6.4Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet voldaan aan de onderzoeksplicht die gelet op de onder 6.2 vermelde rechtspraak op hem rust. Het ontslagbesluit is dus niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.
7. De rechtbank zal onder toepassing van het bepaalde in artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak voorzien door het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond te verklaren en dat besluit te herroepen. Dit betekent dat de aanstelling van eiseres voor onbepaalde tijd niet rechtsgeldig is beëindigd en dus nog steeds van kracht is. Daargelaten de mogelijkheid van hoger beroep is het aan partijen om met elkaar in gesprek te gaan over de ontstane situatie en te bespreken hoe nu verder.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.048,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,- en wegingsfactor 1). Eiseres heeft daarnaast verzocht om vergoeding van haar reis- en verblijfkosten. De rechtbank stelt de hoogte van deze kosten vast op € 6,82 op basis van de reiskosten per openbaar vervoer.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit, verklaart het bezwaar gegrond, herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 170,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.054,82.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Kroon, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.C. Correa, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 19 juni 2019.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: