ECLI:NL:RBROT:2019:4777

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
13 juni 2019
Zaaknummer
10/682118-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting door minderjarige verdachte met gevolgen voor clubhuis

Op 8 mei 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die beschuldigd werd van brandstichting. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. R. van den Hemel, werd ervan beschuldigd op 8 januari 2018 in Nieuw-Beijerland, gemeente Korendijk, samen met anderen opzettelijk brand te hebben gesticht tegen een clubhuis van een sportvereniging. De officier van justitie, mr. R.H. van Dongen, eiste een taakstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het ten laste gelegde feit had bekend en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De rechtbank nam in overweging dat de verdachte op dat moment 13 jaar oud was en dat hij de volle verantwoordelijkheid voor zijn daden had genomen. De rechtbank legde een werkstraf op van 60 uur, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien de werkstraf niet naar behoren werd verricht. Daarnaast werd de benadeelde partij, die materiële schade had geleden ter hoogte van € 41.977,40, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 47, 77m, 77n en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/682118-18
Datum uitspraak: 8 mei 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte]
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 8 mei 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 8 januari 2018 te Nieuw-Beijerland, gemeente Korendijk,
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
brand heeft gesticht tegen een clubhuis, in elk geval een gebouw
van [naam sportvereniging] (gelegen tussen [straatnaam 1] en [straatnaam 2] ),
immers hebben verdachte en (een of meer van) zijn mededaders
toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker, in aanraking gebracht met twee,
kerstbomen, ten gevolge waarvan brand
is ontstaan en voornoemd clubhuis/gebouw geheel of gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd clubhuis/gebouw en
zich in dat clubhuis/gebouw bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen, te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft kerstbomen in brand gestoken tegen het houten clubhuis van de ijsbaan. Dit clubhuis is in brand gevlogen en afgebrand. Dit is een heel vervelend feit dat voor overlast en veel schade heeft gezorgd bij de ijsclub.
Tijdens de behandeling ter zitting is duidelijk geworden dat de verdacht zelf ook vreselijk geschrokken is van de gevolgen. Dit was absoluut niet de bedoeling.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 april 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
De Raad voor de Kinderbescherming heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 december 2018. Uit dit rapport blijkt dat het thuis en op school goed gaat met de verdachte en dat hij uit een stabiele gezinssituatie komt. Er zijn geen zorgen over de opgroei- en opvoedsituatie van [naam verdachte] . Soms kan [naam verdachte] impulsief handelen. Hij herkent dit van zich zelf en beseft dat hij beter moet denken voordat hij iets doet. [naam verdachte] kan op dat moment de gevolgen niet altijd goed inschatten. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
[naam verdachte] heeft bij het aansteken van de kerstbomen tegen het clubhuis de grootste rol gehad. [naam verdachte] was 13 jaar ten tijde van het onderhavige feit en daarmee de jongste van de vier verdachten. Al vanaf het begin, tijdens het politieverhoor, en ook op de behandeling ter zitting heeft de [naam verdachte] de volle verantwoordelijkheid genomen en direct verteld wat er gebeurd is. De rechtbank houdt hier in positieve zin rekening mee bij het bepalen van de straf.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te noemen duur opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , gevestigd te Nieuw-Beijerland, ter zake van het tenlastegelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden .
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 41.977,40 aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De gevorderde nieuwbouwkosten zijn onderbouwd met een offerte van (kennelijk) een familielid van de aangever. De vordering heeft ter terechtzitting tot een aantal vragen geleid die, nu de benadeelde partij niet aanwezig was, niet konden worden beantwoord. De benadeelde partij zal daarom in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 77m, 77n en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uur, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.G. de Lange-Tegelaar, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. F.W.H. van den Emster en C.C. Peterse, rechters,
in tegenwoordigheid van K.H. Eelderink, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 mei 2019.
De jongste en oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 08 januari 2018 te Nieuw-Beijerland, gemeente Korendijk,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
brand heeft gesticht in/op/tegen/nabij een clubhuis, in elk geval een gebouw
van [naam sportvereniging] (gelegen tussen [straatnaam 1] en [straatnaam 2] ),
immers heeft / hebben verdachte en / of (een of meer van) zijn mededader(s)
toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker, in elk geval opzettelijk
(open) vuur in aanraking gebracht met twee, althans een of meerdere
kerstbomen, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand
is ontstaan en/of voornoemd clubhuis/gebouw geheel of gedeeltelijk is / zijn
verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd clubhuis/gebouw en/of
zich in dat clubhuis/gebouw bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht