ECLI:NL:RBROT:2019:4499

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2019
Publicatiedatum
4 juni 2019
Zaaknummer
C/10/543241 / HA ZA 18-74
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de overdracht van aandelen en omzetting van een N.V. naar een B.V. in de taxibranche

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 april 2019 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en de besloten vennootschap Rotterdamse Taxi Centrale RTC B.V. De zaak betreft de overdracht van een aandeel in de voormalige Taxi Telefooncentrale TTC N.V., dat in 1989 is omgevormd tot RTC N.V. en later RTC B.V. genoemd. [eiser] stelt dat hij in 2002 een aandeel heeft overgenomen van [naam 1], maar dat deze overdracht niet rechtsgeldig is vastgelegd door een notariële akte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de statuten van RTC een blokkeringsregeling bevatten die niet is nageleefd, maar dat de goedkeuring van de Raad van Commissarissen niet tijdig is verleend, waardoor de overdracht alsnog als geldig kan worden beschouwd. De rechtbank heeft geoordeeld dat [eiser] als economisch eigenaar van het aandeel moet worden erkend en dat hij recht heeft op een aandeelbewijs in RTC B.V. en een aansluitovereenkomst voor vervoersrechten. De rechtbank heeft RTC veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis het aandeelbewijs aan [eiser] te verstrekken en een dwangsom opgelegd voor elke dag dat zij in gebreke blijft. Daarnaast is RTC veroordeeld tot schadevergoeding voor inkomstenderving over een bepaalde periode. De vorderingen van RTC in reconventie zijn afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/543241 / HA ZA 18-74
Vonnis van 10 april 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R.D. Rischen te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROTTERDAMSE TAXI CENTRALE RTC B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. B.J. Tideman te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiser] en RTC genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam, van 1 december 2017 waarbij de zaak is verwezen naar de rol van team handel [en haven] van deze rechtbank en de daarin genoemde processtukken;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie van 7 maart 2018, met producties;
  • de brief van 4 april 2018 van de rechtbank, waarin partijen zijn opgeroepen voor een comparitie van partijen;
  • de akte vermeerdering van eis in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
  • de akte overlegging producties gedateerd 17 juli 2018 van de zijde van RTC, met productie 21;
  • het proces-verbaal van de op 17 juli 2018 gehouden comparitie van partijen;
  • het faxbericht van 1 augustus 2018 van mr. Rischen met een opmerking naar aanleiding van het proces-verbaal van de comparitie van partijen;
  • de akte uitlating omtrent vermeerdering van eis van 1 augustus 2018 van de zijde van RTC;
  • de antwoordakte van 15 augustus 2018 van de zijde van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Taxi Telefooncentrale TTC N.V. (hierna: TTC) is in 1970 opgericht. TTC heeft haar naam in 1989 gewijzigd in Rotterdamse Taxi Centrale RTC N.V. (hierna aangeduid als RTC N.V. of als RTC).
2.2.
[eiser] is sinds 1985 als taxichauffeur aangesloten bij TTC/RTC. Het aandeel in RTC met (aandeelbewijs)nummer [aandeelnummer 1] staat op naam van zijn onderneming [bedrijf eiser] .
2.3.
[naam 1] (hierna: [naam 1] ) was als taxichauffeur aangesloten bij TTC. Het aandeel in TTC met nummer [aandeelnummer 2] (hierna: aandeel [aandeelnummer 2] ), ter grootte van NLG 500,00, was in 1989 op zijn naam gesteld.
2.4.
In 1991 zijn de statuten van RTC gewijzigd.
2.5.
Bij akte van 19 november 1998 zijn de statuten van RTC opnieuw gewijzigd. De gewijzigde statuten bevatten onder meer de volgende bepaling:
‘[…]
Artikel 5
[…]
6. Aandeelhouder kunnen slechts zijn:
a. zij, aan wie door de daartoe bevoegde overheid een bedrijfsvergunning is verleend voor het verrichten van beroepspersonenvervoer, of zij die door een mede door de vennootschap gehouden bedrijfsvergunning in staat worden gesteld een vervoerbedrijf uit te oefenen; […]
[…]
d. natuurlijke personen, vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid en rechtspersonen die lid zijn van de in Rotterdam gevestigde vereniging Vereniging Goede Raad;
[…]
Blokkeringsregeling
Artikel 11.
1.Overdracht van aandelen in de vennootschap - daaronder niet begrepen overdracht door de vennootschap van door haar verworven aandelen in haar eigen kapitaal - behoeft, wil zij geldig zijn, de goedkeuring van de raad van commissarissen.
2. Een aandeelhouder, die één of meer aandelen wil overdragen, geeft daarvan kennis aan de raad van bestuur, onder opgave van aantal en aanduidingen van de aandelen, waarover het gaat en van de personen, aan wie hij wil overdragen, welke kennisgeving geldt als het verzoek om de goedkeuring van de raad van commissarissen. Elk van de gegadigden dient te voldoen aan de vereisten, neergelegd in artikel 5 lid 6. Uit de kennisgeving dienst onomstotelijk te blijken, dat aan het bepaalde in de vorige zin is voldaan, bij gebreke waarvan de kennisgeving wordt geacht niet te zijn geschied.
