ECLI:NL:RBROT:2019:4747

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
12 juni 2019
Zaaknummer
10/072243-18 en 10/039932-19 (ter terechtzitting gevoegd)vordering TUL VV: 10/811274-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsredenering over herkenning van de verdachte door verbalisanten op camerabeelden in een winkeldiefstalzaak

Op 29 mei 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van winkeldiefstal van een iPhone 8. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.C. Spigt. De officier van justitie, mr. A.L.M. de L'Isle, eiste vrijspraak voor het eerste ten laste gelegde feit en bewezenverklaring van het tweede feit, met een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste feit, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Voor het tweede feit, de diefstal van de iPhone, heeft de rechtbank geoordeeld dat de herkenning van de verdachte door drie verbalisanten op basis van camerabeelden voldoende bewijs opleverde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 589,21 aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de diefstal.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/072243-18 en 10/039932-19 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering TUL VV: 10/811274-16
Datum uitspraak: 29 mei 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.C. Spigt, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 mei 2019.

2.Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen met de parketnummers 10/072243-18 (hierna te noemen dagvaarding I) en 10/039932-19 (hierna te noemen dagvaarding II). De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.L.M. de L'Isle heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder dagvaarding I ten laste gelegde feit;
  • bewezenverklaring van het onder dagvaarding II ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van voorarrest, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal melden bij Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, ook indien dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/811274-16.

4.Waardering van het bewijs

Vrijspraak dagvaarding I zonder nadere motivering

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder dagvaarding I ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Bewijswaardering dagvaarding II
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte van het onder dagvaarding II ten laste gelegde eveneens dient te worden vrijgesproken, omdat de verdachte dit feit ontkent en kan worden getwijfeld aan de herkenning van de verdachte door de verbalisanten op de camerabeelden. De persoon op de camerabeelden kan ook een broer van de verdachte zijn. Bovendien meenden die verbalisanten de verdachte ook bij het onder dagvaarding I ten laste gelegde te herkennen terwijl op die donkere beelden niemand is te herkennen.
Beoordeling
Het verweer wordt verworpen. Drie verbalisanten hebben de verdachte op een foto (screenshot) van de camerabeelden herkend en hebben gedetailleerd omschreven op grond waarvan zij de verdachte herkennen. Een van de verbalisanten heeft bovendien omschreven op grond van welke specifieke kenmerken het uiterlijk van de verdachte zich onderscheidt van dat van zijn twee broers.
De rechtbank is daarom van oordeel dat op grond van de verklaringen van de verbalisanten wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de persoon is op de foto, en hij dus de diefstal heeft gepleegd.
Het onder dagvaarding II ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder dagvaarding II ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 9 januari 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, een pakketje
(inhoudende een mobiele telefoon, merk Apple, type iPhone 8
), dat toebehoorde aan [naam winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

