3.2Ter toelichting daarop heeft [verzoekster] -samengevat en voor zover thans van belang weergegeven- het volgende naar voren gebracht.
Ten onrechte heeft Hogefa in dit geval de Overbruggingsregeling van artikel 7:673d BW toegepast. Immers, niet alleen moet een werkgever voldoen aan de daarin gestelde eisen, te weten dat zij in de tweede helft van het aan het kalenderjaar waarin het verzoek om toestemming bij het UWV werd ingediend voorafgaande kalenderjaar minder dan 25 werknemers in dienst had en dat de betrokken arbeidsovereenkomst dient te eindigen wegens omstandigheden die het gevolg zijn van een slechte financiële situatie van de werkgever. Ook moet voldaan zijn aan de voorwaarden van artikel 24 lid 2 van de Ontslagregeling. Daarbij geldt dat op grond van artikel 24 lid 1 van de Ontslagregeling als werkgever wordt beschouwd ‘de groep’ als bedoeld in artikel 2:24b BW waartoe de werkgever behoort, zodat bij het aantal werknemers en de financiële criteria moet worden gekeken naar de groep als geheel.
Ten onrechte heeft het UWV er bij het afgeven van de Verklaring overbruggingsregeling transitievergoeding geen rekening mee gehouden dat Hogefa behoort tot de groep van vennootschappen waarvan J. Hersbach Beheer B.V. aan het hoofd staat en bij de beoordeling van het aantal werknemers en de financiële criteria niet gekeken naar die groep als geheel. Hogefa heeft het UWV in dit verband ook verkeerd voorgelicht door aan te geven dat de groep nul werknemers in dienst zou hebben. Op basis van een door de gemachtigde van Hogefa aan het UWV gedane mededeling, waarmee [verzoekster] onbekend was en waarop zij in die procedure dus ook niet heeft kunnen reageren, is het UWV ten onrechte uitgegaan van 22 werknemers in de groep.
Hogefa maakt deel uit van een groep van vennootschappen waarvan J. Hersbach B.V. aan het hoofd staat. Dit blijkt ook uit de jaarrekeningen van Hogefa van de jaren 2015 tot en met 2017 (productie 6 bij verzoekschrift), waarin onder ‘Groepsverhoudingen’ staat vermeld dat Hogefa deel uitmaakt “
van een groep, waarvan J. Hersbach Beheer B.V. te Schiedam aan het hoofd staat”. Deze jaarrekeningen zijn samengesteld door een externe accountant, opgesteld door de bestuurder van Hogefa, te weten Hogefa Holding B.V., en vastgesteld door de aandeelhouder van Hogefa, te weten Hogefa Holding B.V., waarvan het bestuur wordt gevormd door J. Hersbach B.V. Daarmee staat vast dat er sprake is van een groep, nu zowel de accountant als het bestuur als de aandeelhouder van Hogefa en voorts J. Hersbach Beheer B.V. zelf van oordeel zijn dat sprake is van een groep van vennootschappen waarvan J. Hersbach Beheer B.V. aan het hoofd staat. Gegeven is daarmee dat ten onrechte van de Overbruggingsregeling transitievergoeding gebruik is gemaakt aangezien in de groep van J. Hersbach B.V. achttien werknemers werkzaam zijn, waarmee het totaal aan werknemers in de groep uitkomt op 40.