3. De raad van bestuur draagt zorg voor de totstandkoming van een vergadering van de raad van commissarissen ten einde omtrent het verzoek te besluiten. Indien niet binnen acht weken na ontvangst van het verzoek door de raad van commissarissen op dat verzoek is beslist, geldt de goedkeuring als verleend op het tijdstip van het verstrijken van de in deze zin gestelde termijn.
[…]’
2.6.
Bij brief van 31 mei 2002 (productie 4 bij conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie) heeft [naam 1] aan RTC als volgt bericht.
‘[…]
Betreft: overschrijven aandeel nr: a [aandeelnummer 2]
Mijne Heren,
Hierbij verklaar ik dat ik mijn aandeel met bijbehorend exploitatierecht overgedragen heb aan de heer [eiser] [...] in [woonplaats eiser] .
[…]’
2.7.
Bij brief van 5 juni 2002 (productie 5 bij dagvaarding) heeft (de raad van bestuur van) RTC aan [naam 1] als volgt bericht.
‘[…]
Wij delen U mede, dat U destijds het TTC-aandeel aan de n.v. te koop had dienen aan te bieden. Ook had U het TTC-aandeel aan de Rotterdamse Taxi Centrale RTC N.V., welke de rechtsopvolger is van de Taxi Telefoon Centrale TTC N.V., te koop kunnen aanbieden. De heer [eiser] kan alsnog het TTC-aandeel aan de Rotterdamse Taxi Centrale RTC N.V. te koop aanbieden, waardoor wij de heer [eiser] de nominale waarde t.w. Hl. 500,--/€ 226,89 zullen uitkeren.
Voorts delen wij U mede, dat destijds het exploitatierecht van een vergunning niet gekoppeld was aan een aandeel. Ten tijde van de Taxi Telefoon Centrale TTC N.V. waren er zowel vergunninghouders met als zonder aandeel.
[..]’
2.8.
In het verslag van de algemene vergadering van aandeelhouders van de Rotterdamse Taxi Centrale RTC N.V. d.d. 1 oktober 2013 (productie 35 van de zijde van [eiser] ) is op pagina 7 onder meer opgenomen:
‘De heer [naam 2] begint met RTC Franchise B.V. Onder de materiële vaste activa vallen spullen als aanschaf computers maar ook tweedehands auto’s, dit heeft te maken met het feit dat een aantal ondernemers failliet ging en een aantal werknemers zijn gaan franchisen bij RTC Franchise. Er zijn 8 voertuigen gekocht; dit is niet gebruikelijk, normaal gesproken wordt geleased. Onder vorderingen wordt verstaan de franchise van vergunningen die geïnd wordt bij de ondernemers, één maal per maand of kwartaal. Dit gebeurt niet helemaal zelf door de RTC Franchise want er hangen een aantal VoF’jes onder met daarbij procuratiehouders. De reden hiervan is dat een aantal chauffeurs niet bevoegd is zelfstandig een taxionderneming te voeren (vakbekwaamheid). RTC Franchise stuurt een factuur naar een VoF, onder de V0F hangen zo’n 20 ondernemers. De VoF heeft contact met de ondernemers en haalt het geld binnen en zorgt dat de franchise betaald wordt. De franchise vergoeding is € 90 en een stuk administratiekosten van € 35 per week. De € 35 is ter dekking van alle
kosten en € 90 wordt doorgestort naar de franchise houder. Vroeger waren er mensen binnen de Goede Raad, [bedrijf] en [naam 3] die dit werk deden. Nu regelt de RTC Franchise al die zaken. Aan het eind van het jaar worden nog facturen gemaakt die nog niet betaald zijn (vorderingen) aan de andere kant zie je kort lopende schulden staan voor ongeveer hetzelfde bedrag. Liquide middelen was niet bijzonder veel. Eigen vermogen heeft te maken met resultaten die de afgelopen jaren geboekt zijn, In 2011 was er een winst van € 11.197 (over 3 maanden) en dit jaar € 91.536 na belasting. Dit wordt direct toegevoegd aan de overige reserve. Lang lopende schulden is een stukje lening gekoppeld aan auto’s en kort lopende schulden zijn nog betalingen die gedaan moeten worden aan de franchisegevers. We gaan over naar de winst- en verliesrekening. In de verkorte versie is niet de omzet zichtbaar. Voor 2011 was die ongeveer € 44.000, er waren toen nog geen echte activiteiten. In
2012 was dit ruim 1,6 miljoen; dit is alles wat de franchisenemers betalen. Een stuk daarvan wordt doorbetaald aan franchisegevers daarnaast zijn er kosten voor auto’s, daarna houdt je een bruto marge over. Hiervan worden betaald loonkosten (€ 349.999), hieronder valt beloning van bestuurders, in 2011 was dit 0 omdat er geen omzet was, vroegen zij geen vergoeding. De vergoeding In 2012 was € 216.000 voor 5 bestuurders. (deel dit door 5 en dan door 12 dan weet je de vergoeding per maand per bestuurder). De € 133.000 overige loonkosten, er stond één persoon op de loonlijst van RTC Franchise en de overige mensen waren in 2012 nog in dienst bij [bedrijf] en voerden werkzaamheden uit voor de Franchise (boekhouding e.d.) die werden vanuit [bedrijf]
doorbelast aan RTC Franchise. Inmiddels zijn deze mensen per april 2013 in dienst genomen bij RTC Franchise omdat alle vergunningen daar ondergebracht zijn met het werk wat daaruit voortvloeit. Afschrijvingen zijn op de materiële vaste activa, in overige bedrijfskosten zit de huur van het pand, toen [adres 1] € 60.000 per jaar, dit was inclusief energie, water, telefoon, internet, inrichting, koffie etc. nu ligt dit beduidend lager aan de [adres 2] maar daar komen alle kosten nog bij. Er zit ook een post in van €17.000 oninbare kosten bij mensen die franchisen. Dit is een punt van zorg; in 2013 is dit bedrag aanmerkelijk hoger. Rentelasten heeft met financiering te maken. Uiteindelijk blijft over € 114.000. Nog niet genoemd RTC Franchise verfranchised 28 uitbreidingsvergunningen waarvan 20 volledig ingezet è € 90 maal 48 weken en 8 maal € 50; dit is ongeveer € 100.000.’
2.9.
Bij brief van 6 februari 2014 (productie 7 bij dagvaarding) heeft [eiser] RTC als volgt bericht.
‘[…]
Betreft: TTC-aandeel [aandeelnummer 2]
Beste heren,
Ik ben sinds voorjaar 2002 in het bezit van aandeel [aandeelnummer 2] van de TTC.
Graag wil ik dit aandeel op mijn bedrijfsnaam bijgeschreven zien in het aandelenregister van de RTC.
Een kopie van het aandeel heb ik bij deze brief gevoegd. Alsmede uw brief van 5 juni 2002 aan [naam 1] waaruit blijkt dat bij u bekend is dat ik de eigenaar ben van dit aandeel.
[…]’
2.10.
Bij brief van 13 februari 2014 (productie 8 bij dagvaarding) heeft RTC aan [eiser] als volgt bericht.
‘[…]
Met referte aan uw schrijven van 6 februari 2014 inzake aandeel TTC op naam van [naam 1] , delen wij u mede, dat de N.V. dit aandeel wil inkopen tegen het nominale bedrag van € 226,89.
Zodra u het aandeel inlevert op het secretariaat zullen wij voor overboeking van bovengenoemd bedrag zorgdragen
[…]’
2.11.
Bij brief van 16 februari 2014 (productie 9 bij dagvaarding) heeft [eiser] aan RTC als volgt bericht.
‘[…]
Ik heb uw brief van 13 februari jl. ontvangen.
Wellicht dat voor u niet duidelijk was dat mijn verzoek alleen strekte tot het op mijn naam bijschrijven van betreffend aandeel. Dit had al 12 jaar geleden na de bekendmaking van de overdracht van aandeel [aandeelnummer 2] moeten gebeuren in 2002. Echter, u bent hiertoe in gebreke gebleven. Ik verzoek u dan ook, nogmaals, zo spoedig mogelijk mijn rechtspositie te herstellen en het genoemde aandeel als per 31-5-2002 op mijn naam in het aandelenregister te vermelden, of met een dergelijke vermelding in het nu geldende aandelenregister te vermelden.
Wellicht ter overvloede benadruk ik dat ik niet bereid ben om het aandeel aan u te verkopen.
[…]’
2.12.
Bij brief van 10 oktober 2015 (productie 19 bij dagvaarding) heeft [eiser] aan RTC als volgt bericht.
‘[…]
Verzoek
Ik verzoek u om mij (vanaf 1 juni 2002) als aandeelhouder van aandeel [aandeelnummer 2] TTC in het aandeelhoudersregister te vermelden en mij alle rechten toe te kennen die aan dit aandeelhouderschap gekoppeld zijn. Indien in de plaats van de TTC aandeelbewijzen aan toonder, in verband met de naamsverandering in RTC, nieuwe aandeelbewijzen zijn uitgegeven, verzoek ik u om ook aan mij een nieuw aandeelbewijs te verstrekken dat materieel gezien ziet op het aandeel [aandeelnummer 2] TTC.
Daarnaast verzoek ik om het leveringsgebrek van onderhavig aandeel mee te nemen in de (grootschalige) reparatie-actie van de RTC, om de gebrekkige levering van de andere gebrekkig geleverde aandelen - door het ontbreken van een notariële akte van levering - te repareren / te helen.
