ECLI:NL:RBROT:2019:4772

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juni 2019
Publicatiedatum
13 juni 2019
Zaaknummer
10/692109-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid na onvoldoende bewijs van dwang

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 11 juni 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en feitelijke aanranding. De aangeefster beschuldigde de verdachte ervan haar onder dwang te hebben gezoend, betast en verkracht tijdens hun werk bij Stichting [naam stichting] te Rotterdam op 10 maart 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat er seksueel contact heeft plaatsgevonden, maar dat niet bewezen kon worden dat deze handelingen onder dwang zijn uitgevoerd. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen zorgvuldig gewogen, evenals het DNA-onderzoek dat bevestigde dat het DNA van de verdachte op de BH van de aangeefster was aangetroffen. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen en het gedrag van de aangeefster na de vermeende incidenten niet consistent waren met de beschuldigingen van dwang. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de ten laste gelegde feiten, en sprak hem vrij van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/692109-17
Datum uitspraak: 11 juni 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Suriname) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. S.E.M. Hooijman, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 mei 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

Officier van justitie mr. M. van den Berg heeft vrijspraak van het ten laste gelegde gevorderd:

4.Vrijspraak

Casus
De aangeefster heeft de verdachte ervan beschuldigd dat hij haar onder werktijd en tegen haar wil heeft gezoend, betast en verkracht. Hij zou haar onder dwang tongzoenen hebben gegeven, haar borsten hebben betast, aan haar borst hebben gesabbeld, een zuigzoen in haar nek hebben gegeven en zijn vingers in haar vagina hebben gebracht. Primair is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting. In het geval dat verkrachting niet bewezen kan worden is subsidiair ten laste gelegd dat hij de aangeefster heeft aangerand. De verdachte heeft ontkend dat er dergelijk lichamelijk contact tussen hem en de aangeefster heeft plaatsgevonden.
Beoordeling
Uit het dossier blijkt dat de verdachte en de aangeefster op vrijdagavond 10 maart 2017 samen hebben gewerkt bij Stichting [naam stichting] te Rotterdam. De verdachte was die avond feitelijk de leidinggevende persoon. De verweten handelingen zouden hebben plaatsgevonden voor sluitingstijd en op twee verschillende plaatsen in het gebouw, terwijl aangeefster aan het werk was. Na sluitingstijd hebben de verdachte, de aangeefster en een ander personeelslid van de stichting, de getuige [naam getuige 1] , samen een wijntje gedronken. De aangeefster is vanuit haar werk naar een vriendin gegaan en daar heeft zij haar lezing van de gebeurtenissen gegeven en de politie gebeld. Kort daarna heeft zij een intakegesprek gehad op het politiebureau. De politie heeft de kleding die de aangeefster die dag en avond droeg in beslag genomen en de binnen-/voorzijde van de BH en de slip bemonsterd. Die bemonstering is getest op de aanwezigheid van speeksel en vertoonde ten aanzien van de BH een zwak positieve reactie. De bemonstering is ook onderworpen aan een DNA-onderzoek. Bij dat onderzoek is een DNA-mengprofiel aangetroffen dat matcht met de DNA-profielen van het slachtoffer en de verdachte. De rechtbank stelt vast dat er derhalve DNA van de verdachte is aangetroffen aan de binnenzijde van de BH van het slachtoffer.
De politie heeft tevens een donkerrode verkleuring in de hals van de aangeefster waargenomen, waarvan zich tevens een door de politie bij het intakegesprek gemaakte foto in het dossier bevindt. De getuige [naam getuige 2] , een andere medewerker van de stichting, heeft die vrijdagavond na 20.00 uur een rode plek in de hals van de aangeefster gezien, evenals de vriendin van de aangeefster, getuige [naam getuige 3] .
Gelet op de voornoemde bevindingen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte aan de borst van de aangeefster heeft gelikt (gesabbeld) en haar een zuigzoen in haar nek heeft gegeven, zoals zij heeft verklaard, nu daarvoor geen andere aannemelijke verklaring voorhanden is dan hetgeen de aangeefster daarover heeft gezegd. De (overigens pas ter terechtzitting afgelegde) verklaring van de verdachte dat zijn DNA mogelijk op de BH van de aangeefster terecht is gekomen omdat hij ook kleding sorteert bij de stichting en de aangeefster dus kennelijk een door hem gesorteerde BH droeg, acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk en ongeloofwaardig, temeer nu het aangetroffen DNA speeksel gerelateerd is.
Voor de overige verweten handelingen acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig, zodat te dien aanzien vrijspraak dient te volgen.
De rechtbank dient vervolgens vast te stellen of de bewezen verklaarde handelingen onder dwang van de verdachte hebben plaatsgevonden.
De andere medewerkers van de stichting, de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] , hebben verklaard dat hen die avond niets is opgevallen aan het gedrag van de aangeefster. Evenmin hebben zij op enig moment iets gemerkt van spanningen tussen de verdachte en de aangeefster. Zij geven aan dat aangeefster vrolijk was, ook nadat de verweten handelingen zouden hebben plaatsgevonden. De rechtbank maakt verder uit het dossier op dat er op enig moment camerabeelden uit de winkel aanwezig waren, welke echter niet aanwezig zijn in het dossier. Wel blijkt uit afgelegde verklaringen dat meerdere bij de stichting werkzame personen die camerabeelden achteraf hebben bekeken en dat daarop onder meer de verdachte en de aangeefster na sluitingstijd zijn te zien. Zij verklaren daarover allen soortgelijk, te weten dat zij op die beelden hebben gezien dat de aangeefster vrolijk is en dat zij lacht en danst. In zoverre ondersteunen de verklaringen omtrent de camerabeelden en het door de getuigen omschreven gedrag van de aangeefster elkaar wederzijds.
Verder stelt de rechtbank vast dat de aangeefster na werktijd nog is gebleven om een wijntje te drinken met de verdachte en de getuige [naam getuige 1] . De aangeefster heeft daarover verklaard dat zij, nadat de verweten handelingen hadden plaatsgevonden, niet weg durfde te gaan, omdat de verdachte dan tegen de leiding zou kunnen zeggen dat zij zomaar onder werktijd was vertrokken. Zij heeft verder verklaard na sluitingstijd te zijn gebleven om een wijntje te drinken, omdat zij bang was voor de verdachte. De rechtbank acht die verklaringen in het licht van de aangifte niet begrijpelijk en onaannemelijk. Juist omdat de verdachte nog na sluitingstijd in het pand bleef had de aangeefster direct na sluitingstijd het pand kunnen verlaten, zonder beschuldigd te kunnen worden van het verlaten van de werkplek. Evenmin valt te begrijpen dat zij desalniettemin ook zelfs daarna nog is gebleven en dat zij uit angst met onder meer de verdachte wijn heeft gedronken. Dit, gevoegd bij het door de getuigen beschreven gedrag, nadat de verweten gedragingen zouden hebben plaatsgevonden en het gedrag dat door de getuigen op de camerabeelden is waargenomen is dermate afwijkend van het gedrag dat van een slachtoffer van een dergelijke ingrijpende gebeurtenis kan worden verwacht, dat de rechtbank daarin een sterke contra-indicatie ziet voor de aanwezigheid van dwang en wel in een zodanige mate dat zij de verweten dwang niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Conclusie
Omdat niet kan worden bewezen dat de handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het primair en subsidiair aan hem ten laste gelegde.

5.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] : ter zake van het primair ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 50,- aan materiële schade en een vergoeding van € 2.500,- aan immateriële schade.
5.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij.
5.2.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
5.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. W.H.J. Stemker Köster en W.J.M. Diekman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 10 maart 2017 te Rotterdam door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk
- het (tong) zoenen met haar en/of
- het plaatsen van een zogenoemde "zuigzoen" in haar hals/nek en/of
- het betasten en/of strelen en/of aanraken van haar borst(en) en/of
- het zuigen en/of sabbelen aan haar borst(en) en/of
- het brengen/houden van zijn vinger(s) in haar vagina,
bestaande dat/die geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte,
- misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen (te weten als haar feitelijk leidinggevende) en/of omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of psychisch/geestelijk overwicht en/of fysiek overwicht en/of
- haar onverhoeds en/of met kracht (aan haar elleboog) naar zich toe heeft getrokken en/of (bij haar schouder) heeft beetgepakt en/of
- een gebaar naar haar heeft gemaakt dat zij stil moest blijven en/of
- haar onverhoeds heeft ge(tong)zoend en/of
- haar (dwingend) heeft geboden naar een vliering te gaan en/of
- voorbij is gegaan aan de (verbale en/of non-verbale) protesten van die [naam slachtoffer] en/of
- ( aldus) een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan;
Subsidiair
hij op of omstreeks 10 maart 2017 te Rotterdam door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk
- het (tong) zoenen met haar en/of
- het plaatsen van een zogenoemde "zuigzoen" in haar hals/nek en/of
- het betasten en/of strelen en/of aanraken van haar borst(en) en/of
- het zuigen en/of sabbelen aan haar borst(en) en/of
- het betasten en/of strelen en/of aanraken van haar vagina,
bestaande dat/die geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte,
- misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen (te weten als haar feitelijk leidinggevende) en/of omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of psychisch/geestelijk overwicht en/of fysiek overwicht en/of
- haar onverhoeds en/of met kracht (aan haar elleboog) naar zich toe heeft getrokken en/of (bij haar schouder) heeft beetgepakt en/of
- een gebaar naar haar heeft gemaakt dat zij stil moest blijven en/of
- haar onverhoeds heeft ge(tong)zoend en/of
- haar (dwingend) heeft geboden naar een vliering te gaan en/of
- voorbij is gegaan aan de (verbale en/of non-verbale) protesten van die [naam slachtoffer] en/of
- ( aldus) een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan.