Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
- groep 1, bestaande uit 22 vaartuigen, waaraan toestemming voor onbepaalde tijd is verleend in 2010 op basis van de algemene bepaling in de Europese regelgeving op grond waarvan 5% van de boomkorvloot mag pulsvissen (Verordening (EG) 850/98, artikel 31 bis);
- groep 2, bestaande uit 20 vaartuigen, waaraan toestemming voor onbepaalde tijd is verleend in 2011/2012, gebaseerd op deelname aan wetenschappelijk onderzoek naar pulsvisserij (Verordening (EG) 850/98, artikel 43) en
- groep 3, bestaande uit 37 vaartuigen, waaraan toestemming voor vijf jaar is verleend in 2014, gebaseerd op deelname aan het onderzoek voor de implementatie van de aanlandplicht (Verordening (EU)1380/2013, artikel 14).
of en zo ja welke transitieperiode voor hen zal gelden”. De brief van 22 maart 2019 van verweerder aan verzoeksters vermeldt onder meer dat ze haar definitieve stellingname en hoe om te gaan met de pulstoestemmingen zal bepalen en zo spoedig mogelijk aan hen zal melden na de stemming in het Europees Parlement en dat “
omdat formeel nog niet besloten is tot de nieuwe Verordening (…) heb ik vooruitlopend op de stemming van het Europees Parlement besloten alle pulstoestemmingen die aflopen voor 1 juni te verlengen tot en met 31 mei 2019 (…)”.In haar brief van 18 april 2019 aan de Tweede Kamer, waarvan een gelijkluidend exemplaar aan verzoeksters is gezonden, stelt verweerder dat ze gelet op het pulsverbod helaas geen mogelijkheid ziet om de pulstoestemmingen te verlengen na 1 juni 2019, nu na de aanneming in het Europees Parlement de inwerkingtreding van het pulsverbod in deze Verordening definitief zal worden. Hieruit volgt dat verweerder juist niet een koppeling heeft gemaakt tussen de ingangsdatum van het pulsverbod en de inwerkingtreding van de Verordening.