Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
DE STAAT DER NEDERLANDEN,(Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat),
1.Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 25 oktober 2018, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 13 december 2018 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- de aantekening dat op 22 februari 2019 de comparitie van partijen is gehouden.
2.De vaststaande feiten
Ten tijde van de aanrijding was desbetreffende slagboom ( aanrijboom ) volledig gedaald.
Toen de afrijbomen aan het dalen waren ( kan alleen als de aanrijbomen volledig gedaald zijn ) , zag ik een auto vanuit de richting Zwijndrecht door het rode licht en daarna de slagboom eruit rijden.
Ik heb daarna de noodstopknop gebruikt om het openingsproces af te stoppen. […]”
De slagboom ( aanrijrichting ) lag al helemaal horizontaal ten aanzien van het wegdek, voordat [eiser] hem raakte.
De andere slagbomen (afrijdende richting ) waren zelfs al voor driekwart gedaald.”
“Op de dag van het ongeval reed ik een paar auto’s achter [eiser] [ [eiser] ], en heb het ongeluk zien gebeuren. Ik vond het raar dat het verkeer ineens remde op de brug omdat er geen signalering in werking was dat de brug in werking zou treden, wat normaal al bij de voorgaande rotonde zichtbaar is door middel van waarschuwingslichten.
Ik ken het toedoen van het ongeluk niet, wat ik wel aangeef in deze verklaring is dat ik geen waarschuwingslichten heb gezien alvorens de brug in werking trad, en daarom de bomen dicht gingen. […]”
“Ik heb alleen de werkbon van het vervangen van de afsluitboom.
Daarnaast heb ik navraag gedaan bij mijn collega en die vertelde mij dat hij het nog kon herinneren.
Maar hij bijna 100% zeker weet dat de seinen gewoon branden.
Daarnaast als dat niet zo geweest was hadden mijn collega’s dit op de bon gemeld en hadden wij ook het sein/seinen moeten vervangen.
De week na dit ongeval hebben wij zelf ook nog onderhoud uitgevoerd op de stadsbrug Dordrecht vanuit de werkbonnen van mijn collega’s kan ik ook daaruit opmaken dat er geen seinen kapot zijn.”
3.De vordering, de grondslag en het verweer
4.De beoordeling van het geschil
Gelet op al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] zijn stelling dat het waarschuwingssysteem van de Oude Stadsbrug op 22 januari 2017 omstreeks 9:12 uur niet naar behoren heeft gefunctioneerd, tegenover de gemotiveerde betwisting door De Staat onvoldoende heeft onderbouwd. Reeds hierom is het gestelde onrechtmatig handelen aan de zijde van De Staat niet komen vast te staan en kan de vordering niet worden toegewezen. In het midden kan dus blijven of op De Staat een risico-aansprakelijkheid rust, zoals door [eiser] bepleit, of ‘slechts’ een schuldaansprakelijkheid, zoals De Staat heeft betoogd.