ECLI:NL:RBROT:2019:4903

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 mei 2019
Publicatiedatum
19 juni 2019
Zaaknummer
10 / 554131 / HA ZA 18-654
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contractuele boete in geschil over koop en levering van schoolgebouwen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de nakoming van een overeenkomst tot koop en levering van schoolgebouwen. De overeenkomst werd op 12 januari 2017 gesloten, waarbij [eiseres] de schoolgebouwen voor een totaalbedrag van € 2.500.000,00 zou kopen. De overdracht zou plaatsvinden op 14 februari 2017. Echter, [gedaagde] heeft de panden niet geleverd en heeft op 16 januari 2017 aan [eiseres] meegedeeld dat zij zich gedwongen voelde de overeenkomst te beëindigen, onder druk van de gemeente Rotterdam. [eiseres] heeft [gedaagde] in gebreke gesteld en aanspraak gemaakt op een contractuele boete van € 500.000,00, zoals vermeld in artikel 14 lid 7 van de overeenkomst.

De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door de panden niet tijdig te leveren. De rechter concludeerde dat de overeenkomst niet op 16 of 20 januari 2017 was ontbonden, zoals door [eiseres] was gevorderd. De vordering van [eiseres] tot betaling van de contractuele boete werd toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding. De vordering van [gedaagde] in reconventie werd afgewezen, en [gedaagde] werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van partijen onder de overeenkomst en de gevolgen van het niet nakomen daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Rotterdam
Zaak-/rolnummer: 10 / 554131 / HA ZA 18-654
Vonnis van 22 mei 2019
in de zaak van
[eiseres]
,
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. J.G.M. de Koning te Amsterdam,
tegen
[gedaagde]
,
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. Ü. Arslan te Den Haag.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres] ” en “ [gedaagde] ”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de rechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 29 juni 2018, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties;
  • de brief van 17 oktober 2018 van de griffier, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de voorafgaande aan de comparitie van partijen aan de zijde van [eiseres] overgelegde conclusie van antwoord in reconventie;
  • het proces-verbaal van de op 9 november 2018 gehouden comparitie van partijen.
1.2
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
Tussen partijen is op 12 januari 2017 een overeenkomst gesloten (hierna: de overeenkomst) met betrekking tot de koop door en levering aan [eiseres] van de schoolgebouwen gelegen aan de [adres 1] , [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] , [adres 5] en de [adres 6] en 3 te Rotterdam (hierna: de panden). De koopprijs bedroeg in totaal
€ 2.500.000,00. De overdracht van de panden bij de notaris zou conform artikel 1 van de overeenkomst plaatsvinden op 14 februari 2017.
2.2
Artikel 14 lid 7 van de overeenkomst luidt - voor zover thans van belang - als volgt:
“In geval van in gebreke blijven door de koper of verkoper om de verplichting die uit deze overeenkomst voortvloeien (…) na te komen waardoor deze overeenkomst wordt ontbonden, is de ingebreke gestelde partij verplicht tot het betalen van een boete
ad vijfhonderdduizend euro aan de andere partij.”
2.3
Op 16 januari 2017 heeft een vergadering tussen partijen plaatsgevonden. Van die vergadering heeft [gedaagde] notulen opgesteld, die op 20 januari 2017 aan [eiseres] zijn verzonden. In die notulen is - voor zover thans van belang - het volgende vermeld:
“(…)
  • [gedaagde] (…) is informing you that due to the rejection of the municipality of Rotterdam to the transaction, the foundation is forced to terminate the agreement with [eiseres] (…) regarding the selling of the building (…).
  • [eiseres] (…) has confirmed that they will exercise their rights that are mentioned in the agreement (penalty of EUR 500.000,-- five hundred thousand euro).
  • [eiseres] (…) is demanding a compensation for expenses.
  • [eiseres] will consult the legal adviser and the accountant.
  • [eiseres] will arrange a meeting with [gedaagde] (…) to sign the termination agreement after meeting their demands by the Foundation. (…)”
2.4
Na 20 januari 2017 heeft er (op Schiphol) nog een vergadering tussen partijen plaatsgevonden en hebben partijen getracht een minnelijke regeling te treffen. Daarin zijn partijen echter niet geslaagd.
2.5
[gedaagde] heeft de panden niet aan [eiseres] geleverd.
2.6
Bij brief van 30 april 2018 heeft [eiseres] [gedaagde] in gebreke gesteld en haar gesommeerd de in artikel 14 lid 7 van de overeenkomst bedoelde boete van € 500.000,00 te betalen.
[gedaagde] is niet tot betaling van die boete overgegaan.
2.7
[eiseres] heeft op 4 mei 2018 met verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank conservatoir beslag gelegd op de panden.

3.De stellingen van partijen in conventie

De vordering
3.1
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
a. te verklaren voor recht dat de overeenkomst op 16 januari 2017 dan wel op 20 januari 2017 is ontbonden;
b. [gedaagde] te veroordelen aan [eiseres] te betalen de contractuele boete, althans een door de rechter vast te stellen boete, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der ontbinding van de overeenkomst;
c. [gedaagde] te veroordelen aan [eiseres] te betalen de door [eiseres] geleden schade inclusief wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, welke schade gespecificeerd wordt ter comparitie van partijen;
subsidiair:
te verklaren voor recht dat de overeenkomst ontbonden is middels het instellen van de dagvaarding;
meer subsidiair:
de overeenkomst te ontbinden;
alles met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2
Aan haar vordering heeft [eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
[gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, doordat zij in gebreke is gebleven met de levering van de panden aan [eiseres] , waartoe [gedaagde] op grond van de overeenkomst gehouden was. [gedaagde] heeft tijdens de vergadering van 16 januari 2017 aan [eiseres] meegedeeld dat zij zich onder druk van de gemeente Rotterdam gedwongen voelde om de overeenkomst te ontbinden. De overeenkomst is dan ook op 16 januari 2017 dan wel op 20 januari 2017, toen [eiseres] de notulen van [gedaagde] van de bespreking op eerstgenoemde datum ontving, door [gedaagde] ontbonden. [eiseres] maakt op grond van artikel 14 lid 7 respectievelijk artikel 14 lid 1 van de overeenkomst aanspraak op zowel de contractuele boete van € 500.000,00 als op schadevergoeding. Voorts maakt [eiseres] aanspraak op vergoeding van de wettelijke rente.
Het verweer
3.3
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van [eiseres] in haar vordering dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van [eiseres] in de proces- en nakosten. [gedaagde] heeft daartoe het volgende - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aangevoerd.
Na het sluiten van de overeenkomst tussen partijen, heeft de gemeente Rotterdam aan
[gedaagde] meegedeeld dat zij die verkoop ongewenst en onverantwoord acht, gezien de banden die [eiseres] heeft met een salafistische organisatie. [gedaagde] voelde zich daardoor genoodzaakt om de overeenkomst te beëindigen en heeft dat tijdens het overleg van
16 januari 2017 aan [eiseres] kenbaar gemaakt. [gedaagde] heeft de overeenkomst toen (of op
20 januari 2017) echter niet ontbonden. Dat is ook niet als zodanig in de notulen van die vergadering vermeld. [gedaagde] is de contractuele boete dan ook niet verschuldigd geraakt. Het klopt wel dat er geen opschortende of ontbindende voorwaarde in de overeenkomst is opgenomen, maar dat neemt niet weg dat in artikel 14 lid 6 van de overeenkomst is vermeld dat het ter beoordeling van de notaris is om te bepalen of de overeenkomst door partijen correct is nagekomen.

4.De stellingen van partijen in reconventie

De vordering
4.1
In reconventie heeft [gedaagde] gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres] te veroordelen aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 500.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag waarop [eiseres] in verzuim is tot en met de dag der algehele voldoening, en [eiseres] te gebieden het conservatoir beslag onder [gedaagde] ongedaan te maken, met veroordeling van [eiseres] in de proces- en nakosten.
4.2
Aan haar vordering in reconventie heeft [gedaagde] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
[gedaagde] heeft na 20 januari 2017 geprobeerd om de (toen nog bestaande) overeenkomst nieuw leven in te blazen en [eiseres] de mogelijkheid geboden om de panden alsnog af te nemen. Aangezien [eiseres] daar geen gebruik van heeft gemaakt en zij als gevolg van het niet tijdig storten van de overeengekomen waarborgsom dan wel het stellen van een bankgarantie in de zin van artikel 4 lid 1 respectievelijk lid 2 van de overeenkomst, zelf tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, heeft [gedaagde] de overeenkomst uiteindelijk op 16 september 2017 ontbonden. Gelet daarop maakt [gedaagde] op grond van artikel 14 lid 7 van de overeenkomst aanspraak op de boete van € 500.000,00.
Het verweer
4.3
[eiseres] heeft de vordering van [gedaagde] gemotiveerd bestreden en heeft geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Op hetgeen [eiseres] in het kader van haar verweer heeft aangevoerd wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling van de vorderingen