Algemene overweging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich voor de zoveelste keer schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal.
Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat naast materiële schade, hinder voor de gedupeerde veroorzaakt. De verdachte heeft geen enkel respect getoond voor andermans eigendom en uitsluitend oog gehad voor zijn eigen materiële behoeften.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 mei 2019 gezien dat de verdachte al vele malen eerder is veroordeeld voor vermogensmisdrijven. Uit deze veroordeling volgt dat de verdachte daar kennelijk niets van heeft geleerd. De rechtbank tilt dan ook zwaar aan het voortduren van het criminele gedrag van de verdachte, en zal dat ook tot uitdrukking brengen in strafmaat en strafsoort.
Verslag reclassering
Reclassering Nederland (hierna: reclassering) heeft op 11 mei 2019 door middel van een videoverbinding kort met de verdachte gesproken naar aanleiding van een verdenking winkeldiefstal waarvoor hij een OM-strafbeschikking toezicht heeft geaccepteerd. Van dit videogesprek heeft de reclassering een verslag opgemaakt en dit verslag houdt - kort samengevat - het volgende in.
De verdachte geeft zelf aan dat het niet goed met hem gaat en dat geldt niet alleen met betrekking tot onderhavige verdenking. De verdachte heeft een emotioneel heftige periode achter de rug vanwege het overlijden van een zoontje aan wiegendood, een verbroken relatie, verlies van een betaalde baan, het ontbreken van eigen huisvesting en vermoedens van middelengebruik (in ieder geval in het verleden). De indruk bestaat dat het de verdachte niet lukt om op eigen initiatief en kracht zijn leven een positieve wending te geven. In hoeverre er in dit verband (ook) sprake is van onwil, is gedurende het korte contact met hem op ZSM niet duidelijk geworden. Een toezicht, gegeven het voorgaande en de gesignaleerde zorgen op de diverse leefgebieden, is dan ook geïndiceerd. Daarbij geniet het de voorkeur om voorafgaand aan een ambulant behandeltraject een diagnostisch onderzoek te laten uitvoeren.
De rechtbank heeft gelet op de inhoud van dit verslag.
De verdediging heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar de verdachte in het geval van een bewezenverklaring te veroordelen tot een maand gevangenisstraf geheel voorwaardelijk, met oplegging van de bijzondere voorwaarde zoals door de officier van justitie gevorderd. Een voorwaardelijke straf zou eventueel aangevuld kunnen worden met een korte taakstraf.
Gezien de ernst van het feit en de hoge mate van recidive bij de verdachte kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
Een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een taakstraf volstaan niet langer voor een passende bestraffing van de verdachte. De rechtbank vindt de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden, en zal deze dus ook opleggen.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf de voorwaarden koppelen die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd
[naam benadeelde], ter zake van het onder dagvaarding II tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 629,00 aan materiële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen tot het factuurbedrag van € 589,21, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich in het geval van een bewezen verklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
Vast is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder dagvaarding II bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht. De hoogte van gevorderde schadevergoeding is door de verdachte niet weersproken. De vordering zal daarom worden toegewezen tot het factuurbedrag van € 589,21.
De benadeelde partij zal voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2019 (dit is de datum van de diefstal).
De vordering van de benadeelde partij zal (in overwegende mate) worden toegewezen. Dit leidt ertoe dat de verdachte ook zal worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 589,21, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen (schadevergoedings)maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd

Bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 8 februari 2017 is de verdachte ter zake van handelen in strijd met een met toepassing van artikel 2 eerste lid van de Wet
tijdelijk huisverbod gegeven huisverbod, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 dagen, waarvan een gedeelte groot 13 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De proeftijd is ingegaan op 23 februari 2017.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering af te wijzen, omdat het een gedateerde veroordeling betreft.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft eveneens gevorderd de vordering af te wijzen, omdat de officier van justitie ten aanzien van het onder dagvaarding I ten laste gelegde tot vrijspraak heeft gerekwireerd en de vordering aan dat feit was gekoppeld.
Beoordeling
Het hierboven onder dagvaarding II bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en vóór het einde van de proeftijd gepleegd, zodat de officier van justitie ontvankelijk is in de vordering. Door het plegen van het bewezen verklaarde feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde niet nageleefd dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven en de vordering af te wijzen, omdat de verdachte op 11 mei 2019 een strafbeschikking heeft geaccepteerd die strekt tot het meewerken aan toezicht door de reclassering. Deze strafbeschikking is opgelegd wegens het (opnieuw) plegen van een winkeldiefstal.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder dagvaarding I tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het de onder dagvaarding II tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
1 (één) maandniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd van 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich zal melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt, en zich zal houden aan de door of namens die instelling te geven voorschriften en aanwijzingen, ook indien dit inhoudt dat de veroordeelde meewerkt aan een diagnostisch onderzoek en zich (vervolgens) onder ambulante behandeling en begeleiding laat stellen bij een door de reclassering aan te wijzen (zorg)instelling, een en ander zolang de reclassering -in overleg met die (zorg)instelling- deze behandeling en/of begeleiding noodzakelijk vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 589,21 (zegge: vijfhonderdnegenentachtig euro en eenentwintig eurocent)aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 589,21(hoofdsom, z
egge: vijfhonderdnegenentachtig euro en eenentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 589,21 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
11 (elf) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst af de gevorderde tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 8 februari 2017 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. D. Visser en B. Krijnen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 mei 2019.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Ten aanzien van dagvaarding I (parketnummer 10/072243-18)
hij op of omstreeks 15 september 2016 te Schiedam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een woning) heeft weggenomen een TV en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
Ten aanzien van dagvaarding II (parketnummer 10/039932-19)
hij op of omstreeks 9 januari 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, een pakketje (inhoudende een mobiele telefoon, merk Apple, type iPhone 8), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam winkel] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht )