ECLI:NL:RBROT:2019:4809

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 mei 2019
Publicatiedatum
17 juni 2019
Zaaknummer
10/691135-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht: Lokaalvredebreuk, Mishandeling, Straatroof en Poging tot Zware Mishandeling door een Minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 mei 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2002, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder lokaalvredebreuk, mishandeling, straatroof en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 231 dagen jeugddetentie, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De zaak kwam aan het licht na een reeks incidenten waarbij de verdachte betrokken was, waaronder het weigeren om een klaslokaal te verlaten, het mishandelen van een medeleerling, en het samen met anderen plegen van een straatroof waarbij geweld werd gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende anderhalf jaar schuldig heeft gemaakt aan een variëteit aan strafbare feiten, wat een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een emotionele ontwikkelingsachterstand en een impulsstoornis, en heeft besloten om een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen in plaats van een onvoorwaardelijke straf. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder het volgen van behandeling bij de Waag en het melden bij de jeugdreclassering. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij de rechtbank schadevergoedingen heeft toegewezen voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/691135-18
Datum uitspraak: 16 mei 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2002,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
verblijvende op datzelfde adres,
raadsman mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 2 mei 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 en 5 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 4 en 5 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 231 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 5
4.2.1.
Standpunt officier van justitie/verdediging
De officier van justitie heeft gerekwireerd dat er geen sprake is geweest van medeplegen, mede omdat de verdachte heeft verklaard dat zij niet meer in de woning van het slachtoffer aanwezig was toen de beroving plaatsvond. Nu de verdachte aan de overvallers heeft aangewezen waar het slachtoffer woont en zij hen binnen heeft gelaten, acht de officier van justitie het wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is geweest van medeplichtigheid.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden beschouwd, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en) gericht op het gezamenlijk uitvoeren van het delict.
Tot aan de behandeling ter terechtzitting heeft de verdachte ontkend iets met de overval te maken te hebben gehad. Pas toen heeft de verdachte voor het eerst verklaard dat zij kort voor de overval door onbekende jongens is aangesproken over haar relatie met het slachtoffer, dat zij haar hebben gezegd dat zij problemen hadden met het slachtoffer en dat zij wilden weten waar hij woonde. Zij heeft gezegd dat zij naar het slachtoffer zou gaan en is in de auto met deze onbekende jongens naar de woning van het slachtoffer gereden. Daar heeft zij hun aangewezen waar die woning was. Vervolgens is zij naar binnen gegaan, in – naar haar eigen zeggen – de veronderstelling dat die jongens buiten zouden wachten totdat zij weer vertrokken was. Dan zouden zij mogelijk het gesprek met het slachtoffer aangaan. Van het voornemen om hem te beroven was zij niet op de hoogte, zo stelt de verdachte.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte pas in een zeer laat stadium met deze verklaring is gekomen, die op zichzelf genomen een reeks aan vragen oproept die de verdachte onbeantwoord heeft gelaten, zoals hoe deze onbekende jongens wisten van haar vroegere relatie met het slachtoffer, waarom zij hun vragen heeft beantwoord, waarom zij is meegereden en de woning heeft aangewezen en wat zij dacht dat er zou gebeuren als zij met het slachtoffer in gesprek zouden gaan. Het komt de rechtbank voor dat de verdachte pas nu met deze verklaring komt, omdat deze een verklaring lijkt te bieden voor een aantal feitelijke omstandigheden die belastend zijn voor de verdachte. Zo zijn haar OV-chipkaart aangetroffen bij het slachtoffer en ook schoenen waarop DNA-materiaal is aangetroffen dat zeer waarschijnlijk van de verdachte is. Het slachtoffer heeft ook uitgebreid over de betrokkenheid van de verdachte verklaard. Hij heeft verklaard dat hij na de overval contact heeft gehad met de verdachte en haar vriendje over de spullen die aan het slachtoffer zijn ontnomen. Ook heeft hij verklaard dat hij de verdachte via Instagram na de overval heeft kunnen volgen. De verdachte is door de politie meermalen geconfronteerd met de inhoud van die belastende verklaringen van het slachtoffer en de politie heeft haar voorgehouden dat zij haar ontkenning van die verklaringen kon onderbouwen met (het toelaten van onderzoek naar) de inhoud van haar telefoon. Het al dan niet na de overval plaatsvinden van telefoon- of Whatsappgesprekken met haar of haar vriendje, dan wel de inhoud – of het überhaupt bestaan – van haar Instagramaccount, waren allemaal relevant ter staving van haar lezing of die van het slachtoffer. Dat heeft zij tot op heden geweigerd met een niet overtuigend beroep op haar privacy. Haar verklaring – voor zover die haar vrijpleit - wordt voorts op geen enkele wijze objectief door enig onderdeel van het procesdossier ondersteund. Anderzijds wordt de omstandigheid dat zij met de overvallers naar de woning van het slachtoffer is gereden, ondersteund door de uitdraai van haar OV-chipkaart, waaruit blijkt dat zij niet met het openbaar vervoer naar de woning van de verdachte is gereisd. Zij was ten tijde van de overval, ook naar eigen zeggen, in de woning, heeft daar haar schoenen en OV-chipkaart achtergelaten en heeft daarover lange tijd tegenover de politie gelogen.