[…]’
2.13.
In de periode vanaf 1998 zijn diverse RTC-aandelen overgedragen, waarbij geen rechtsgeldige levering heeft plaatsgevonden, omdat een notariële akte ontbrak. In navolging van partijen zal de rechtbank hierna degenen aan wie de aandelen zonder notariële akte zijn overgedragen als economisch eigenaar aanduiden.
2.14.
De in 2.13 genoemde situatie werd onwenselijk geacht en om die reden heeft RTC in 2017 aan haar aandeelhouders een reparatie van die situatie (hierna: de reparatie) voorgesteld.
2.15.
In de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders van RTC gehouden op 21 maart 2017 (productie 30 bij dagvaarding) is op pagina 2 onder meer opgenomen:
‘[…]
De heer [naam 4] (w370) vraagt aan de notaris, kunnen er oude ondernemers die hiervan horen naar voren komen met de gedachte dat er iets te halen valt. De notaris stelt dat dit niet uit te sluiten is en de directie zal zich daarover moeten buigen als de situatie zich voordoet. Hij benadrukt nogmaals dat deze situatie is om de reguliere aandeelhouder tegemoet te komen, die niet aan de eis heeft voldaan van de notariële akte. [naam 4] vraagt of na het passeren oude ondernemers geen rechten meer kunnen claimen. Dat is niet zo, maar de situatie is dan wel helder, [naam 6] legt uit dat wanneer iemand bij de omwisseling komt en meent oude rechten te hebben, dan moet die kwestie behandeld worden. Na dit proces is iedereen die op een normale manier in het bezit is van een aandeel ook onbetwist aandeelhouder in dezelfde vennootschap als nu, alleen in een andere gedaante een B.V.
Ter aanvulling legt de notaris uit dat in de nieuwe statuten kwaliteitseisen zijn gesteld en als iemand zo boven komt drijven, voldoet diegene niet aan de kwaliteitseis, zoals bijvoorbeeld het hebben van een aansluitingsovereenkomst.’
en
‘[…]
[naam 5] meldt dat de heer [eiser] zelf zo’n aandeel heeft dat hij heeft overgenomen van een oud RTC ondernemer. [naam 5] heeft de situatie laten onderzoeken, maar de meningen zijn niet eensgezind. Hij heeft geadviseerd dat de heer [eiser] dan maar naar de rechtbank moet gaan. Als je de rechten hebt, dan gelden ze, maar er is uitgekomen dat je geen recht hebt op exploitatie. [naam 6] lijkt het beter een individueel geval hier niet te bespreken. Deze hele operatie vermindert de rechten van de aandeelhouders niet en dat betekent dat de rechten die de heer [eiser] eventueel wel of niet heeft ook niet veranderen. Na 19 april 2017 zullen wellicht een paar conflict gevallen naar voren komen en die moeten dan opgelost worden.’
2.17.
Ter uitvoering van de reparatie zijn allereerst de statuten van RTC gewijzigd waardoor de aandelen in RTC niet langer aandelen op naam, maar aandelen aan toonder betroffen. In de akte van statutenwijziging van 18 april 2017 is onder andere opgenomen:
‘[…]
Overgangsbepaling
Artikel 29
Een door de vennootschap uitgegeven aandeelbewijs op naam met de opdruk Rotterdamse Taxi Centrale TRC N.V. en de handtekening van een commissaris en/of een bestuurder geldt voortaan als aandeel aan toonder, tenzij dit aandeelbewijs vervallen is door uitgifte van een vervangend aandeelbewijs.
Eventuele andere dan de in lid 1 omschreven aandeelbewijzen kunnen worden omgewisseld in een nieuw aandeelbewijs, mits degeen die het aandeelbewijs ter omwisseling aanbiedt voor dat aandeelbewijs als aandeelhouder is ingeschreven in het aandeelhoudersregister en het aandeelhouderschap niet betwist wordt door de vennootschap.
[…]’
2.18.
Vervolgens zijn op 10 mei 2017 de statuten opnieuw gewijzigd, waarbij RTC is omgezet in de besloten vennootschap Rotterdamse Taxi Centrale RTC B.V. (hierna eveneens als RTC B.V. aangeduid) en de aandelen in RTC opnieuw op naam kwamen. In de statuten is onder meer opgenomen:
‘[…]
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze statuten wordt verstaan onder:
-
Aandeelhouders:
de houders van Aandelen;
-
Aandelen:
aandelen in het kapitaal van de Vennootschap;
-
Aansluitingsovereenkomst vervoerder met Aandeel:
de door de Vennootschap en de Aandeelhouder gesloten overeenkomst welke de Aandeelhouder het recht geeft om deel te nemen aan het door of ten behoeve van de Vennootschap en de met haar onderneming verworven werk.
