Op 21 mei 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van belaging en eenvoudige belediging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, in de periode van 14 februari 2018 tot en met 6 maart 2018, stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van twee slachtoffers door veelvuldig telefonisch contact met hen op te nemen. Dit gebeurde met de bedoeling hen te dwingen iets te dulden en/of hen vrees aan te jagen. Daarnaast heeft de verdachte op 13 februari 2018 een van de slachtoffers beledigd door hem in het openbaar te beschuldigen van het zijn van een 'koekenbakker' en een 'nep-advocaat'. De rechtbank oordeelde dat deze uitlatingen beledigend waren en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank weegt mee dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat zijn handelen een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld, maar verklaarde de vordering van de eerste benadeelde partij niet-ontvankelijk, terwijl de vordering van de tweede benadeelde partij werd afgewezen. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing zijn op de feiten.