ECLI:NL:RBROT:2019:4803

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
14 juni 2019
Zaaknummer
10/025308-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor medeplegen van afpersing en diefstal met geweld

Op 21 mei 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij een gewelddadige afpersing en diefstal. De feiten vonden plaats op 6 november 2018, toen de aangever in een woning in Rotterdam werd mishandeld en gedwongen zijn pincode af te geven. De verdachte en zijn medeverdachten hebben de aangever onder meer met een hamer geslagen, overgoten met heet water en kaarsvet, en brandende sigaretten op hem gedrukt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zelf geweld te gebruiken en niet in te grijpen bij het geweld van zijn medeverdachten, een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de afpersing. De verdachte werd verminderd toerekeningsvatbaar geacht, wat invloed had op de strafmaat. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de adviezen van psychologen en reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/025308-19
Datum uitspraak: 21 mei 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. J.P.R. Broers, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 mei 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met bijzondere voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feiten 2 en 3
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte geen geweldshandelingen heeft verricht zoals opgenomen in de tenlastelegging. Hij heeft de aangever alleen een paar tikken tegen zijn hoofd gegeven. De verdachte heeft zich vervolgens gedistantieerd van het door zijn medeverdachten gepleegde geweld door zich terug te trekken naar de gang. Hij heeft dan ook geen substantiële bijdrage geleverd aan het geweld, zodat niet gesproken kan worden van medeplegen.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt op grond van het dossier het volgende vast. De aangever is in de nacht van 6 november 2018 met een aantal mannen naar de woning aan de [adres delict] in Rotterdam gegaan om aldaar drugs te gebruiken. De aangever heeft daarbij aangegeven dat hij seks wilde hebben. De mannen hebben er toen voor gezorgd dat er twee vrouwen in de woning kwamen. Nadat de aangever met één van de vrouwen in de slaapkamer was geweest, is de sfeer omgeslagen. De aangever is fors mishandeld om hem te bewegen zijn pincode af te geven, zijn bankpas was al eerder in het bezit gekomen van verdachte en/of medeverdachte [naam medeverdachte] . De aangever is onder meer met een hamer geslagen, overgoten met heet water en kaarsvet en er werden brandende sigaretten op hem gedrukt. Ook werd hij geslagen door de verdachte. De aangever heeft uiteindelijk zijn pincode afgegeven, waarna het geweld is gestopt. De verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] zijn daana vertrokken om te pinnen met de bankpas van de aangever. De aangever is in de woning gebleven. Nadat éénmaal succesvol was gepind en diverse pogingen hiertoe zijn gedaan (de daglimiet van de opnames was bereikt), heeft de aangever uiteindelijk de woning verlaten.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. De verdachte was aanwezig in de woning op 6 november 2018. Blijkens zijn verklaring wist de verdachte dat het geweld werd toegepast om de aangever te bewegen tot afgifte van zijn pincode en heeft hij ook aan het geweld bijgedragen door de aangever tegen zijn hoofd te slaan. Niet is vast komen te staan dat de verdachte zich van het vervolgens door zijn medeverdachte [naam medeverdachte] gepleegde geweld heeft gedistantieerd. Uit de verklaring van de aangever blijkt dit niet en uit de verklaring van de verdachte blijkt dat hij in de buurt van de aangever is gebleven, nu hij heeft gezien dat (ook) door medeverdachte [naam medeverdachte] geweld werd toegepast en heeft gehoord en gezien dat dit pijn deed bij de aangever. Ook blijkt uit de verklaring van de verdachte dat hij, toen medeverdachte [naam medeverdachte] de aangever mishandelde en om zijn pincode vroeg, tegen de aangever heeft gezegd dat hij gewoon de pincode moest geven. Door eerst zelf geweld te gebruiken en daarna aanwezig te blijven bij het door [naam medeverdachte] gebruikte geweld en daarbij niet in te grijpen maar juist (ook) te zeggen dat aangever zijn pincode moest geven, heeft de verdachte een substantiële bijdrage geleverd aan de op de aangever uitgeoefende dwang. Daarna heeft hij van de afgedwongen pincode ook gebruik gemaakt door daarmee met de medeverdachte [naam medeverdachte] te gaan pinnen. Het handelen van de verdachten moet dan ook worden aangemerkt als een gezamenlijk optreden, welke samenwerking was gericht op de afgifte van de pincode van de aangever. De bijdrage van de verdachte was daarbij van voldoende gewicht om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking.