Daarom acht de rechtbank de verklaring van de verdachte, voor zover zij stelt niets van de overval te hebben geweten en daar geen deel aan te hebben genomen, ongeloofwaardig en schuift deze terzijde.
Dan volgt uit de verklaring van de verdachte dat zij met de andere overvallers naar de woning van het slachtoffer is gereden en dat zij hen de woning heeft getoond, in de wetenschap dat zij op enig moment een confrontatie met hem zouden aangaan. Uit de verklaring van het slachtoffer volgt vervolgens dat de verdachte zich tijdens de overval niet heeft gedistantieerd. Integendeel, zij heeft tijdens de overval de telefoons van het slachtoffer weggenomen en heeft samen met de overvallers de woning verlaten.
De rechtbank is op grond van vorenstaande van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar mededaders die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 primair en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
zij op 12 juni 2017 te Rotterdam
in het besloten lokaal in gebruik bij het [naam school] aan de [adres delict 1] ,
wederrechtelijk aldaar vertoevende zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
2.
zij op 05 september 2018 te Capelle aan den IJssel
[naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door aan de haren van die [naam slachtoffer 1] te trekken en
die [naam slachtoffer 1] te stompen en/of te slaan en te schoppen en te trappen in het gezicht en/of tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] ;
3.
zij op 26 oktober 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
op de openbare weg, te weten de Westzeedijk,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe
-eigening heeft weggenomen een telefoon
en een geldbedrag en oorbellen, toebehorende aan [naam slachtoffer 2] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- vastpakken van die [naam slachtoffer 2] en
- het uit de zakken pakken van voornoemde telefoon en geld en
- het losrukken van voornoemde oorbellen van de oren van die [naam slachtoffer 2] en
- dreigen met de volgende woorden: "geef die spullen, anders krijg je klappen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- zeggen dat die [naam slachtoffer 2] haar code moest geven en
- slaan/stompen in het gezicht;
4.
zij op 26 oktober 2018 te Rotterdam
ter uitvoering van het voornemen om
aan [naam slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen
- die [naam slachtoffer 3] bij de capuchon en/of de haren heeft gepakt en
- ( vervolgens) aan de haren (naar de grond) heeft getrokken en
- tegen het hoofd heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
5.
zij op 04 november 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen, in/uit een woning, gelegen aan de [adres delict 2] ,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe
-eigening heeft weggenomen een
spelcomputer (Playstation) en een tweetal mobiele telefoons
(Iphone XS en Iphone 8) en een jas (merk Moose Knuckles) en een
tweetal bankpassen (ING en SNS) en sleutels en een
paspoort, toebehorende aan [naam slachtoffer 4] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld
en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken ,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- binnendringen van de kamer van die [naam slachtoffer 4] en
- tonen van een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp aan die [naam slachtoffer 4] en
- met kracht slaan met een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, op het hoofd van die [naam slachtoffer 4] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1
Wederrechtelijk in het besloten lokaal vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijderen;
2
Mishandeling;

3.primair

Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

4
Poging tot zware mishandeling;

5.primair

Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in een tijdsbestek van anderhalf jaar een variëteit aan strafbare feiten gepleegd.