Daarnaast is het zo dat er sprake is van een organisatorisch verband en economische verbondenheid. De centrale leiding berust bij de heer [naam] . Bestuurder en aandeelhouder van Hogefa is immers Hogefa Holding B.V., waarvan enig bestuurder J. Hersbach Beheer B.V. is en van die vennootschap is de heer [naam] bestuurder. Daarmee staat vast dat sprake is van centrale leiding door de heer [naam] , die de beslissingen neemt en het beleid bepaalt. Daarbij komt dat Hogefa voor een deel van haar omzet afhankelijk is van opdrachten van de groep, waarvan J. Hersbach Beheer B.V. aan het hoofd staat. Voor opdrachten van de betrokken vennootschappen aan Hogefa hanteert Hogefa al jaren een speciaal tarief dat onder de kostprijs ligt. Ook wordt Hogefa verplicht alle (ruwe) materialen die bij Technische Handelsonderneming J. Hersbach B.V. kunnen worden ingekocht, bij die vennootschap in te kopen. Ook is van belang dat Hogefa voor de omzetbelasting een fiscale eenheid vormt met J. Hersbach Beheer B.V., waardoor de omzetbelasting op de geleverde diensten onderling kan worden verrekend. Voorts vormt Hogefa een fiscale eenheid met Technische Handelsonderneming J. Hersbach B.V., ten blijke waarvan [verzoekster] wijst op de door haar als productie 8 overgelegde factuur.
Indien, zoals had moeten gebeuren, gekeken wordt naar de groep waarvan Hogefa deel uitmaakt, is niet voldaan aan de eisen van artikel 7:673d BW omdat in die groep in de betrokken periode 40 werknemers werkzaam waren, te weten 22 bij Hogefa en achttien bij Technische Handelsonderneming J. Hersbach B.V., zijnde een werkmaatschappij van J. Hersbach Beheer B.V. Daarnaast is dan ook, gelet op de samengestelde jaarrekening van J. Hersbach Beheer B.V. (productie 9 bij verzoekschrift), aan de financiële criteria van artikel 7:673d BW jo. artikel 24 Ontslagregeling niet voldaan.
[verzoekster] concludeert dat zij aanspraak heeft op de transitievergoeding voor oudere werknemers op grond van artikel 7:673 BW jo. 7:673a BW. Rekening houdend met de omstandigheid dat zij direct voorafgaand aan het dienstverband vanaf 1 maart 1991 als uitzendkracht voor Hogefa werkzaam is geweest, haar laatstelijk verdiend maandsalaris, de 8% vakantietoeslag en de 2% gratificatie, gaat het dan om een bedrag van € 81.612,22 bruto. Nu de maximale transitievergoeding € 79.000,- bruto bedraagt en Hogefa ter zake reeds € 7.018,20 bruto heeft voldaan, komt [verzoekster] aan transitievergoeding nog een bedrag van € 71.981,80 bruto toe.
Daarbij merkt zij op dat Hogefa ten onrechte heeft aangevoerd dat artikel 7:673a BW hier toepassing mist omdat zij in de betrokken periode minder dan 25 werknemers in dienst had (en haar dus een beroep toekomt op artikel 7:673a lid 2 BW). Immers, artikel 24 lid 1 Ontslagregeling bepaalt dat artikel 7:673a lid 2 BW niet van toepassing is op een van een groep deel uitmakende werkgever, indien de werkgevers die deel uitmaken van deze groep gemiddeld 25 of meer werknemers in dienst hadden in de tweede helft van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin het UWV om toestemming is verzocht en daarvan is in dit geval, blijkens het voorgaande, sprake.
Verder is het zo dat Hogefa bij de eindafrekening de door [verzoekster] opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen heeft uitgekeerd op basis van het kale bruto uurloon van € 22,50, terwijl zij daarbij ook rekening had moeten houden met de 8% vakantietoeslag (€ 312,- bruto per maand), de 2% gratificatie (€ 78,- bruto per maand) alsook het werkgeversaandeel in het pensioen (€ 337,94 bruto per maand). Uitgaande van het aldus berekende uurloon van € 26,69 bruto heeft [verzoekster] recht op 264 uur maal € 26,69 bruto per uur, derhalve € 7.046,16 bruto. Rekening houdend met het door Hogefa ter zake reeds betaalde bedrag van € 5.940,- bruto komt [verzoekster] derhalve nog € 1.106,16 bruto toe.