ECLI:NL:RBROT:2019:4663

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
7 juni 2019
Zaaknummer
10/996760-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van uitkeringsfraude wegens gebrek aan bewijs van betrokkenheid bij valse documenten

Op 6 juni 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren te Koyu (Turkije), die werd beschuldigd van uitkeringsfraude. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden aan het opzettelijk gebruik maken van valse documenten ten behoeve van het aanvragen van WW-uitkeringen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet is bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij het gebruik of verstrekken van deze valse documenten. Tijdens de zitting op 23 mei 2019 zijn getuigen gehoord, maar hun verklaringen waren onvoldoende om de betrokkenheid van de verdachte te bevestigen. De rechtbank concludeert dat er sterke aanwijzingen zijn dat de documenten vals zijn, maar dat er geen bewijs is dat de verdachte deze documenten heeft gebruikt of verstrekt. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de oudste en jongste rechter niet in staat waren het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996760-14
Datum uitspraak: 6 juni 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te Koyu (Turkije) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. C.C.J.L. Huurman – Ip Vai Ching, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.C. Schaafsma heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf voor de duur van 240 uren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de in de tenlastelegging genoemde documenten – bestaande uit diverse arbeidsovereenkomsten en salarisspecificaties – vals zijn en dat deze documenten opzettelijk door (of namens) de verdachte met anderen zijn gebruikt ten behoeve van het aanvragen van een uitkering bij het UWV. Zij acht niet bewezen dat de verdachte deze documenten ook heeft verstrekt aan de Belastingdienst.
De officier van justitie heeft de rol van de verdachte als volgt omschreven. Getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat de verdachte de boekhouder was van de drie bedrijven op de tenlastelegging ( [naam bedrijf 1] , [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 3] ). De verdachte heeft bij deze ondernemingen gedurende een korte periode een functie vervuld waarna hij die functie heeft overgedragen aan katvangers. Hij bleef na die overdracht betrokken als adviseur/boekhouder en maakte de voor een WW-uitkering benodigde stukken op. Voor [naam 1] en [naam 2] heeft hij ook de WW-aanvraag ingediend, zo volgt uit hun verklaringen.
4.1.2.
Beoordeling
In het dossier bevinden zich sterke aanwijzingen dat de documenten, die in de tenlastelegging worden genoemd, vals zijn. Op basis van het dossier kan evenwel niet worden vastgesteld dat en op welke wijze de verdachte bij die (valse) documenten een rol heeft gespeeld, zoals ten laste is gelegd. Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
Niet is komen vast te staan dat de verdachte betrokken is geweest bij het gebruik van de (valse) documenten ten behoeve van de loonaangiften bij de Belastingdienst, zodat de verdachte van dit onderdeel zal worden vrijgesproken.
Resteert de vraag of de verdachte betrokken is geweest bij het gebruik van de (valse) documenten ten behoeve van de aanvraag van een WW-uitkering bij het UWV.
De verdachte is bestuurder geweest bij alle ondernemingen op de dagvaarding, deels in de tenlastegelegde periode. Echter, voor zover de verdachte bestuurder is geweest in die periode, kan uit dit feit niet worden afgeleid of, en zo ja hoe, de verdachte betrokken is geweest bij het overleggen van de (valse) documenten aan het UWV.
De personen die in de tenlastelegging zijn genoemd, te weten [naam 3] , [naam 1] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 2] , hebben een verklaring afgelegd bij de Inspectie SZW. Uit hun verklaringen blijkt niet onomstotelijk dat de verdachte de op de tenlastelegging genoemde documenten opzettelijk heeft gebruikt dan wel doen gebruiken, afgeleverd of voorhanden heeft gehad. Evenmin blijkt uit hun verklaringen dat de verdachte betrokken is geweest bij het aanvragen van een WW-uitkering. Dat geldt ook voor de aanvragen van de uitkeringen van de hiervoor genoemde [naam 1] en [naam 2] .
Getuige [naam getuige 1] heeft slechts in algemene zin verklaard over de werkwijze en handelingen van de verdachte. Uit zijn verklaring kan echter niet worden afgeleid dat de verdachte betrokken is geweest bij de arbeidsovereenkomsten en salarisspecificaties van de personen die in de tenlastelegging worden genoemd. Bovendien is onduidelijk waarop [naam getuige 1] zijn – in zijn eigen woorden aangeduid als – “vermoeden” baseert dat de verdachte mensen in de administratie heeft opgevoerd terwijl zij niet hebben gewerkt. De verklaring van getuige [naam getuige 1] kan daarom niet bijdragen aan het bewijs.
Getuige [naam getuige 2] heeft uitgebreider verklaard over de handelingen die de verdachte zou hebben verricht. De verdediging heeft [naam getuige 2] echter niet kunnen ondervragen als (toegewezen) getuige, omdat hij onvindbaar is gebleken. Dit betekent dat zijn verklaring – die door de verdediging is betwist – volgens vaste jurisprudentie slechts kan worden gebruikt indien deze in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. Nu dit niet het geval is, kan zijn verklaring niet voor het bewijs worden gebruikt.