Op 12 juni 2017 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk door te weigeren een klaslokaal te verlaten, ondanks dat dit meerdere malen was gevorderd. De verdachte heeft door haar handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect.
Voorts heeft de verdachte zich op 5 september 2018 schuldig gemaakt aan mishandeling. De verdachte heeft aangeefster aan haar haren getrokken, in haar gezicht geslagen en tegen het hoofd geschopt terwijl zij op de grond lag. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijk geweld nadelige fysieke en/of psychische gevolgen kunnen ondervinden. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich op 26 oktober 2018 schuldig gemaakt aan een straatroof door met (bedreiging met) geweld en in verenging met anderen een telefoon, een geldbedrag en oorbellen van het slachtoffer te stelen. Ook heeft de verdachte zich op deze datum schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door aangeefster tegen het hoofd te schoppen. Ook hier leert de ervaring dat slachtoffers van dergelijke strafbare feiten nog langdurig lichamelijke en/of psychische klachten kunnen ondervinden. De verdachte is kennelijk geheel aan deze gevolgen voorbij gegaan. Dit soort strafbare feiten maakt een grove inbreuk op de rechtsorde en versterkt de in samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid. De rechtbank acht dit ernstige en zeer zorgelijke feiten.
Tot slot heeft de verdachte op 4 november 2018 samen met anderen aangever in zijn woning overvallen en meerdere goederen weggenomen. Daarbij is de aangever een op een vuurwapen lijkend voorwerp getoond en is hij met dit wapen tegen het hoofd geslagen. De verdachte heeft zich hiermee opnieuw schuldig gemaakt aan een ernstig misdrijf. Woningovervallen maken een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Bovendien zijn woningen bij uitstek de plaats waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Het is zeer kwalijk dat de verdachte door het medeplegen van deze woningoverval dit gevoel van veiligheid heeft aangetast.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
2 april 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
GZ-psycholoog/orthopedagoog drs. E. Vlieg heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 9 maart 2019, naar aanleiding van het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte heeft een emotionele ontwikkelingsachterstand, uitmondend in een impulsstoornis, te weten een periodieke explosieve stoornis. Een dergelijke stoornis wordt gekenmerkt door ‘spontane’ en niet geplande impulsuitbraken. Hiervan was ook in meer of mindere mate sprake ten tijde van het onder 4 ten laste gelegde. Als gevolg van de impact van de stoornis kan de verdachte niet geheel verantwoordelijk gehouden worden voor haar gedrag. Geadviseerd wordt verdachte het onder 4 ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
Zonder behandeling wordt het recidivegevaar als matig tot hoog ingeschat. Om recidive te voorkomen en een verdere scheefgroei in haar persoonsontwikkeling tegen te gaan, dient de huidige geboden ambulante hulp ‘Topzorg’ door de Waag te worden gecontinueerd. Het accent in de behandeling ligt op een terugdringing van woede-uitbarstingen. Bij bewezenverklaring wordt geadviseerd een voorwaardelijke straf in overweging te nemen, waarbij de voorwaarden zouden kunnen bestaan uit meewerken aan de opgelegde behandeling en het traject ‘Herstelbemiddeling’, alsmede zich houden aan de overige voorschriften van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JBRR). Hierbij wordt met name gedacht aan verplicht naar school gaan of een andere zinvolle dagbesteding vinden.
Kinder- en jeugdpsychiater drs. H. van der Lugt heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 maart 2019, eveneens naar aanleiding van het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde. Dit rapport houdt kort gezegd het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling, een oppositionele opstandige gedragsstoornis, ouder-kind relatieproblemen, leer- en onderwijsproblemen en problemen met justitie. Ten tijde van het plegen van feit 3 en 4 was dit niet anders. De verdachte leeft al jaren met die stoornis. Geadviseerd wordt daarom om verdachte de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten, ingeval van bewezenverklaring, in een verminderde mate toe te rekenen.
