ECLI:NL:RBROT:2019:4775

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
13 juni 2019
Zaaknummer
10/682116-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan brandstichting door een minderjarige in Nieuw-Beijerland

Op 8 mei 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan brandstichting. De zaak vond plaats in Nieuw-Beijerland, waar de verdachte samen met anderen kerstbomen naar een clubhuis van een ijsvereniging had gebracht met de intentie deze in brand te steken. De officier van justitie eiste vrijspraak voor het primair ten laste gelegde, maar bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, wat resulteerde in een taakstraf van 60 uur of 30 dagen vervangende jeugddetentie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet direct de bomen had aangestoken, maar wel medeplichtig was door de bomen te slepen en de aansteker te verstrekken. De rechtbank concludeerde dat de verdachte schuldig was aan medeplichtigheid aan brandstichting, ondanks dat hij niet de directe dader was. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn goede gezinssituatie en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de benadeelde niet aanwezig was om vragen te beantwoorden. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 48, 77m, 77n en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/682116-18
Datum uitspraak: 8 mei 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. E.M. van den Oudenaller, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 8 mei 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

  • De officier van justitie mr. R.H. van Dongen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
Het is de bedoeling geweest om de kerstbomen bij de skatebaan aan te steken. De verdachte is niet betrokken geweest bij het in brand steken van de bomen tegen het houten clubhuis van de ijsbaan. De raadsvrouw bepleit dat [naam verdachte] op het moment dat de bomen in brand werden gestoken aan de andere kant van het schot stond. Hij heeft niet aan de feitelijke uitvoering deelgenomen en dient daarom vrijgesproken te worden van het medeplegen van de brandstichting. De raadsvrouw bepleit voorts dat [naam verdachte] de bomen heeft gesleept naar de skatebaan, niet naar het clubhuis. Hij heeft de bomen daar ook niet tegenaan gestapeld Hij dient daarom ook te worden vrijgesproken van medeplechtigheid omdat het vereiste dubbele opzet ontbreekt.
4.2.2.
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft samen met zijn vrienden kerstbomen meegenomen naar het clubhuis van de ijsbaan om deze in brand te steken. Daar hebben zij de bomen op een gegeven moment opgestapeld tegen het clubhuis. Uiteindelijk hebben [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] de bomen in brand gestoken, maar de verdachte was er bij en heeft meegeholpen. De verdachte is daarmee medeplichtig aan de brandstichting.
4.2.3.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de vier verdachten allemaal een aandeel hebben geleverd aan de brandstichting, waarbij het clubgebouw van de ijsvereniging uiteindelijk is afgebrand. De rechtbank ziet de handelingen als één geheel.
Uit het dossier en hetgeen op de zitting naar voren is gekomen leidt de rechtbank af dat [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 3] en [naam verdachte] de kerstbomen op straat hebben gevonden en gezamenlijk het idee kregen om de bomen in de fik te steken. Zij hebben daartoe de bomen naar de ijsbaan gebracht. Ook hebben zij met elkaar de aansteker opgehaald. De bomen zijn tegen de muur van het houten clubhuis aangezet. Iedereen heeft geprobeerd de bomen aan te steken, maar vanwege wind en vochtigheid lukt het niet makkelijk. Uiteindelijk is het [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] gelukt om afgebroken takjes van de boom aan te steken en heeft [naam medeverdachte 1] deze brandende takjes bij de bomen gegooid. Er ontstond een steekvlam. Op dat moment stonden de andere drie jongens weliswaar aan het andere kant van een tussenschot op de houten muur, maar zij waren er nog steeds bij en wisten dat [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] bezig waren met het aansteken van de bomen.
Uiteindelijk is in korte tijd het clubhuis afgebrand. Geen van de jongens heeft de bedoeling gehad dat het clubhuis zou afbranden, maar dat is wel het nare gevolg geweest. Dat de aanmerkelijke kans bestond dat het houten clubhuis vlam zou vatten door het in brand steken van de kerstbomen, was te bedenken voor iedereen.
4.2.4.
Conclusie
Nu [naam verdachte] niet daadwerkelijk de bomen heeft aangestoken, wordt hij niet schuldig bevonden aan het medeplegen van de brandstichting. Omdat hij wel de bomen heeft meegesleept naar de ijsbaan met het plan om deze op te branden en de aansteker heeft opgehaald wordt [naam verdachte] schuldig bevonden aan medeplichtigheid van de brandstichting.
4.3
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
en [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] ,
op 8 januari 2018 te Nieuw-Beijerland, gemeente Korendijk,
tezamen en in vereniging, opzettelijk
brand hebben gesticht tegen een clubhuis, in elk geval een gebouw
van [naam sportvereniging] (gelegen tussen de [straatnaam 1] en [straatnaam 2] ),
immers hebben die en [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] ,
toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker in aanraking gebracht met twee, kerstbomen, ten gevolge waarvan brand is ontstaan en voornoemd clubhuis/gebouw gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd clubhuis/gebouw en zich in dat clubhuis/gebouw bevindende goederen te duchten was
tot en of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 8 januari 2018 te Nieuw-Beijerland, gemeente Korendijk, opzettelijk behulpzaam is geweest en middelen heeft verschaft door
  • een kerstboom te slepen naar het clubhuis va
  • Een aansteker op te halen en te verstrekken aan zijn mededaders;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Subsidiair
medeplichtigheid aan opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft meegeholpen bij het in brand steken van kerstbomen tegen het houten clubhuis van de ijsbaan. Dit clubhuis is in brand gevlogen en afgebrand. Dit is een heel vervelend feit dat voor overlast en veel schade heeft gezorgd bij de ijsclub.
Tijdens de behandeling ter zitting is duidelijk geworden dat de verdacht zelf ook vreselijk geschrokken is van de gevolgen. Dit was absoluut niet de bedoeling.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 april 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
De Raad voor de Kinderbescherming heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 december 2018. Uit dit rapport blijkt dat het thuis en op school goed gaat met de verdachte en dat hij uit een goede gezinssituatie komt. Het feit komt voort uit puberaal experimenteel gedrag. Er zijn geen zorgen over de opgroei- en opvoedsituatie van de verdachte. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Zonder het aandeel van de verdachte waren de kerstbomen nooit bij de ijsclub gekomen en waren de bomen niet aangestoken. Echter bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank rekening met het kleinere aandeel van de verdachte.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te noemen duur opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , gevestigd te Nieuw-Beijerland, ter zake van het tenlastegelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden .
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 41.977,40 aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De gevorderde nieuwbouwkosten zijn onderbouwd met een offerte van (kennelijk) een familielid van de aangever. De vordering heeft ter terechtzitting tot een aantal vragen geleid die, nu de benadeelde partij niet aanwezig was, niet konden worden beantwoord. De benadeelde partij zal daarom in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 48, 77m, 77n en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uur,waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 25 dagen;
verklaart de benadeelde partij, [naam benadeelde] , niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.G. de Lange-Tegelaar, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. F.W.H. van den Emster en C.C. Peterse, rechters,
in tegenwoordigheid van K.H. Eelderink, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 mei 2019.
De jongste en oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 08 januari 2018 te Nieuw-Beijerland, gemeente Korendijk,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
brand heeft gesticht in/op/tegen/nabij een clubhuis, in elk geval een gebouw
van [naam sportvereniging] (gelegen tussen de [straatnaam 1] en [straatnaam 2] ),
immers heeft / hebben verdachte en / of (een of meer van) zijn mededader(s)
toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker, in elk geval opzettelijk
(open) vuur in aanraking gebracht met twee, althans een of meerdere
kerstbomen, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand
is ontstaan en/of voornoemd clubhuis/gebouw geheel of gedeeltelijk is / zijn
verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd clubhuis/gebouw en/of
zich in dat clubhuis/gebouw bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen, te duchten was;
Subsidiair
[naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 1] ,
op of omstreeks08 januari 2018 te Nieuw-Beijerland, gemeente Korendijk,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
brand heeft/hebben gesticht in/op/tegen/nabij een clubhuis, in elk geval een gebouw
van [naam sportvereniging] (gelegen tussen de [straatnaam 1] en [straatnaam 2] ),
immers heeft/hebben die[naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 1] ,
toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker, in elk geval opzettelijk
(open) vuur in aanraking gebracht met twee, althans een of meerdere
kerstbomen, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand
is ontstaan en/of voornoemd clubhuis/gebouw geheel of gedeeltelijk is / zijn
verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd clubhuis/gebouw en/of
zich in dat clubhuis/gebouw bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen, te duchten was
tot en of bij het plegen van welk misdrijf verdachteop of omstreeks 08 januari 2018 te Nieuw-Beijerland,gemeente Korendijk,opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
  • (een) kerstbo(o)m(en) te slepen naar het clubhuis va de [naam sportvereniging] en/of
  • (een) kerstbo(o)m(en) op te stapelen tegen het clubhuis van de [naam sportvereniging] en/of
  • Een aansteker op te halen en/of te verstrekken aan zijn mededader(s);
Artt. 48 jo 47/157 Wetboek van Strafrecht