[…]
Artikel 4b. Aandeelhouders
[…]
Aandeelhouders die willen deelnemen aan het werk dat door of ten behoeve van de Vennootschap en de met haar verworven onderneming wordt verworven dienen tijdig de Aansluitingsovereenkomst vervoerder met Aandeel te ondertekenen en deze overeenkomst na te leven. […]’

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert - na wijziging van eis - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
‘1a: primair RTC te veroordelen om binnen een week na het wijzen van het vonnis aan [eiser] tegen inlevering van TTC-aandeelbewijs [aandeelnummer 2] ten name van [naam 1] een aandeelbewijs op naam van [eiser] te verstrekken met de opdruk Rotterdamse Taxi Centrale RTC N.V., voorzien van de handtekening van een commissaris en/of bestuurder van RTC en dit aandeelbewijs binnen een week na het wijzen van het vonnis om te zetten in een aandeelbewijs RTC B.V. ten name van [eiser] , alsmede dat aandeel op naam op te nemen in het aandeelhoudersregister van RTC B.V. en om binnen een week na het wijzen van het vonnis met [eiser] een aansluitingsovereenkomst ten aanzien van aandeelbewijs [aandeelnummer 2] aan te gaan
1b: subsidiair RTC te veroordelen om binnen een week na het wijzen van het vonnis aan [eiser] een aandeelbewijs RTC B.V. ten name van [eiser] te verstrekken, alsmede dat aandeel op naam op te nemen in het aandeelhoudersregister van RTC B.V. en om binnen een week na het wijzen van het vonnis met [eiser] een aansluitingsovereenkomst ten aanzien van dat aandeelbewijs aan te gaan,
1c: meer subsidiair RTC te veroordelen om binnen een week na het wijzen van het vonnis aan [eiser] te voldoen een bedrag ad € 35.000,-- terzake de waarde van aandeel [aandeelnummer 2] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het nemen van deze conclusie/akte tot aan de dag der algehele voldoening,
alsmede
2: RTC te veroordelen om binnen een week na het wijzen van het vonnis aan [eiser] te voldoen een bedrag ad € 28.250,-- terzake inkomstenderving over de periode 1 maart 2014 tot en met 30 juni 2018, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het nemen van deze conclusie/akte tot aan de dag der algehele voldoening, en om aan [eiser] te voldoen een bedrag van € 125,-- per week, berekend vanaf 1 juli 2018 tot aan de dag dat RTC aan het primair dan wel subsidiair gevorderde heeft voldaan,
alsmede
3: RTC te veroordelen tot het betalen van een dwangsom van € 500,-- althans dat bedrag dat de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren te bepalen, per dag, voor iedere dat dat RTC in gebreke blijft aan de primaire dan wel subsidiaire veroordeling te voldoen
alsmede
4. RTC te veroordelen in de kosten van deze procedure, het salaris van de advocaat van [eiser] daaronder begrepen’.
3.2.
RTC voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, subsidiair tot toewijzing van de vordering zonder dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
RTC vordert - voorwaardelijk, indien de vordering in conventie geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
‘A. te verklaren voor recht dat aan het TTC-aandeel van [naam 1] en aan het eventueel op grond van de vordering in conventie aan [verweerder] toe te kennen aandeel geen recht op het uitvoeren van door RTC verworven werk verbonden zal zijn;
B. [verweerder] te verbieden om een beroep te doen op een beweerdelijk recht tot het uitvoeren van door RTC verworven werk ten aanzien van het onder A van dit petitum bedoelde aandeel op straffe van dwangsom van EUR 10.000,00 per overtreding, alsmede een bedrag ad EUR 10.000,00 per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat die overtreding voort duurt;
C. [verweerder] te gebieden om bij een eventuele overdracht van het onder A van dit petitum bedoelde aandeel bij wijze van een kettingbeding met een daaraan gekoppelde contractuele boete van EUR 250.000,00 per overtreding jegens iedere (toekomstige) verkrijger te bedingen dat aan het vorenbedoelde aandeel geen recht op het uitvoeren van door RTC verworven werk verbonden is, alsmede iedere (toekomstige) verkrijger te verbieden een beroep te doen op een beweerdelijk recht tot het uitvoeren van door RTC verworven werk ten aanzien van het vorenbedoelde aandeel;
D. [verweerder] te veroordelen tot betaling aan RTC van een dwangsom van EUR 250.000,00 indien [verweerder] aan het onder C. gevorderde gebod geheel of gedeeltelijk geen gevolg geeft;
E. [verweerder] te veroordelen in de kosten van de procedure in voorwaardelijke reconventie.’
3.5.
[verweerder] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van RTC in de kosten van het geding in reconventie, het salaris van de advocaat van [verweerder] daaronder begrepen.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Bij zijn akte vermeerdering van eis in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie heeft [eiser] zijn eis gewijzigd. Nu RTC geen bezwaar heeft gemaakt tegen deze wijziging van eis en de rechtbank evenmin gronden aanwezig acht om de wijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten, zal recht worden gedaan op de gewijzigde eis.
4.2.