Om de scheefgroei van de persoonlijkheid van de verdachte bij te sturen is een intensief behandeltraject noodzakelijk. Geadviseerd wordt een voorwaardelijke straf op te leggen met als voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering (in een duidelijk en strak kader) en meewerken aan de lopende behandeling bij de Waag, gefocust op delictanalyse, ART en het leren van sociale vaardigheden (groepsbehandeling die als spiegel kan fungeren). De ambulante behandeling zou bij falen omgezet kunnen worden in een klinische orthopedagogische setting zoals De Jutters in Den Haag of een soortgelijke instelling.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 april 2019. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De boosheid, agressie en zelfbepalende houding van de verdachte hebben haar het afgelopen jaar veel doen verliezen. Zij is herhaaldelijk verwijderd van school, haar baantje kwijtgeraakt en gestopt met dansen, wat haar grote passie is. De Raad heeft de indruk gekregen dat er bij de verdachte sprake is van een laag zelfbeeld. Haar grote wantrouwen naar de buitenwereld maakt dat zij geen pro-sociaal netwerk heeft en veel vrije tijd thuis doorbrengt. Gelet op de ernst van de omschreven problematiek en de matig tot hoge kans op herhaling is de Raad van mening dat behandeling door de Waag en een passende opleiding en stage doorgang dienen te vinden. Geadviseerd wordt een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich meldt bij de reclassering, meewerkt aan behandeling door de Waag en onderwijs volgt.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op het gezinsplan en de briefrapportages van JBRR, gedateerd 28 en 29 april 2019, waaruit blijkt dat JBRR het eens is met het advies van de Raad.
Ter zitting heeft de vertegenwoordigster van JBRR naar voren gebracht dat de verdachte een positieve ontwikkeling doormaakt sinds zij zich heeft opengesteld voor Topzorg en dat de communicatie tussen de moeder en de verdachte sterk is verbeterd. JBRR acht het van belang Topzorg vanuit de Waag te continueren.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank neemt het advies van de psycholoog en psychiater ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over en acht de verdachte ten aanzien van de gepleegde feiten 3, 4, 5 en ook het vlak daarvoor gepleegde feit 2 verminderd toerekeningsvatbaar. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee zij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. De rechtbank zal gelet op bovenstaande adviezen en de positieve ontwikkeling van de verdachte echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie langer dan het reeds ondergane voorarrest. In plaats daarvan wordt het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie noodzakelijk geacht als stok achter de deur voor de bijzondere voorwaarden die de rechtbank zal opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal voortzetting van de behandeling bij Topzorg/de Waag als een van de bijzondere voorwaarden opleggen, nu de psycholoog en de psychiater, weliswaar inhoudelijk niet op dezelfde gronden, wel zijn gekomen tot dezelfde conclusie, namelijk dat de gedragsproblematiek van de verdachte intensieve behandeling vergt, en de Raad dat advies ondersteunt.
Anders dan is geadviseerd door de psychiater zal de rechtbank een klinische opname bij bijvoorbeeld De Jutters niet als bijzondere voorwaarde opleggen, nu de rechtbank zich onvoldoende voorgelicht acht over de maximale duur hiervan. Daarbij houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte (en haar moeder) inmiddels de meerwaarde van de ambulante hulp van Topzorg van de Waag inzien en dat de verdachte zich realiseert dat zij het risico loopt gesloten geplaatst te worden of in jeugddetentie te komen als zij zich niet aan de voorwaarden houdt.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf, zoals gevorderd door de officier van justitie, passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen

8.1.
Benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] , voor wie
[naam gemachtigde] als gemachtigde optreedt, ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 152,50 aan materiële schade, een bedrag van € 250,-- aan immateriële schade en een bedrag van € 350,90 voor vergoeding van de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu het bewijs ontbreekt dat de gemachtigde daadwerkelijk is gemachtigd.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu deze onvoldoende is geconcretiseerd.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Op basis van de onderbouwing van de vordering wordt die schade geschat op € 75,--, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van wat aan hoofdsom meer is gevorderd.
Verder is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op basis van de tot nu toe gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 250,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering ontbreken. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de vergoeding van de proceskosten, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op nu het bewijs dat de gemachtigde daadwerkelijk gemachtigd is, ontbreekt. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het hieronder genoemde te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 september 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 75,- aan materiële schade en € 250,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.2.
Benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] , wonende te Rotterdam, ter zake van het onder 5 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 4.143,69 aan materiële schade en een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 1.000,-- als voorschot op de materiële en immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu de aangeleverde bijlagen niet leesbaar zijn.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de benadeelde partij ten aanzien van het deel van de vordering dat betrekking heeft op de materiële schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu dit deel van de vordering onvoldoende is geconcretiseerd. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging verzocht het bedrag dat de officier van justitie heeft voorgesteld, te matigen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij, zowel voor de materiële, als voor de immateriële schade, onvoldoende is onderbouwd. Het gaat om zes posten ter zake materiële schade, waarvoor geen of slecht leesbare stukken zijn overgelegd. Het lijkt er bij een eerste beschouwing ook op dat de benadeelde partij voor een aantal zaken ‘nieuw voor oud’ vraagt, dus geen rekening houdt met een redelijke afschrijving. Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade stelt de rechtbank vast dat de hoogte van deze post onvoldoende ondersteund wordt door – bijvoorbeeld – een geneeskundige verklaring waaruit de lichamelijke en psychische klachten in voldoende mate blijken. Tot slot moet bij de behandeling van de vordering rekening gehouden worden met de rol van de verdachte ten opzichte van die van de mededaders. Dit alles betekent dat de behandeling van de zaak aangehouden zou moeten worden voor nadere bewijslevering en verdere behandeling. Dat levert, zeker gelet op de te verwachten uitstel van de afdoening van deze zaak, een onevenredige belasting van het strafgeding bij een minderjarige verdachte op. De benadeelde partij zal daarom in de gehele vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.3.
Schadevergoedingsmaatregel
Voorgaande overwegingen ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [naam benadeelde 2] doen echter niet af aan de mogelijkheid om vast te stellen dat de verdachte naar civiel recht aansprakelijk is voor schade die door haar aan het slachtoffer is toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 5 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
Het paspoort en de bankpassen die aan de verdachte zijn ontnomen, zijn bij een medeverdachte aangetroffen. Dat andere goederen aan het slachtoffer zijn ontnomen, zoals door het slachtoffer gesteld en onderbouwd, is door de verdachte niet of onvoldoende betwist.
Voorts is door het slachtoffer gesteld dat overvallers zijn kamer zijn binnengedrongen en dat hij op zijn hoofd is geslagen met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), waaraan hij een hoofdwond heeft overgehouden (waarvan een foto in het dossier is gevoegd). Die ervaring heeft ook psychische gevolgen gehad: hij slaapt slecht, voelt zich bedreigd, alleen, agressief en depressief. Ook zonder nader onderbouwing door een geneeskundige verklaring zijn deze klachten naar algemene ervaringsregels causaal te verbinden aan de stress die een overval met zich meebrengt. De rechtbank stelt daarom vast dat het slachtoffer als gevolg hiervan in zijn persoon is aangetast.
De schade die hij door het handelen van de verdachte heeft opgelopen, zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-. De rechtbank bepaalt voorts dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 4 november 2018.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 500,--, vermeerderd met de wettelijke rente.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77h, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 138, 300, 302 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 231 (tweehonderd- eenendertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
180 (honderdtachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
  • zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • zal meewerken aan behandeling bij de Waag (in de vorm van Topzorg) of bij een soortgelijke instelling;
  • onderwijs zal volgen volgens haar lesrooster;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag
van € 325,-- (zegge: driehonderdvijfentwintig euro), bestaande uit € 75,-- aan materiële schade en € 250,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 september 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering die betrekking heeft op de immateriële schade en de vergoeding van de proceskosten; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
wijst af het door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] meer of anders gevorderde ten aanzien van de materiële schade;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 325,--(hoofdsom,
zegge: driehonderdvijfentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
5 september 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk de vordering; bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 2] in de proceskosten door de verdachte gemaakt, tot op heden aan de zijde van de verdachte begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de heer [naam benadeelde 2] te betalen
€ 500,--(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. van Kuilenburg, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A.A.J. de Nijs en A.M.T.A. Verhagen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 mei 2019.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
104534-17
zij op of omstreeks 12 juni 2017 te Rotterdam
in het besloten lokaal in gebruik bij het [naam school] aan de [adres delict 1] , wederrechtelijk aldaar vertoevende zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
2.
zij op of omstreeks 05 september 2018 te Capelle aan den IJssel [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door aan de haren van die [naam slachtoffer 1] te trekken en/of die [naam slachtoffer 1] te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen al dan niet in het gezicht en/of tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] ;
3.
651036-18
zij op of omstreeks 26 oktober 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of nabij de openbare weg, te weten de Westzeedijk,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon en/of een geldbedrag en/of oorbellen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer{s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- vastpakken van die [naam slachtoffer 2] en/of
- het uit de zakken pakken van voornoemde telefoon en/of geld en/of
- het losrukken van voornoemde oorbellen van de oren van die [naam slachtoffer 2] en/of
- ( vervolgens) dreigen met de volgende woorden: "geef die spullen, anders krijg je klappen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- zeggen dat die [naam slachtoffer 2] haar pincode moest geven en/of
- slaan/stompen in het gezicht;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 26 oktober 2018 te Rotterdam
[naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door te slaan/stompen in het gezicht;
4.
zij op of omstreeks 26 oktober 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het voornemen om
aan [naam slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [naam slachtoffer 3] bij de capuchon en/of de haren heeft gepakt en/of
- ( vervolgens) aan de haren (naar de grond) heeft getrokken en/of
- tegen het hoofd heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
5.
zij op of omstreeks 04 november 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
in/uit een woning, gelegen aan de [adres delict 2] ,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
spelcomputer (Sony Playstation) en/of een [tweetal] mobiele telefoon[s]
(Iphone XS en/of Iphone 8) en/of een jas (merk Moose Knuckles) en/of een
[tweetal] bankpas[sen] (ING en of SNS) en/of (een) sleutel(s) en/of een
paspoort, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- betreden/binnendringen van de kamer van die [naam slachtoffer 4] en/of
- ( vervolgens) (aldaar) zich opdringen aan die [naam slachtoffer 4] en/of
- tonen en/of voorhouden van een vuurwapen, althans van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [naam slachtoffer 4] en/of
- ( met kracht) slaan met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 4] ;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam medeverdachte] en/of een of meer (tot op heden) onbekend gebleven personen op of omstreeks 04 november 2018 te Rotterdam, in/uit een woning, gelegen aan de [adres delict 2] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een spelcomputer (Sony Playstation) en/of een [tweetal] mobiele telefoon[s]
(Iphone XS en/of Iphone 8) en/of een jas (merk Moose Knuckles) en/of een [tweetal] bankpas[sen] (ING en of SNS) en/of (een) sleutel(s) en/of een paspoort, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [naam medeverdachte] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- betreden/binnendringen van de kamer van die [naam slachtoffer 4] en/of
- ( vervolgens) (aldaar) zich opdringen aan die [naam slachtoffer 4] en/of
- tonen en/of voorhouden van een vuurwapen, althans van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [naam slachtoffer 4] en/of
- ( met kracht) slaan met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 4] ,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 04 november 2018 te Rotterdam opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- aan die [naam medeverdachte] en/of een of meer (tot op heden) onbekend gebleven personen bekend te maken dat zij in gezelschap van die [naam slachtoffer 4] in de woning/kamer (aan de [adres delict 2] ) van die [naam slachtoffer 4] verbleef en/of
- de/een deur van deze woning/kamer voor die [naam medeverdachte] en/of een of meer (tot op heden) onbekend gebleven personen te openen, althans aan die [naam medeverdachte] en/of een of meer (tot op heden) onbekend gebleven personen de toegang tot deze woning/kamer te verschaffen.