ECLI:NL:RBROT:2019:4806

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2019
Publicatiedatum
14 juni 2019
Zaaknummer
10/741003-19 / vordering TUL VV: 10/229617-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Diefstal met geweld, bedreiging, mishandeling, vernieling, joyriding en rijden zonder rijbewijs.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 mei 2019 uitspraak gedaan in een jeugdstrafrechtelijke kwestie tegen een 17-jarige verdachte, die zich schuldig had gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, bedreiging, mishandeling, vernieling, joyriding en rijden zonder rijbewijs. De verdachte was ten tijde van de feiten preventief gedetineerd in een jeugdinstelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 januari 2019 in Rotterdam een mobiele telefoon en een riem heeft gestolen van een slachtoffer, waarbij hij geweld heeft gebruikt en het slachtoffer heeft bedreigd. Daarnaast heeft hij op dezelfde dag een ruit vernield en joyriding gepleegd met een auto, zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 135 dagen, waarvan 40 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering en deelname aan een behandeltraject. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat onvoldoende bewijs was geleverd voor de gevorderde schadevergoeding. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden van de proeftijd had gehouden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/741003-19
Parketnummer vordering TUL VV: 10/229617-16
Datum uitspraak: 9 mei 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in JJI De Hunnerberg,
raadsman: mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 25 april 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 135 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 21 januari 2019 te Rotterdam op de openbare weg, te weten de Schans, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Iphone 6S kleur grijs) en een riem (merk Gucci kleur bruin), toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het:
- uit de handen rukken en/of trekken van de mobiele telefoon van die [naam slachtoffer 1] en
- onverhoeds losmaken van de riem van die [naam slachtoffer 1] ;
2.
hij op 21 januari 2019 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- een mes te tonen en/of voor te houden aan die [naam slachtoffer 1] en
- daarbij die [naam slachtoffer 1] de volgende woorden toe te voegen: “Jij moet gaan zorgen dat mijn schoenen terug komen. Anders ben je echt de lul”
3.
hij op 21 januari 2019 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door met kracht te slaan en/of stompen tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] , ten gevolge waarvan die [naam slachtoffer 1] ten val kwam;
4.
hij op 21 januari 2019 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een woning gelegen aan de [adres delict] ), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , heeft vernield door een stoeptegel te gooien door voornoemde ruit;
5.
hij te Rotterdam op 26 november 2018 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (Mercedestype E met kenteken [kentekennummer] ), toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , als bestuurder heeft gebruikt op de weg, de Slinge;
6.
hij op 26 november 2018 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto) heeft gereden op de weg, De Slinge, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht / met zware mishandeling

3.

mishandeling

4.