De eerste vraag die vervolgens voorligt is of [naam 1] het aandeel [aandeelnummer 2] heeft overgedragen aan [eiser] , en of dat er toe heeft geleid dat [eiser] nu gerechtigd is tot een aandeel in RTC B.V. [eiser] voert aan, kort samengevat, dat hij het aandeel [aandeelnummer 2] in of omstreeks mei 2002 van [naam 1] heeft gekocht. De levering van dat aandeel had weliswaar door middel van een notariële akte dienen plaats te vinden, maar er waren meer chauffeurs die hun aandeel aan een andere taxichauffeur verkochten zonder dat daar een notariële akte aan te pas kwam. RTC erkent dat laatste en heeft besloten om dat gebrek te helen. RTC dient zich jegens [eiser] te gedragen op basis van hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. RTC handelt in strijd met die redelijkheid en billijkheid door te blijven weigeren hem te beschouwen als houder van RTC aandeel [aandeelnummer 2] , aldus [eiser] .
4.3.
RTC voert aan dat de vorderingen van [eiser] reeds moeten worden afgewezen omdat de stelling dat slechts het ontbreken van een notariële akte in de weg heeft gestaan aan een rechtsgeldige overdracht van aandeel [aandeelnummer 2] van [naam 1] aan [eiser] onjuist is. Een koopovereenkomst ontbreekt en RTC betwist bij gebrek aan wetenschap dat door [eiser] voor het aandeel een koopprijs is betaald. Indien daarvan wel sprake is, vigeerden de statuten van 19 november 1998, waarin een blokkeringsregeling is opgenomen (zie 2.5). [naam 1] heeft voorafgaand aan de gestelde overdracht van het aandeel [aandeelnummer 2] aan [eiser] geen toestemming verzocht aan de Raad van Commissarissen, laat staan op de wijze zoals bepaald in artikel 11 lid 2 van de statuten. Daarmee staat vast dat de overdracht van het aandeel [aandeelnummer 2] - ook indien wel sprake zou zijn van een levering bij notariële akte - ongeldig is, aldus RTC.
4.4.
RTC voert voorts aan dat artikel 2:8 BW slechts van toepassing is op de rechtspersoon en degenen die krachtens de wet of statuten bij de organisatie zijn betrokken. Ten aanzien van het aandeel [aandeelnummer 2] van [naam 1] is [eiser] noch op grond van de wet, noch op grond van de statuten bij RTC betrokken. Indien artikel 2:8 BW wel van toepassing zou zijn, dan volgt daar geen rechtsplicht voor RTC uit om de overdracht van het TTC-aandeel van [naam 1] aan [eiser] te bewerkstelligen. Daarbij komt dat de door [eiser] gewenste situatie niet bewerkstelligd kan worden door (het bestuur van) RTC.
4.5.
Tot slot voert RTC aan dat het beroep van [eiser] op artikel 2:8 BW moet worden verworpen omdat er geen sprake is van gelijke gevallen. Bij de aandelen waarvoor de reparatie is uitgevoerd ging het om RTC-aandelen ten aanzien waarvan de blokkeringsregeling is nageleefd, de overdracht is ingeschreven in het aandeelhoudersregister, aandeelhoudersrechten zijn uitgeoefend, en een aandeelhoudersovereenkomst en aansluitovereenkomst zijn gesloten.
4.6.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat TTC in 1989 haar naam heeft gewijzigd in RTC. Op dat moment is een aandeel op naam in TTC in beginsel een aandeel op naam in RTC geworden. Vervolgens heeft er in 1991 een statutenwijziging plaatsgevonden, waarbij - blijkens de door RTC als productie 2 overgelegde akte - twee categorieën van aandeelhouders (kort weg: de vennootschap zelve en (rechts)personen die lid zijn van de Vereniging Goede Raad) zijn toegevoegd, dan wel gewijzigd. Gesteld noch gebleken is dat er bij die gelegenheid andere wijzigingen hebben plaatsgevonden in de statuten. RTC heeft aangegeven dat er bij ‘gelegenheid van de wijzigingen’ - kennelijk de naamswijziging en/of voornoemde statutenwijziging - naast de mogelijkheid TTC-aandelen aan RTC aan te bieden voor een bedrag van NLG 500,00 - een TTC-aandeel kon worden ingewisseld voor een RTC-aandeel. De mogelijkheid om het aandeelbewijs met TTC opdruk om te wisselen voor een aandeelbewijs met RTC opdruk, brengt echter op zichzelf genomen niet met zich dat wanneer men geen gebruik maakt van die mogelijkheid, het corresponderende aandeel op naam in RTC verloren gaat. RTC heeft ook geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat dit in het onderhavige geval wel zo zou zijn. De eerste tussenconclusie is dus dat het aandeel [aandeelnummer 2] op naam van [naam 1] in 1989 een aandeel op naam van [naam 1] in RTC is geworden.
4.8.
