Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Stichting Humanitas,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 juni 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoekster] tegen Stichting Humanitas. [verzoekster] verzoekt de kantonrechter om Humanitas te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding, primair op basis van de Kolomuitspraak van de Hoge Raad, en subsidiair om Humanitas te verplichten haar arbeidsovereenkomst op te zeggen. De procedure begon met de indiening van het verzoekschrift op 25 februari 2019, gevolgd door een verweerschrift van Humanitas op 29 april 2019. De mondelinge behandeling vond plaats op 10 mei 2019, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [verzoekster] is sinds 1984 in dienst bij Humanitas en is sinds 11 april 2016 volledig arbeidsongeschikt. Humanitas heeft de loonbetaling gestaakt na 104 weken loondoorbetaling bij ziekte, waardoor er sprake is van een slapend dienstverband. [verzoekster] vraagt een transitievergoeding van € 69.269,00 bruto, gebaseerd op een einddatum van de arbeidsovereenkomst op 1 juli 2019, of € 65.211,00 bruto als de einddatum op 1 mei 2018 wordt gesteld.
De kantonrechter overweegt dat de Kolomuitspraak van de Hoge Raad niet van toepassing is op de situatie van [verzoekster], omdat er geen sprake is van een gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter concludeert dat Humanitas niet verplicht is om [verzoekster] een transitievergoeding te betalen, omdat zij volledig arbeidsongeschikt is en er geen substantiële en structurele vermindering van de arbeidstijd is. Het verzoek tot opzegging van de arbeidsovereenkomst wordt ook afgewezen, omdat de wet de werkgever niet verplicht om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. De kantonrechter wijst het verzoek van [verzoekster] af en bepaalt dat ieder van de partijen de eigen kosten van de procedure draagt.