Op grond van het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank het medeplegen van het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van het onder 2 en 3 ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
Hij op 6 november 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
de pincode,
die aan die [naam slachtoffer] toebehoorde,
door (meermalen)
- te slaan tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] en
- met een hamer te slaan op een arm, van die
[naam slachtoffer] en die [naam slachtoffer] te overgieten met heet
water en kaarsvet en
- een brandende sigaret te duwen in de nek van die [naam slachtoffer] en
- te prikken met een mes in het lichaam van die [naam slachtoffer] ;
2
hij op 6 november 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
geld (ten waarde van 50 euro), dat aan een ander dan aan verdachte en
zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en zijn mededader(s) dat weg te nemen geld
onder hun bereik hebben gebracht door
middel van een valse sleutel, te weten door bij een geldautomaat van de
Rabobank aan het Binnenwegplein gebruik te maken van een
bankpas en pincode van die [naam slachtoffer] , waartoe hij, verdachte en zijn medeverdachten, niet
gerechtigd waren om die te gebruiken;
3
hij op 6 november 2018 te Rotterdam
(meermalen) tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en
zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
een of meer geldbedrag(en),
dat
/die aan een ander dan aan verdachte en
zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] ,
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en
die
/dat weg te nemen geldbedrag(en)/onder
hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel,
met een bankpas/pincode van die [naam slachtoffer] heeft getracht
geld te pinnen bij
-een geldautomaat van de Rabobank aan de Peppelweg en het
Binnenwegplein te Rotterdam en
- een geldautomaat van de ABN-AMRO aan de Peppelweg en het
Weena en de Stadhoudersweg en de Nieuwe Binnenweg te
Rotterdam en
- een geldautomaat van de ING bank aan het 1e Middellandstraat en
het Mathenesserplein te Rotterdam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
3.
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

De psycholoog, dr. S. Schouws, heeft een NIFP-rapport over de verdachte opgesteld, gedateerd 4 april 2019 waaruit het volgende blijkt. Bij de verdachte is sprake van een ontwikkelingsstoornis, te weten cognitieve beperkingen met betrekking tot het conceptuele, sociale en praktische domein. Ten gevolge hiervan is tevens sprake van een onrijpe persoonlijkheid, waardoor de verdachte geneigd is tot onmiddellijke behoeftebevrediging, beschikt over een geringe frustratietolerantie en zich in contacten met anderen uiterst egocentrisch en antisociaal kan gedragen. Hij heeft soms moeite zich in anderen te verplaatsen en heeft de neiging om problemen buiten zichzelf te leggen. Er is bij de verdachte verder sprake van een grote seksbehoefte en verslaving aan cocaïne. De kans op recidive wordt als matig ingeschat. Betrokkene kiest niet voor een duidelijke oplossingsstrategie als het gaat om regelen van praktische zaken (inkomen, woning), hij is geneigd tot het maken van keuzes die leiden tot directe behoeftebevrediging, waardoor hij in de problemen kan komen. Zo gebruikt hij ten tijde van het ten laste gelegde voor hem een ongebruikelijk grote hoeveelheid cocaïne en begeeft zich in het gezelschap van personen met een grote kans op problemen, een keuze die zeker samenhangt met de verslavingsproblemen, de neiging tot directe behoeftebevrediging, het beperkte oordeelsvermogen en zijn geringe frustratietolerantie. De situatie die zich vervolgens ontwikkelt is daarvan eveneens een uitvloeisel, zodat kan worden gesteld dat er sprake is van een verband tussen de gestelde diagnose en het ten laste gelegde. Gezien dit verband adviseert de psycholoog om de verdachte de ten laste gelegde feiten – indien bewezen -verminderd toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is over en houdt daarmee rekening bij de strafoplegging. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte geheel uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen de aangever in een woning te Rotterdam gedwongen tot de afgifte van zijn pincode. De aangever is daartoe urenlang ernstig mishandeld, onder meer met een hamer, brandende sigaretten en heet water. Slachtoffers van dit soort gewelddadige berovingen ondervinden vaak nog een lange tijd de psychische gevolgen daarvan. De verdachte is weliswaar minder gewelddadig geweest dan een medeverdachte, maar is wel mede verantwoordelijk voor het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen en de angst die hem die dag ongetwijfeld is aangejaagd. De verdachte heeft geen rekening gehouden met de eventuele gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Nadat de aangever onder dwang zijn pincode had afgegeven, is door de verdachte, samen met een medeverdachte, geprobeerd bij verschillende geldautomaten met de bankpas en pincode van aangever geld op te nemen. Alleen omdat de daglimiet was bereikt, is dit slechts eenmaal gelukt. Aangever is dus ook nog financiële schade berokkend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 april 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten en feiten waarbij sprake was van geweld en van de aantasting van de persoonlijke integriteit van anderen.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 april 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van verslavingsproblematiek. Het cocaïnegebruik van de verdachte was toegenomen onder invloed van een rouwproces, terwijl hij bij zijn echtgenote tijdelijk niet welkom was. Het verhoogde cocaïnegebruikbracht hem in contact met de aangever en medeverdachte uit de gebruikers- en prostitutiescene. Tijdens het voorgevallene speelde naar inschatting negatieve beïnvloedbaarheid vanwege een cognitieve beperking, cocaïnecraving en antisociale persoonlijkheidstrekken een rol.