In conventie en reconventie
5.1
Gelet op de samenhang tussen de beide vorderingen ziet de rechter aanleiding deze gezamenlijk te behandelen.
5.2
Voorop gesteld moet worden dat partijen het erover eens zijn dat [gedaagde] op 16 januari 2017, derhalve slechts enkele dagen nadat partijen de overeenkomst van 12 januari 2017 hadden gesloten, aan [eiseres] heeft meegedeeld dat zij de panden (toch) niet aan [eiseres] zou leveren en dat [gedaagde] zich gedwongen voelde de overeenkomst te beëindigen. Als gevolg daarvan heeft de overdracht van die panden bij de notaris op 14 februari 2017 geen doorgang gevonden. Dit leidt ertoe dat [gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat zij vanaf 16 januari 2017 in verzuim is. Dat de (burgemeester van de) gemeente Rotterdam mogelijk druk heeft uitgeoefend op [gedaagde] om de verkoop en levering van de panden aan [eiseres] niet te laten plaatsvinden, is een omstandigheid die in de (rechts)verhouding tussen [eiseres] en [gedaagde] voor rekening en risico van [gedaagde] komt. Het stond [gedaagde] jegens haar contractspartij [eiseres] niet vrij om de overdracht te blokkeren. [eiseres] heeft overigens ter comparitie van partijen uitdrukkelijk betwist dat zij een salafistische organisatie is. In de overeenkomst is geen enkele opschortende of ontbindende voorwaarde opgenomen, op grond waarvan [gedaagde] nog onder de levering van de panden uit had kunnen komen. De rechter gaat voorbij aan het eerst ter zitting door
gevoerde verweer dat het aan de notaris is om te bepalen of de overeenkomst door partijen al dan niet correct is nagekomen. Niet alleen heeft [gedaagde] geen (rechts)gevolgen verbonden aan dat verweer, vastgesteld moet worden dat het in het onderhavige geval duidelijk is dat [gedaagde] degene is die tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door de panden in strijd met de overeenkomst niet aan [eiseres] te leveren.
5.3
Niet kan echter worden gezegd dat [gedaagde] de overeenkomst op 16 januari 2017 (dan wel op 20 januari 2017) heeft ontbonden. De daarop gerichte vorderingen van [eiseres] worden daarom afgewezen. Dat is ook niet met zoveel woorden vermeld in de notulen van de bespreking van 16 januari 2017. Dat de overeenkomst op één van de voormelde data ontbonden zou zijn verhoudt zich ook niet met de op 16 januari 2017 tussen partijen gemaakte afspraak dat nog een nader overleg tussen hen zou plaatsvinden teneinde een minnelijke regeling te treffen en een beëindigingsovereenkomst te sluiten, zoals uitdrukkelijk in de notulen is neergelegd. Dat overleg heeft ook daadwerkelijk plaatsgevonden. Weliswaar zijn partijen er bij die gelegenheid niet in geslaagd om een beëindigingsovereenkomst te sluiten, maar dat neemt niet weg dat tijdens dat gesprek gebleken is dat [gedaagde] niet zou leveren. [eiseres] maakte geen aanspraak meer op nakoming door [gedaagde] en was ook niet gehouden om de panden alsnog af te nemen, voor zover
een dergelijk voorstel op enig moment nog zou hebben gedaan. Niet in geschil tussen partijen is immers dat de overeengekomen overdrachtsdatum van 14 februari 2017 toen al (ruimschoots) verstreken was. [eiseres] was daardoor bevrijd van haar verplichtingen uit hoofde van die overeenkomst. Dat geldt echter (zeker) niet voor [gedaagde] . Partijen verschillen er niet over van mening dat [eiseres] zich uitdrukkelijk het recht heeft voorbehouden met betrekking tot haar aanspraak op de contractuele boete van € 500.000,00, zoals neergelegd in artikel 14 lid 7 van de overeenkomst. [gedaagde] heeft dat ook expliciet in de notulen van 16 januari 2017 vastgelegd. [eiseres] heeft op geen enkele wijze afstand gedaan van haar recht op de boete als gevolg van het tekortschieten van [gedaagde] .
5.4
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de door [eiseres] op grond van artikel 14 lid 7 van de overeenkomst gevorderde boete van € 500.000,00 zal worden toegewezen. Dit leidt er tevens toe dat geen grond bestaat voor de door [gedaagde] in reconventie gevorderde boete, zodat die vordering wordt afgewezen. Nu de overeenkomst is geëindigd door aan [gedaagde] toe te rekenen omstandigheden en zij niet heeft voldaan aan haar verplichting om de panden (tijdig) te leveren was [eiseres] niet langer gehouden om de waarborgsom te voldoen dan wel een bankgarantie te stellen. [eiseres] is dan ook niet tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Het voorgaande leidt er tevens toe dat [eiseres] op goede gronden tot beslaglegging, met verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, is overgegaan. De vordering van [gedaagde] tot ongedaanmaking van dat beslag is daarom evenmin toewijsbaar.
5.5
Nu hiervoor reeds is overwogen dat de overeenkomst niet is ontbonden, is de door [eiseres] gevorderde rente over de boete vanaf de ontbindingsdatum niet toewijsbaar. De rente zal daarom als onweersproken worden toegewezen vanaf de dag der dagvaarding.
5.6
Nu de door [eiseres] gevorderde (verdere) schade ook ter comparitie van partijen op geen enkele wijze door haar is onderbouwd, wordt de daarop gerichte vordering -nog afgezien van het verweer daartegen van [gedaagde] - afgewezen.
5.7
Hetgeen verder nog door partijen is aangevoerd, kan tot geen ander oordeel leiden en behoeft daarom geen (nadere) bespreking.
5.8
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie en reconventie.

6.De beslissing

De rechtbank:
in conventie:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen de contractuele boete van
€ 500.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 3.946,00 aan griffierecht, € 81,00 aan overige verschotten en € 6.198,00 aan salaris voor de advocaat, genoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente
ex artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na de uitspraak van het vonnis tot de dag der algehele voldoening;
in reconventie:
wijst de vordering van [gedaagde] af;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 1.549,50 aan salaris voor de advocaat, genoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na de uitspraak van het vonnis tot de dag der algehele voldoening;
in conventie en reconventie:
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken op
22 mei 2019.
2248