ECLI:NL:RBROT:2019:4841

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juni 2019
Publicatiedatum
18 juni 2019
Zaaknummer
10/700065-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Bezit stroomstootwapen, diefstal met geweld (kwetsbare slachtoffers) en diefstal uit een woning d.m.v. valse sleutel. Verminderd toerekeningsvatbaar. Jeugddetentie.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 juni 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2002, die zich schuldig had gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het bezit van een stroomstootwapen en diefstal met geweld. De verdachte was ten tijde van de feiten 16 jaar oud en was preventief gedetineerd in RJJI De Hartelborgt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, wat invloed had op de strafmaat. De officier van justitie had een jeugddetentie van 180 dagen geëist, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals begeleiding door de jeugdreclassering en deelname aan hulpverleningstrajecten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar de feiten die bewezen zijn verklaard, betroffen onder andere een gewelddadige diefstal op de openbare weg en een woninginbraak met gebruik van een valse sleutel. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waarbij de rechtbank de vorderingen van enkele benadeelden heeft afgewezen of niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt de noodzaak van begeleiding en behandeling voor de verdachte, gezien zijn achtergrond en de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/700065-19
Datum uitspraak: 4 juni 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2002,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in RJJI De Hartelborgt,
raadsvrouw: mr. F. el Makhtari, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 21 mei 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als deze inhouden dat de verdachte zijn medewerking moet verlenen aan School2Care of Urban Skillsz en hij zich onder behandeling zal stellen van De Waag;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1. (10/240731-18)
hij op 27 november 2018 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, te weten een stroomstootwapen, voorhanden heeft gehad.
3.
hij op 19 januari 2019 te Rotterdam op de openbare weg, Metroplein, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee telefoons, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] [* 2007] en/of [naam slachtoffer 2] [* 2006], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [naam slachtoffer 1] en die [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welk geweld bestond uit het
- slaan in/tegen de buik van die [naam slachtoffer 1] en
- slaan en/of stompen in het gezicht van die [naam slachtoffer 2] en
- losrukken en/of lostrekken van die telefoons.
4.
hij in de periode van 7 februari 2019 tot en met 8 februari 2019 te Rotterdam
in of uit een woning, gelegen aan de [adres delict] , tezamen en in vereniging met een ander , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een televisie en
eenverblijfsvergunning en een verzekeringspasje, toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , zulks nadat hij, verdachte, en zijn mededader, die weg te nemen goederen onder hun bereik hadden gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door middel van een sleutel, tot het gebruik waarvan, hij, verdachte, en zijn mededader niet gerechtigd waren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
3.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
4.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een stroomstootwapen voorhanden gehad. Daarnaast heeft hij zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Hierdoor heeft hij de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, hun eigendomsrecht en hun recht zich ongestoord en veilig op te houden op de openbare weg geschonden. De twee zeer jonge slachtoffers, ten tijde van het feit waren zij 11 en 12 jaar, hebben de beroving als traumatisch ervaren, wat ook blijkt uit de toelichting bij de civiele vorderingen: de beroving heeft een zeer grote impact gehad op hun leven.
Ten slotte heeft de verdachte een woninginbraak gepleegd. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Bovendien zijn woningen bij uitstek de plaats waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Het is zeer kwalijk dat de verdachte door het plegen van de inbraak dit gevoel van veiligheid heeft aangetast. Bij al deze feiten was de verdachte 16 jaar oud.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 mei 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 mei 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte woont bij zijn moeder. De vader woont in Marokko en is niet betrokken. Het gezin heeft veel gemaakt. Zo hebben zij moeten onderduiken uit angst voor een meerderjarige broer met psychiatrische problemen en de moeder is ernstig ziek. Over de schoolgang van de verdachte bestaan ernstige zorgen. Hij liet zelfbepalend gedrag zien en kwam te laat of ging eerder weg. Recent is getracht nachtdetentie op te starten met schoolgang op het Albeda College, zijn oude school, maar al na een dag heeft de verdachte zich niet aan de regels gehouden en is de nachtdetentie stopgezet. Er zijn hiernaast zorgen over de vrijetijdsbesteding, zijn relaties, zijn attitude, agressie en vaardigheden. Op dit moment acht de Raad het nodig dat zo spoedig mogelijk hulp wordt ingezet voor de verdachte en dat het gezinssysteem wordt ondersteund. Het civiele kader moet zo snel mogelijk prevaleren. Oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie is nodig om te zorgen voor externe sturing zodat hij zich aan de regels in de maatschappij zal houden.
De Raad schat het risico op recidive in als hoog en adviseert aan de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen welke gelijk is aan het voorarrest, en tevens een voorwaardelijke jeugddetentie met de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zijn medewerking verleent aan School2Care en aan de hulpverlening die volgens het psychologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, (hierna: te noemen JBRR) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 mei 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft onvoldoende zicht in oorzaak en gevolg. De verdachte is niet meer welkom op zijn oude school, daar de Entree Plus opleiding door de school meer passend wordt geacht. Mogelijk kan de verdachte terecht bij School2Care. De verdachte heeft veel meegemaakt, om deze reden wordt individuele psychologische behandeling noodzakelijk geacht om het risico op toekomstig risicovol of delinquent gedrag te beperken en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling.
Volgens JBRR is sprake van een delictpatroon. Geadviseerd wordt om aan de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen welke gelijk is aan het voorarrest, en tevens een voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zijn medewerking verleent aan School2Care en dat hij zich onder behandeling stelt bij De Waag of een soortgelijke instelling.