Om de risico's te beperken, die zouden toenemen bij terugval in cocaïnegebruik, is ambulante verslavingszorg, ambulante woonbegeleiding, gedragsinterventie COVA+ en een harddrugsverbod geïndiceerd. De verdachte is bereid hieraan mee te werken. De reclassering adviseert daarom een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, ambulante behandeling en een drugsverbod. Bij een veroordeling tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf adviseert de reclassering een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, zodat de voorwaarden toegepast kunnen worden na de gevangenisstraf.
Verwezen wordt naar het hiervoor vermelde rapport van psycholoog Schouws. De psycholoog overweegt verder dat de verdachte gezien zijn beperkte inzicht, snelle beïnvloedbaarheid en gebrek aan werk en woning kwetsbaar is als hij weer in vrijheid zijn leven moet oppakken. Begeleiding met praktische zaken lijkt belangrijk voor hem en ook na detentie blijft begeleiding wenselijk. Gelet hierop acht de psycholoog reclasseringstoezicht gewenst. Daarnaast wordt (ambulante) behandeling van de verdachte voor zijn middelenprobleem bij een gespecialiseerde instelling geadviseerd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten is het opleggen van een gevangenisstraf passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Gelet op de adviezen van de psycholoog en de reclassering acht de rechtbank begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk. Zij zal daarom een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Gezien de verminderde toerekeningsvatbaarheid en om het door de reclassering en de psycholoog benadrukte belang van behandeling en begeleiding van de verdachte kracht bij te zetten, komt de rechtbank tot een iets groter voorwaardelijk strafdeel dan door de officier van justitie geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 311, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Antes-reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal deelnemen aan de gedragsinterventie COVA+ of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer en/of begeleider;
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van de Antes-forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, de behandeling start zo spoedig mogelijk tijdens de proeftijd en de behandeling duurt de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde laat zich behandelen en/of begeleiden door Humanitas DMH of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, de behandeling start zo spoedig mogelijk tijdens de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoordt vindt en de veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling en/of begeleiding;
de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. G.A. Bouter-Rijksen en D.I. Hendriks- van Wel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Koreneef, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Hij op of omstreeks 6 november 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
zijn bankpas / creditcardgegevens en / of pincode,
althans ter beschikking stellen van gegevens,
in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan die [naam slachtoffer] of aan een derde toebehoorde,
door (meermalen)
- te slaan en/of te stompen tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] en/of
- met een hamer te slaan op een arm, althans het lichaam, van die
[naam slachtoffer] en/of die [naam slachtoffer] te overgieten met heet
en/of kokend water en/of kaarsvet
en/of - een brandende sigaret te duwen in de nek van die [naam slachtoffer] en/of
- te prikken met een mes in het lichaam van die [naam slachtoffer] ;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek
van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 6 november 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
geld (ten waarde van 50 euro), in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geld
en/of goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van een valse sleutel, te weten door bij een geldautomaat van de
Rabobank aan het Binnenwegplein gebruik te maken van een
bankpas / creditcard en/of bankpas / creditcardgegevens pincode van die
[naam slachtoffer] , waartoe hij, verdachte en/of zijn medeverdachten, niet
gerechtigd was/waren om die te gebruiken;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
3
Hij op of omstreeks 6 november 2018 te Rotterdam
(meermalen) tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of
zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] ,
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
dat/die weg te nemen geldbedrag(en)/goed/goederen onder
zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel,
met een bankpas/creditcard en/of
bankpas / creditcardgegevens /pincode van die [naam slachtoffer] heeft getracht
geld op te nemen/te pinnen bij
-een geldautomaat van de Rabobank aan de Peppelweg en/of het
Binnenwegplein te Rotterdam en/of
- een geldautomaat van de ABN-AMRO aan de Peppelweg en/of het
Weena en/of de Stadhoudersweg en/of de Nieuwe Binnenweg te
Rotterdam en/of
- een geldautomaat van de ING bank aan het le Middellandplein en/of
het Mathenesserplein te Rotterdam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1
Wetboek van Strafrecht)