De stellingen van RTC kunnen niet leiden tot de conclusie dat het aandeel [aandeelnummer 2] niet is overgedragen aan [eiser] . In het licht van het feit dat [eiser] zijn stelling dat hij het aandeel [aandeelnummer 2] heeft gekocht van [naam 1] heeft onderbouwd met stukken, waaronder een kopie van het aandeelbewijs van het aandeel [aandeelnummer 2] (met TTC opdruk; productie 4 bij dagvaarding) is de enkele ontkenning van RTC dat het aandeel verkocht is, onvoldoende om aan te nemen dat het economisch eigendom van het aandeel niet is overgegaan van [naam 1] op [eiser] . Overigens kan uit de tekst van de brief van RTC van 5 juni 2002 (zie 2.7) en de brief van 13 februari 2014 (zie 2.10) worden afgeleid dat RTC er destijds ook van uit ging dat de (economische) eigendom van het aandeel [aandeelnummer 2] was overgedragen aan [eiser] . In genoemde brieven wordt immers aan [eiser] de gelegenheid geboden het aandeel te koop aan RTC aan te bieden.
4.9.
Ook het verweer van RTC dat de overdracht van het aandeel van [naam 1] aan [eiser] reeds - los van het gebrek aan notariële akte - ongeldig is omdat de blokkeringsregeling, opgenomen in artikel 11 van de destijds geldende statuten (zie 2.5) niet is nageleefd, slaagt niet. De brief van 31 mei 2001 van [naam 1] aan RTC (zie 2.6) heeft te gelden als een kennisgeving zoals bedoeld in artikel 11 lid 2 van genoemde statuten. RTC stelt dat de brief niet voldoet aan de eisen van artikel 11 lid 2, maar onderbouwt dit niet, zodat aan die stelling voorbij moet worden gegaan. Nu de raad van commissarissen van RTC vervolgens niet binnen acht weken heeft beslist op het verzoek geldt - zoals ook door [eiser] aangevoerd - op basis van artikel 11 lid 3 van de statuten de goedkeuring als verleend. Ook hierbij heeft te gelden dat uit de tekst van de brieven van RTC van 5 juni 2002 en 13 februari 2014 kan worden afgeleid dat RTC er destijds ook van uit ging dat het aandeel [aandeelnummer 2] in (economische) eigendom was overgedragen aan [eiser] .
4.10.
RTC heeft voorts aangevoerd dat er geen sprake is van ongelijke behandeling van gelijke gevallen, omdat de aandelen ten aanzien waarvan reparatie heeft plaatsgevonden significant verschillen met het aandeel [aandeelnummer 2] (zie 4.5 hierboven). De rechtbank volgt RTC daarin niet. Zoals hierboven is uiteengezet moet ervan uit worden gegaan dat het aandeel [aandeelnummer 2] in TTC door de naamswijziging een aandeel in RTC is geworden (zie 4.7). Aan de blokkeringsregeling is ten aanzien van het aandeel [aandeelnummer 2] voldaan (zie 4.9). Zonder nadere toelichting - die ontbreekt - valt niet in te zien waarom het gedurende langere tijd niet uitoefenen van de rechten die verbonden zijn aan het aandeel [aandeelnummer 2] het aandeel [aandeelnummer 2] om een hier relevante reden anders maakt dan andere aandelen. Hetzelfde geldt voor opname in het aandeelhoudersregister, waarbij komt dat - voor zover opname van een economisch eigenaar in het aandeelhoudersregister geëigend was - het RTC was die [eiser] , na de overdracht van het aandeel [aandeelnummer 2] , in het aandeelhoudersregister had behoren op te nemen. Dat dit niet is gebeurd, kan [eiser] nu niet worden tegengeworpen. Ten aanzien van de aandeelhoudersovereenkomst heeft [eiser] onbetwist gesteld dat die niet is verbonden met een specifiek aandeel en dat hij, [eiser] , wel een aandeelhoudersovereenkomst met RTC had gesloten, welke door RTC is overgelegd (productie 6 bij conclusie van antwoord). RTC heeft voorts onvoldoende aangevoerd om vast te kunnen stellen dat het ontbreken van een aansluitovereenkomst ten aanzien van aandeel [aandeelnummer 2] , maakt dat het geen onderdeel van de reparatie zou kunnen zijn. Daarvoor zijn in de akten van statutenwijziging van 18 april 2017 en 10 mei 2017 geen aanwijzingen te vinden. Daarbij overweegt de rechtbank voorts dat, naar RTC ter comparitie heeft verklaard, na 2003 niemand een aandeel had zonder dat hij vervoersrechten had, en dat RTC in haar conclusie van antwoord in conventie (randnummer 3) heeft opgenomen dat (vanaf 1991) één RTC-aandeel tezamen met de aansluitovereenkomst recht gaf op door RTC verworven werk voor één auto. Die door haar ingenomen stellingen maken dat het op de weg van RTC had gelegen om feiten en omstandigheden aan te voeren, waarom dit alles ten aanzien van het aandeel [aandeelnummer 2] niet gold.
4.11.
