoeveelheden totaal uit het oog verloren.
OG heeft gemeten gebruik gehanteerd van de ingediende lijsten van de oostbuis, de enige manier om te toetsen. Dit verbruik wordt door de aannemer in de oostbuis op aandringen van OG gemonitord en op een juiste wijze geregistreerd. Aannemer heeft meetlijsten ingediend van beide weekenden te weten weekend 20/21 en 27/28 februari. In beide weekenden zijn er in totaal 489 metingen uitgevoerd om aangebrachte laagdikte te monitoren. In meer/minderwerk overleg dd: 27-01-016 zijn tarieven overeengekomen zoals kiloprijs van afw. 02. Op 15-02-2016 is de tarievenlijst goedgekeurd met daarin een aannemersvergoeding van 5% en AK&WR 12%
Uitgangspunt is dat schade in de oostbuis na eerste werkzaamheden als vele malen groter is beschouwd door beide partijen.
Oppervlakte plafond volgens bestekspost 130110 6900 m2
Werkelijke oppervlakte plafond 1070 m1 x 6,4 m1 = 6.848,00 m2
minus oppervlakte ventilatie sleuven = 43,80 m2
Minus oppervlakte inrij verlichting = 17,50 m2
Totaal behandeld oppervlak met mortel = 6.787,00 m2
Verrekenprijs overeengekomen in afw. 02 = € 07,18 Kg incl. AK&WR
Gemeten laagdikte volgens rapportage van aannemer in de oostbuis 4,6 mm op 489 metingen.
Per mm laagdikte wordt 2 Kg verwerkt.
Per aangebrachte m2 wordt dan 9,2 Kg mortel aangebracht.
Te verrekenen door opdrachtgever:
(6787,00 m2 x 9,2 Kg) x € 07,18 Kg = € 448.322,07
Aannemersvergoeding 5% = € 22.416,10 volgens visi bericht 008 (tarievenlijst) dd: 15/02/2016
Totaal te verrekenen = € 470.738.17"
4.39.
De rechtbank acht deze benadering door de gemeente in de gegeven omstandigheden niet ongerechtvaardigd. Daar doet niet aan af dat [eiseres] stelt dat volgens haar de schade in de westbuis juist groter was dan in de oostbuis en dat zij volgens haar inkoopadministratie meer mortel in de westbuis heeft verwerkt dan in de oostbuis. Dat [eiseres] ter zake van de te verrichten laagdikte metingen in de westbuis niet aan haar verplichtingen heeft voldaan, komt voor haar rekening. Ook met betrekking tot de westbuis kan de rechtbank uit de stellingen van [eiseres] derhalve niet afleiden dat zij nog aanspraak kan maken op enigerlei bijbetaling door de gemeente. Ook voor zover de vordering voortvloeit uit Afwijking 21 zal deze worden afgewezen.
4.40.
De belangrijkste geschilpunten tussen partijen zijn hiermee beslist. Het ligt in de rede dat partijen thans met elkaar in overleg treden om al dan niet in het verlengde daarvan te trachten een regeling in der minne tot stand te brengen, dan wel dat de meest gerede partij de visie van de rechtbank desgewenst in hoger beroep voorlegt aan het Gerechtshof te Den Haag. Daartoe zal de rechtbank de mogelijkheid van tussentijds hoger beroep open stellen.
4.41.
Zodra partijen in deze instantie wensen voort te procederen zullen zij zich bij conclusie en antwoordconclusie dienen uit te laten als hiervoor onder 4.13 bedoeld. Daartoe zal de rechtbank de zaak naar de rol verwijzen op een termijn van zes weken.
4.42.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van 31 juli 2019 voor conclusie na tussenvonnis aan de zijde van [eiseres] ;
5.2.
verstaat dat de gemeente bij antwoordconclusie na tussenvonnis zal mogen reageren;
5.3.
stelt de mogelijkheid van tussentijds hoger beroep tegen dit tussenvonnis open;
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2019.
[1729;
2221]