ECLI:NL:RBROT:2019:4708

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
11 juni 2019
Zaaknummer
10/235807-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis na poging tot doodslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 mei 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 22 november 2018 in Rotterdam een begeleidster met een mes in de buik heeft gestoken. De verdachte, die ten tijde van het delict in een beschermde woonvorm voor dak- en thuisloze jongeren verbleef, heeft tijdens een gesprek met twee begeleidsters een gewelddadige uitbarsting vertoond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die lijdt aan een psychotische stoornis, volledig ontoerekeningsvatbaar is voor zijn daden. De officier van justitie had gevorderd de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging en hem te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. Daarnaast is er een benadeelde partij die schadevergoeding heeft gevorderd, welke gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. De rechtbank heeft de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis als passend en geboden geacht, gezien de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/235807-18
Datum uitspraak: 21 mei 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught (Penitentiair Psychiatrisch Centrum),
raadsman mr. M.C.A. Schulpen, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 mei 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde;
  • de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren en de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging;
  • aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar op te leggen.

4.Waardering van het bewijs

Bewijswaardering
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, omdat uit de feiten en omstandigheden niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij het opzet had op de dood van het slachtoffer, ook niet in voorwaardelijke zin.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
De verdachte, die ten tijden van het delict bij een beschermde woonvorm voor dak- en thuisloze jongeren van het Leger des Heils woonde, is boos weggelopen tijdens een gesprek met twee begeleidsters. Enige tijd later zien deze begeleidsters dat de verdachte bij de lift staat te wachten. Op het moment dat zij langs hem lopen blokkeert hij voor één van hen de doorgang en steekt hij haar met kracht met een mes in haar buik. De verdachte heeft dit ook bekend.
Door de messteek is boven de navel van het slachtoffer een steekverwonding van ongeveer 1 centimeter in lengte ontstaan. Op een CT-scan is gezien dat de steekverwonding door het buikvlies heen liep met daarbij bloedverlies in de buikholte. Een dag na het steekincident is het slachtoffer geopereerd. Tijdens de operatie bleek dat het mes een aftakking van de slagader had geraakt en is er 1,5 liter bloed en stolsels uit haar buik verwijderd.
Gelet op deze gedragingen moet het handelen van de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op het opzettelijk bewerkstelligen van de dood van het slachtoffer. Niet alleen omdat zich in de buik vitale organen bevinden, zodat het met een mes in de buik steken reeds om die reden de aanmerkelijke kans in het leven roept dat het slachtoffer daardoor komt te overlijden (zoals de officier van justitie heeft betoogd), maar ook omdat het slachtoffer daadwerkelijk letsel is toegebracht dat zonder medisch ingrijpen tot de dood had kunnen leiden.
Conclusie
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 22 november 2018 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
met kracht met een mes in de buik van die [naam slachtoffer] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Psychiater D.J. Vinkers heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 februari 2019. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er is sprake van een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis of andere psychotische stoornis. De inschatting is dat de verdachte vanwege de kans op herhaling van een psychose een verhoogd risico heeft op geweld.
Psycholoog P.E. Geurkink heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
17 februari 2019. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een psychotische stoornis met achterdocht, psychotische angsten en in het verlengde daarvan ernstige oordeel- en kritiekstoornissen. Er zijn vermoedens van een separate verstandelijke beperking, maar dat is lastig te differentiëren van de gevolgen van de psychose op grond van het testonderzoek. De verdachte is nu een primair psychiatrisch zieke man en moet eerst behandeld worden.
Klinisch ingeschat loopt de kans op herhaling parallel met de mate van invloed van de psychose op betrokkenes denken, handelen en voelen. Zorgelijk is dat betrokkene ondanks de behandeling nog steeds last heeft van psychotische symptomatologie.
De kans op herhaling wordt ingeschat als matig tot hoog en al op korte termijn (binnen een half jaar) als betrokkene onbehandeld en zonder begeleiding terugkomt in de maatschappij, waarbij de psychose de belangrijkste risicofactor is.
Beide deskundigen zijn van oordeel dat het handelen van de verdachte voortkomt vanuit een psychotisch toestandsbeeld. Zij concluderen eensluidend dat de verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd voor het tenlastegelegde.
De rechtbank verenigt zich -met de officier van justitie en de raadsman van de verdachte- met deze conclusies en maakt die tot de hare. De rechtbank oordeelt dat bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, waardoor hij volledig ontoerekeningsvatbaar wordt geacht.
Conclusie
Er is een omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is niet strafbaar en zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.Motivering maatregel

Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft bij een beschermde woonvorm voor dak- en thuisloze jongeren van het Leger des Heils een begeleidster met een mes in haar buik gestoken. Dat het slachtoffer aan de gevolgen van dit steekincident niet is overleden, is niet de verdienste van de verdachte maar te danken aan tijdig medisch ingrijpen.
Door zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is algemeen bekend dat gebeurtenissen als hiervoor omschreven grote impact hebben op een slachtoffer. Het slachtoffer heeft gebruik gemaakt van haar spreekrecht en op indringende wijze naar voren gebracht dat zij door het handelen van de verdachte in haar leven en in haar vertrouwen in de medemens en zichzelf zeer ernstig is ontregeld. Zij is door het incident zowel lichamelijk als mentaal geraakt. De lichamelijke verwondingen zijn blijvend als een groot litteken te zien.
Een feit als dit, een steekpartij waarbij een hulpverlener wordt geraakt, zorgt daarnaast voor veel maatschappelijke onrust. Blijkens het dossier zijn een aantal mensen, onder wie collega’s van het slachtoffer, ongewild geconfronteerd met deze gewelddadige uitbarsting van de verdachte. Dat maakt het feit naar het oordeel van de rechtbank des te ernstiger.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 februari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De hierboven genoemde deskundigen hebben beiden geadviseerd de verdachte te laten opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis. Ter terechtzitting hebben de deskundigen de conclusies uit hun respectievelijke rapportages herhaald en toegelicht. Hun verwachting is dat de behandelduur van een jaar voldoende zou moeten zijn om de psychose in remissie te laten gaan, waardoor de kans op herhaling wordt weggenomen.
De deskundigen hebben onder meer toegelicht dat deze opname in hun optiek thans voldoende is, omdat de verdachte medicatie slikt, waardoor het risico op een psychose -en daarmee de kans op herhaling- afneemt. Na de strafrechtelijke plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis kan de behandeling indien noodzakelijk civielrechtelijk worden verlengd.
De officier van justitie heeft conform het advies van de deskundigen gevorderd de verdachte te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis. De raadsman heeft zich ten aanzien van deze plaatsing gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Conclusies van de rechtbank
Alles afwegend acht de rechtbank de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar passend en geboden. Daarbij weegt de rechtbank in belangrijke mate mee dat de geraadpleegde deskundigen allebei tot dit advies kwamen en allebei geen reden zagen om tot een oplegging van de tbs-maatregel te adviseren. Omdat de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis zo nodig kan worden gevolgd door een gedwongen opname in het kader van een aansluitende BOPZ-maatregel, waarbij ook dan een rechterlijke toetsing plaatsvindt, acht de rechtbank het gevaar voor de algemene veiligheid van personen hierdoor voldoende gewaarborgd.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.727,15 voor materiële schade en een vergoeding van € 10.000,00 voor immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 12.888,11. De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard ten aanzien van de schadepost ‘kosten zonder nut’, omdat deze schade geen rechtstreeks verband houdt met het tenlastegelegde feit.
Voorts wordt gevorderd om de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt verdediging
Bepleit wordt primair om de vordering af te wijzen, subsidiair om het bedrag te matigen.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade, voorzover daarvan thans is gebleken, zal, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, naar billijkheid worden vastgesteld op € 3.000,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 november 2018.
De behandeling van het overige deel van de vordering van de benadeelde partij levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Zo is de schade thans nog niet in volle omvang te bepalen. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij in overwegende mate niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering, zullen de verdachte en de benadeelde partij elk in de eigen proceskosten worden verwezen, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij ter vergoeding van immateriële schade een bedrag betalen van € 3000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 november 2018.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte in
een psychiatrisch ziekenhuiszal worden geplaatst voor een termijn van
1 (één) jaar;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , ter vergoeding voor immateriële schade te betalen een bedrag van
€ 3.000,00 (zegge: drieduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
bepaalt ten aanzien van de proceskosten verband houdende met de vordering van de benadeelde partij dat de verdachte en de benadeelde partij elk de eigen kosten dient te dragen, en begroot deze kosten tot op heden op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 3.000,00(hoofdsom,
zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 3.000,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. van den Berg, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 mei 2019.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 22 november 2018 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven,
met kracht met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de buik(streek),
althans het lichaam van die [naam slachtoffer] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 22 november 2018 te Rotterdam
aan [naam slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekverwonding door het buikvlies en/of
interne bloedingen en/of een litteken van 20cm op de buik, heeft toegebracht
door met kracht met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de
buik(streek), althans het lichaam van die [naam slachtoffer] te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 november 2018 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met kracht met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de buik(streek),
althans het lichaam van die [naam slachtoffer] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.