Mevrouw [naam vertegenwoordigster] van JBRR heeft ter zitting medegedeeld dat er veel zorgen zijn rondom de verdachte. Deze zien onder meer op de sociaal emotionele ontwikkeling, zijn attitude, omgang met antisociale jongeren, beïnvloedbaarheid, inzicht in oorzaak en gevolg en het adequaat uiten van emoties. Het is van belang dat de verdachte met regelmaat naar school gaat en goede begeleiding ontvangt. Op 23 mei 2019 zal een kennismakingsgesprek plaatsvinden bij School2Care. Indien een traject bij School2Care niet haalbaar blijkt, kan de verdachte naar Urban Skillsz of de Entree Plus opleiding. Behandeling bij De Waag is daarnaast nodig om met name leren om te gaan met de gedragsproblematiek.
Psycholoog mw. L. Heukelom heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd
16 mei 2019. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersing- of andere gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. De verdachte is zelfbepalend en heeft moeite zich aan regels te conformeren. Vanuit de opvoedsituatie is er onvoldoende aansturing en toezicht. Voortkomend uit de stoornis en gebrekkige ontwikkeling dragen het opstandige en zelfbepalende gedrag van de verdachte in negatieve zin bij aan het risico op toekomst (gewelddadig) delinquent gedrag. Indien bewezen wordt geadviseerd de verdachte het ten laste gelegde verminderd toe te rekenen. Deelname aan School2Care in combinatie met individuele psychologische behandeling (gericht op het verwerken van ingrijpende gebeurtenissen, zicht krijgen op emoties, het verbeteren van coping vaardigheden en leren de juiste keuzes te maken) wordt geadviseerd om de kans op toekomst (gewelddadig) delinquent gedrag te kunnen beperken en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van psycholoog gedragen worden door haar bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de jeugdreclassering bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] , ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 517,82 aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] , ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 250,– aan materiële schade en een bedrag van € 250,– aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 3] , ter zake van het onder 3 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 600,– aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 4] , ter zake van het onder 3 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 214,– aan materiële schade en een bedrag van € 700,– aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente. Voorts heeft de benadeelde partij vergoeding van de proceskosten à € 145,– gevorderd.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 5] , ter zake van het onder 4 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 40,– aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, nu de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van de benadeelde partijen [naam benadeelde 3] en [naam benadeelde 4] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schade dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 500,–. Daarnaast is de door [naam benadeelde 4] gevorderde materiële schade voor toewijzing vatbaar. Ten slotte is ook de door de benadeelde partij [naam benadeelde 5] gevorderde schade voor toewijzing vatbaar, aldus de officier van justitie.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie. Met betrekking tot de benadeelde partijen [naam benadeelde 3] en [naam benadeelde 4] is verzocht de gevorderde schade te matigen, nu de verdachte geen inkomsten heeft en derhalve de moeder de betaling voor haar rekening zal moeten nemen. Ten slotte is verzocht de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 5] af te wijzen, nu deze niet is onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] zullen in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
De door de benadeelde partij [naam benadeelde 4] gevorderde schade zal worden afgewezen, gelet op het feit dat de gevorderde schade reeds is toegewezen in een andere zaak van de medeverdachte [naam medeverdachte] , zonder hoofdelijkheidsclausule.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3] door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,–, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 5] door het onder 4 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de door de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
De verdachte hoeft geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij [naam benadeelde 4] .
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 3] een schadevergoeding betalen van
€ 500,– vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 5] een schadevergoeding betalen van € 40,– vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen;
bepaalt dat
een gedeelte van de jeugddetentie groot 60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde door de jeugdreclassering worden gegeven, het traject van School2Care, Urban Skillsz of de Entree Plus opleiding en behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling daaronder begrepen;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie;
verklaart de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
wijst af de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 4] nu deze vordering is toegewezen in de zaak van de medeverdachte [naam medeverdachte] ;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3] , te betalen een bedrag van
€ 500,– (zegge: vijfhonderd euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
wijst af het resterende deel van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] ;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 5] , te betalen een bedrag van
€ 40,– (zegge: veertig euro),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
7 februari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen [naam benadeelde 3] en [naam benadeelde 5] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] te betalen
€ 500,–(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 5] te betalen
€ 40,–(hoofdsom,
zegge: veertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
7 februari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.J. Stalenberg, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. C.N. Melkert en M.E. van der Zouw, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V. de Roo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juni 2019.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 november 2018 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, te weten een stroomstootwapen, voorhanden heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode 21 november 2018 tot en met 03 december 2018 te Rotterdam
uit/in een kleedkamer van Sportvereniging [naam sportvereniging] ,
op een of meerdere tijdstippen, meermalen, telkens een of meerdere gsm’s, geheel of ten dele aan een ander toebehorende, te weten aan [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] en/of [naam slachtoffer 6] en/of [naam slachtoffer 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 19 januari 2019 te Rotterdam
op de openbare weg, Metroplein,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, althans een of meer, telefoon(s), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] [* 2007] en/of [naam slachtoffer 2] [* 2006], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] en/of die [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- slaan in/tegen de buik van die [naam slachtoffer 1] en/of
- slaan en/of stompen in het gezicht van die [naam slachtoffer 2] en/of
- ( los)rukken en/of (los)trekken van/aan die telefoon(s);
4.
hij in of omstreeks de periode van 7 februari 2019 tot en met 8 februari 2019 te Rotterdam
in of uit een woning, gelegen aan de [adres delict] ,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een televisie en/of een portemonnee en/of verblijfsvergunning en/of een verzekeringspasje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door middel van een sleutel, tot het gebruik waarvan, hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren.