ECLI:NL:RBROT:2019:4812

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 februari 2019
Publicatiedatum
17 juni 2019
Zaaknummer
10/691118-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht en woninginbraak met voorwaardelijke jeugddetentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 februari 2019 uitspraak gedaan in een jeugdstrafrechtelijke kwestie betreffende een woninginbraak gepleegd door de verdachte, geboren in 1998. De verdachte is op 18 oktober 2018 samen met een ander de woning van een slachtoffer binnengekomen door middel van braak en heeft cd's en dvd's weggenomen. De officier van justitie heeft een jeugddetentie van 74 dagen geëist, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder begeleiding door Reclassering Nederland en deelname aan diagnostisch onderzoek bij Fivoor. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en voldoende wettig bewijs aanwezig is om de verdachte te veroordelen. De rechtbank heeft het jeugdstrafrecht toegepast, gezien de leeftijd van de verdachte en de omstandigheden van het feit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 74 dagen jeugddetentie, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van €150,- te betalen aan de benadeelde partij, die niet-ontvankelijk is verklaard in zijn vordering wegens het ontbreken van bewijsstukken. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij ook rekening is gehouden met een rapport van Reclassering Nederland.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/691118-18
Datum uitspraak: 28 februari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] 1998 te [geboorteplaats verdachte] ,
feitelijk verblijvende op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. P.T. Verweijen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 februari 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • toepassing van het jeugdstrafrecht;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 74 dagen met aftrek
  • met opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Nu zich in het dossier daarnaast voldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt, zal de rechtbank het feit zonder nadere motivering bewezen verklaren.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 18 oktober 2018 te Rotterdam
in een woning gelegen aan het [adres delict]
tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen cd('s) en/of dvd('s), toebehorende aan [naam slachtoffer] , zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader, die weg te nemen goed(eren) onder hun bereik had(den) gebracht door middel van braak .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 18 oktober 2018 samen met een ander een woninginbraak gepleegd. Zij zijn naar de woning van het slachtoffer gegaan en zijn door middel van het verbreken van een ruit de woning ingegaan. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Bovendien zijn woningen bij uitstek de plaats waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Het is zeer kwalijk dat de verdachte door het plegen van deze inbraak, dit gevoel van veiligheid heeft aangetast.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De verdachte was ten tijde van het gepleegde feit 20 jaar oud.
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
29 januari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland (hierna: RN) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 februari 2019. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte heeft problemen op het gebied van handelingsvaardigheden. Hij heeft gebrekkige plannings- en organisatievaardigheden, komt jonger over dan zijn kalenderleeftijd en schat de risico’s van zijn handelen niet altijd goed in. Er is mogelijk sprake van een verstandelijke beperking. Omdat de verdachte ontvankelijk is voor ondersteuning en beïnvloeding door volwassenen, adviseert RN het jeugdstrafrecht toe te passen, waarbij een (deels) voorwaardelijke straf wordt opgelegd met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte deelneemt aan diagnostisch onderzoek bij Fivoor, en indien nodig ook een behandeling volgt, en zich inspant voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding. Voorts acht RN het noodzakelijk dat de verdachte verblijft in een instelling voor begeleid/beschermd wonen of maatschappelijke opvang.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Krachtens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Gelet op de genoemde rapportage van RN en het daarin gegeven advies, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toepassen.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Nu RN begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf, zoals gevorderd door de officier van justitie, passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

De heer [naam benadeelde] , wonende te Rotterdam, heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een vergoeding van de materiële schade, te weten de gestolen cd’s en dvd’s en kapotte vloerbedekking, en een vergoeding voor de immateriële schade, te weten de angst van zijn kinderen. De benadeelde partij heeft geen bedragen gevorderd.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht een bedrag van € 250,- aan immateriële schade en een bedrag van € 250,- als voorschot op de materiële schade redelijk, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om afwijzing van de vordering van de benadeelde partij vanwege het ontbreken van bedragen en bewijsstukken.
8.3.
Beoordeling
Nu de vordering onbepaald is en bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering ontbreken, vormt de behandeling van de vordering terzake de materiële en de immateriële schade een onevenredige belasting voor dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Evenwel acht de rechtbank termen aanwezig de verdachte ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel op te leggen terzake het bedrag ad € 150,= voor immateriële schade, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid vastgesteld op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden.
8.4
Conclusie
De verdachte wordt opgelegd de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, terzake het bedrag ad € 150,= ten gunste van de heer [naam benadeelde] voormeld.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 63, 77c, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 74 (vierenzeventig) dagen,
bepaalt dat deze jeugddetentie groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • deel neemt aan diagnostisch onderzoek bij Fivoor indien Reclassering Nederland dat noodzakelijk acht en meewerkt aan behandeling als Fivoor of Reclassering Nederland dat noodzakelijk acht;
  • zich inspant voor het behouden van een zinvolle dagbesteding;
  • verblijft in een instelling voor begeleid wonen indien Reclassering Nederland dat noodzakelijk acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugd/reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in zijn vordering; bepaalt dat deze slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 150,-(hoofdsom,
zegge: honderdvijftig euro).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. de Geus, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. H. Benaissa en C.C. Peterse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 februari 2019.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 18 oktober 2018 te Rotterdam
in/uit een woning/pand gelegen aan het [adres delict]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer
cd('s) en/of dvd('s), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn
mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), dat/die weg
te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van
braak en/of verbreking en/of inklimming.