Concluderend: alhoewel vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de rol die de verdachte heeft gespeeld bij de bedrijven waarvan hij korte tijd bestuurder is geweest, volgt niet uit het dossier dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan hetgeen hem is tenlastegelegd.
4.1.3.
Conclusie
Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het primair en subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B.A. Cnossen, voorzitter,
en mrs. J.C.M. Persoon en W.H.S. Duinkerke, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juni 2019.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2010 tot en met 31 december 2015 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met(een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt of gebruik heeft doen maken van
(de/een) (onder meer) hierna te noemen valse document(en):
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen -
-een salarisspecificatie op naam van [naam 3] , gedateerd 30 april 2012
(DOC-012-02) en/of een salarisspecificatie op naam van [naam 1] , gedateerd
31 maart 2012 (DOC-016-01), beide afkomstig van [naam bedrijf 1]
en/of
-een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, gedateerd 20 januari 2011
(DOC-011-06) en/of een salarisspecificatie, gedateerd 31 juli 2011
(DOC-011-09), beide op naam van [naam 4] en/of afkomstig van
[naam bedrijf 2] en/of
-een uitzendovereenkomst, gedateerd 1 april 2011 (DOC-018-04) en/of een
salarisspecificatie, gedateerd 30 september 2011 (DOC-018-01), beide op naam
van [naam 5] en/of afkomstig van [naam bedrijf 3] en/of
-een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, gedateerd 1 september 2011
(DOC-013-02 ) en/of een salarisspecificatie, gedateerd 30 november 2011
(DOC-013-03), beide op naam van [naam 6] en/of afkomstig van [naam bedrijf 3]
en/of
-een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, gedateerd 2 januari 2011
(DOC-021-01) en/of een salarisspecificatie, gedateerd 31 januari 2011
(DOC-021-06), beide op naam van [naam 2] en/of afkomstig van
[naam bedrijf 3] .
als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken
(telkens) in het overleggen van dat/die geschrift(en)
-aan de Belastingdienst ten behoeve van de loonaangifte en/of
-aan het UWV en/of aan verbalisanten van de Inspectie SZW ten behoeve van de aanvraag van een uitkering,
en bestaande die valsheid en/of vervalsing hierin, dat (telkens)
voornoemde salarisspecificatie(s) en/of arbeidsovereenkomst(en) en/of
uitzendovereenkomst(en) een (betaalde) arbeidsrelatie suggereren tussen
genoemde personen en bedrijven, terwijl in werkelijkheid geen (betaalde)
arbeidsrelatie bestond.
en/of dat (telkens) ten aanzien van de voornoemde salarisspecificatie(s) een
onjuist aantal loonuren en/of loondagen was vermeld en/of een onjuist bedrag
en/of een onterecht bedrag aan loon was vermeld.
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij of één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010
tot en met 31 december 2015 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad de/een hierna te
noemen valse document(en):
-een salarisspecificatie op naam van [naam 3] , gedateerd 30 april 2012
(DOC-012-02) en/of een salarisspecificatie op naam van [naam 1] , gedateerd
31 maart 2012 (DOC-016-01), beide afkomstig van [naam bedrijf 1]
en/of
-een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, gedateerd 20 januari 2011
(DOC-011-06) en/of een salarisspecificatie, gedateerd 31 juli 2011
(DOC-011-09), beide op naam van [naam 4] en/of afkomstig van
[naam bedrijf 2] en/of
-een uitzendovereenkomst, gedateerd 1 april 2011 (DOC-018-04) en/of een
salarisspecificatie, gedateerd 30 september 2011 (DOC-018-01), beide op naam
van [naam 5] en/of afkomstig van [naam bedrijf 3] en/of
-een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, gedateerd 1 september 2011
(DOC-013-02 ) en/of een salarisspecificatie, gedateerd 30 november 2011
(DOC-013-03), beide op naam van [naam 6] en/of afkomstig van [naam bedrijf 3]
en/of
-een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, gedateerd 2 januari 2011
(DOC-021-01) en/of een salarisspecificatie, gedateerd 31 januari 2011
(DOC-021-06), beide op naam van [naam 2] en/of afkomstig van
[naam bedrijf 3] .
zijnde telkens (een) geschrift(en) dat/die was/waren om tot bewijs van enig
feit te dienen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens)
wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die
geschrift(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware dat/die geschrift(en)
echt en onvervalst,
en bestaande die valsheid en/of vervalsing hierin, dat (telkens) voornoemde
salarisspecificatie(s) en/of arbeidsovereenkomst(en) en/of
uitzendovereenkomst(en) een (betaalde) arbeidsrelatie suggereren tussen
genoemde personen en bedrijven, terwijl in werkelijkheid geen (betaalde)
arbeidsrelatie bestond.
en/of dat (telkens) ten aanzien van de voornoemde salarisspecificatie(s) een
onjuist aantal loonuren en/of loondagen was vermeld en/of een onjuist bedrag
en/of een onterecht bedrag aan loon was vermeld.