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen

5.
overtreding van artikel 11 van de Wegenverkeerswet 1994
6.
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich binnen een korte periode schuldig gemaakt aan een zestal strafbare feiten. Het gaat allereerst om een straatroof, waarbij hij van het slachtoffer de iPhone en een dure riem heeft afgenomen. Hetzelfde slachtoffer heeft hij op straat ook bedreigd en hij heeft dat slachtoffer mishandeld. Hij handelde uit woede, omdat de vriend van het slachtoffer dure schoenen van de verdachte zou hebben gestolen. Uiteindelijk heeft de verdachte een ruit van een woning – waar die vriend van het slachtoffer zou wonen – ingegooid met een steen.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan joyriding door zonder toestemming van de rechthebbende in diens auto te rijden op de openbare weg. De verdachte was daarbij niet in het bezit van een rijbewijs. De auto is door toedoen van verdachte beschadigd geraakt. Bij al deze feiten was verdachte 17 jaar oud.
Een straatroof is een ernstig feit. Door dit delict heeft de verdachte zich de eigendommen van een ander toegeëigend en, tevens door de bedreiging en de mishandeling, ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten zich nog lang onveilig kunnen voelen als zij zich op straat begeven.
Door een ruit te vernielen heeft de verdachte gevoelens van angst en onrust bij de bewoonster veroorzaakt. Dit is ook gebleken uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij. Daarnaast heeft de verdachte, door zonder toestemming van de eigenaar te rijden in diens auto, inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de rechthebbende. Bovendien is de auto hierdoor beschadigd geraakt, hetgeen overlast en kosten voor de eigenaar van de auto met zich heeft meegebracht. Ten slotte heeft de verdachte onverantwoorde risico’s genomen en de veiligheid van de aan het verkeer deelnemende personen in gevaar gebracht door op de openbare weg een auto te besturen, terwijl hij niet in het bezit was van een daarvoor vereist rijbewijs.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
20 maart 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming heeft meerdere rapportages over de verdachte opgemaakt, waaronder het rapport gedateerd 24 april 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte woont met zijn halfzusje bij zijn moeder. Thuis gaat het niet goed. De moeder is onvoldoende in staat om de verdachte te stimuleren in zijn ontwikkeling. De verdachte volgt al gedurende een geruime periode geen onderwijs. Ondanks de eerder ingezette hulp, is geen positieve ontwikkeling zichtbaar.
Op basis van het onderzoek ziet de Raad meerdere risicofactoren voor de grote kans op herhaling, waarbij de gedragsproblematiek en beïnvloedbaarheid van de verdachte de grootste risicofactoren lijken te zijn. Dagbehandeling en begeleiding van de jeugdreclassering lijkt nodig te zijn. Om meer zicht te krijgen op de activiteiten van de verdachte buitenshuis, is daarnaast elektronisch toezicht nodig. De problematiek van de verdachte, de verhoogde kans op recidive en de eerdere politiecontacten rechtvaardigen en maken een intensieve interventie met strikte voorwaarden, streng toezicht en controle noodzakelijk.
De Raad schat het risico op recidive in als hoog en adviseert aan de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen welke gelijk is aan het voorarrest, en tevens een gedragsbeïnvloedende maatregel waarbij de verdachte dient mee te werken aan een klinische opname bij De Catamaran, aan de Harde Kern Aanpak, aan elektronisch toezicht en hij dient onderwijs te volgen en zich te houden aan een meldplicht bij de jeugdreclassering.
Mevrouw [naam 1] van de Raad heeft ter zitting medegedeeld dat de verdachte niet meer thuis kan wonen en dat dagbehandeling niet meer passend lijkt. Op 7 mei 2019 zal een intake plaatsvinden bij De Catamaran. De verwachting is dat de verdachte met strakke regels en kaders binnen een klinische opname een positieve ontwikkeling zal laten zien. Ter overbrugging kan de verdachte naar huis met de inzet van de Harde Kern Aanpak en elektronisch toezicht.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, (hierna: te noemen JBRR) heeft een haalbaarheidsonderzoek voor de Harde Kern Aanpak en Elektronische Controle uitgevoerd. Dit onderzoek houdt het volgende in.
In het psychologisch onderzoek wordt een plaatsing in het Palmhuis geadviseerd. Nu deze vorm van hulpverlening door de gemeente niet is ingekocht, kan hiervoor geen indicatie worden afgegeven. Daarnaast is een plaatsing bij De Fjord, die eerder was overwogen, niet mogelijk gebleken, gezien De Fjord heeft aangegeven dat het hun aan behandel-mogelijkheden voor de verdachte ontbreekt. Een klinische opname van de verdachte bij De Catamaran, binnen een gedragsbeïnvloedende maatregel, wordt het meest passend geacht. Ter overbrugging is de Harde Kern Aanpak met elektronisch toezicht nodig. Ook moet de behandeling van de verdachte bij Fivoor worden voortgezet.
Voor dagbesteding zal de verdachte worden aangemeld bij De Nieuwe Kans.
Mevrouw [naam 2] en de heer [naam 3] van JBRR hebben ter zitting medegedeeld dat behandeling voor de agressieproblematiek van de verdachte noodzakelijk is. Bij De Catamaran zal de verdachte het meest op zijn plek zijn.
Psycholoog mw. drs. A.M.I. Peelen heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 1 april 2019. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Er is sprake van een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis, een ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis. Deze problematiek beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte en maakt dat hij moeite heeft situaties te overzien, de gevolgen van zijn handelen moeilijk kan inschatten en vanuit een zekere spanningsbehoefte kan handelen. Geadviseerd wordt de verdachte vanwege bovengenoemde doorwerking van de problematiek het tenlastegelegde feit in verminderde mate toe te rekenen. De ADHD, gedragsproblemen, achterlopende morele ontwikkeling, behoefte aan spanning, impulsiviteit en beïnvloedbaarheid zorgen voor een bijdrage aan het recidiverisico. Zonder begeleiding en behandeling kan worden gesproken van een matig recidiverisico.
Geadviseerd wordt om dagbehandeling op te starten bij een (poliklinisch) behandelcentrum voor jeugd. Van belang is dat er aandacht wordt besteed aan de ADHD en de gedragsstoornis waarbij de verdachte vaardigheden krijgt aangeleerd om beter te leren nadenken over de gevolgen van zijn gedrag en zijn boosheid beter leert hanteren. Ook dient het contact met leeftijdsgenoten te worden versterkt en dient er aandacht uit te gaan naar communicatiepatronen en onderlinge relaties binnen het gezin. Verdere begeleiding dient gericht te zijn op het bevorderen van een positieve vrijetijdsbesteding en toewerken naar zelfstandigheid. Bovenstaande begeleiding en behandeling kan vormgegeven worden binnen een gedragsbeïnvloedende maatregel. Subsidiair wordt ITB Harde Kern geadviseerd. Tot op heden is eerdere hulpverlening ontoereikend gebleken, daar de verdachte onvoldoende afsprakentrouw is gebleken. De gedragsbeïnvloedende maatregel kent een zware stok achter de deur in de vorm van vervangende jeugddetentie. De dagbehandeling, begeleiding van de jeugdreclassering en elektronisch toezicht maken onderdeel uit van deze maatregel.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst en hoeveelheid van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de jeugdreclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen, omdat ter zitting gebleken is dat een klinische opname bij De Catamaran mogelijk niet te bewerkstelligen is. Gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten wordt een gedragsbeïnvloedende maatregel bovendien als een te zware maatregel ervaren.
Gelet op de ernst van de feiten en de inhoud van de rapportages van de psycholoog en de Raad, waaruit ook naar voren komt dat het recidivegevaar bij het uitblijven van behandeling matig tot hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Alles afwegend zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 135 dagen, met aftrek, waarvan 40 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan een meldplicht bij de jeugdreclassering, hij meewerkt aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van De Nieuwe Kans en hij zich onder behandeling stelt van De Waag, Fivoor of een soortgelijke instelling.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , ter zake van het onder 4 tenlastegelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 300,– aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu het gevorderde bedrag onvoldoende is onderbouwd.
8.2.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu thans onvoldoende is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het onder 4 bewezen verklaarde feit.
8.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 16 januari 2017 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal in vereniging veroordeeld voor zover van belang tot een taakstaf bestaande uit een werkstraf van 40 uren, waarvan een gedeelte groot 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 31 januari 2017.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de bij voornoemd vonnis opgelegde voorwaardelijke straf ten uit voer te leggen.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde tenuitvoerlegging voor toewijzing vatbaar is.
9.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde werkstraf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285, 300, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 11, 176, 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 135 (honderdvijfendertig) dagen,
bepaalt dat
een gedeelte van de jeugddetentie groot 40 (veertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal melden zo lang en zo frequent als de jeugdreclassering noodzakelijk acht;
- zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode, die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd, onder behandeling zal stellen van De Waag, Fivoor of een soortgelijke instelling;
- gedurende de proeftijd zijn medewerking zal verlenen aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding (De Nieuwe Kans);
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugd/reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het – geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
gelast
de tenuitvoerleggingvan de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van 16 januari 2017 in de zaak met parketnummer 10/229617-16.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.J. Stalenberg, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M. de Geus en G.A.J.M. van Vugt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V. de Roo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 21 januari 2019 te Rotterdam op of nabij de openbare weg, te weten de Schans, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Iphone 6S kleur grijs) en/of een riem (merk Gucci kleur bruin), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- uit de handen rukken en/of trekken van de mobiele telefoon van die [naam slachtoffer 1] en/of
- onverhoeds losmaken van de riem van die [naam slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 21 januari 2019 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen en/of voor te houden aan die [naam slachtoffer 1] en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te zetten tegen de hals en/of de keel van die [naam slachtoffer 1] en/of
- ( daarbij) die [naam slachtoffer 1] de volgende woorden toe te voegen: “Jij moet gaan zorgen dat mijn schoenen terug komen. Anders ben je echt de lul”, althans woorden van gelijkende dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 21 januari 2019 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door met kracht te slaan en/of stompen tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] , tengevolge waarvan die [naam slachtoffer 1] ten val kwam;
4.
hij op of omstreeks 21 januari 2019 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een woning gelegen aan de [adres delict] ), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door een stoeptegel, althans een hard voorwerp, te gooien door voornoemde ruit;
5.
hij te Rotterdam op of omstreeks 26 november 2018 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (Mercedestype E met kenteken [kentekennummer] ), toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg, de Slinge, in elk geval op een weg;
6.
hij op of omstreeks 26 november 2018 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto) heeft gereden op de weg, De Slinge, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.