De conclusie van hetgeen hiervoor onder 4.7 tot en met 4.10 is uiteengezet is dat [eiser] zich in dezelfde positie bevond als de (overige) economisch eigenaren; levering van het aandeel [aandeelnummer 3] aan [eiser] heeft niet plaatsgevonden omdat er geen notariële akte is opgemaakt, maar hij was van dat aandeel wel economisch eigenaar
.
4.12.
Als economisch eigenaar van aandeel [aandeelnummer 2] en gezien het feit dat hij een aandeelhoudersoverkomst met RTC heeft gesloten (productie 6 bij conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie) behoorde [eiser] tot de groep van degenen die krachtens de wet en de statuten bij de organisatie van RTC zijn betrokken (als bedoeld in artikel 2:8 lid 1 BW). De in artikel 2:8 lid 1 BW opgenomen verplichting dat de vennootschap en die groep zich als zodanig jegens elkander dienen te gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd brengt dan onder andere met zich dat RTC [eiser] op dezelfde wijze moest behandelen als de overige aandeelhouders die - als gevolg van het ontbreken van een notariële akte bij de overdracht - slechts economisch eigenaar waren van aandelen in RTC N.V.
Als gevolg daarvan moet de beperking, opgenomen in artikel 29 lid 1 van de statuten van 18 april 2017, inhoudende dat slechts aandeelbewijzen met de opdruk ‘Rotterdamse Taxi Centrale RTC N.V.’ voortaan als aandeel aan toonder golden, als strijdig met de redelijkheid en billijkheid ter zijde worden gesteld. Ook voor het aandeelbewijs met de opdruk ‘Taxi Telefooncentrale “TTC” N.V.’ had te gelden dat het met de statutenwijziging van 18 april 2017 een aandeel aan toonder in RTC N.V. is geworden. Dat aandeel aan toonder is vervolgens met de statutenwijziging van 10 mei 2017 een aandeel op naam in RTC B.V. geworden. Na inlevering van het toonderstuk, kan [eiser] de aan het aandeel verbonden rechten uitoefenen (zie artikel 2:82 lid 4 BW; artikel 2:82 lid 5 BW na inwerkingtreding van de Wet omzetting aandelen aan toonder).
4.13.
De conclusie is dat de vorderingen voor zover deze zien op het verstrekken van een aandeelbewijs met de opdruk RTC N.V. moeten worden afgewezen. De vordering een aandeelbewijs RTC B.V. ten name van [eiser] te verstrekken en dat aandeel op naam op te nemen in het aandeelhoudersregister van RTC B.V. moet worden toegewezen. De gevorderde veroordeling van RTC tot het aangaan van een aansluitovereenkomst ten aanzien van aandeel [aandeelnummer 2] zal eveneens worden toegewezen.
4.14.
[eiser] heeft aan dit gedeelte van zijn vordering ten grondslag gelegd dat hij op grond van artikel 4b lid 2 van de statuten van 10 mei 2017 (zie 2.18) een aansluitovereenkomst met RTC ten aanzien van het aandeel [aandeelnummer 2] kan tekenen.
4.15.
RTC heeft aangevoerd (randnummer 5 conclusie van antwoord) dat [naam 1] houder was van het TTC-aandeel waarop de vordering van [eiser] gebaseerd is. [naam 1] heeft geen aansluitovereenkomst gesloten en is buiten RTC om als straattaxi gaan werken. Ook heeft [naam 1] in de periode na 1989 niet de aan RTC verschuldigde contributie in verband met het recht van het uitvoeren van door RTC verworven werk voldaan. Aan het RTC-aandeel van [naam 1] was en is overigens geen recht op werk gekoppeld, omdat daar voor 1989 geen sprake van was. Ook na 1989 is dit recht niet op basis van de statuten verbonden aan de RTC-aandelen. Pas bij de statutenwijziging van 10 mei 2017 is een bepaling omtrent de voorwaarden om deel te nemen aan door RTC verworven werk opgenomen.
4.16.
De rechtbank overweegt dat gezien hetgeen hiervoor is overwogen [eiser] met de reparatie een aandeel op naam in RTC B.V. heeft verkregen. Op basis van de onder 2.18 opgenomen artikelen van de statuten van 10 mei 2017 geeft elk aandeel in RTC B.V. na tekening van een aansluitovereenkomst, recht op vervoersrechten. Dit wordt door RTC ook niet betwist. Het voorgaande betekent dat ook [eiser] in beginsel recht op het tekenen van een aansluitovereenkomst en daarmee aanspraak op vervoersrechten heeft. Dat die vervoersrechten oorspronkelijk niet statutair aan het aandeel [aandeelnummer 2] gekoppeld waren, doet daaraan niet af, nu dit kennelijk gold voor alle TTC-aandelen. Reeds voor de verkoop van (het economisch eigendom van) het aandeel [aandeelnummer 2] aan [eiser] zijn er aan aandelen in RTC vervoersrechten verbonden. Zoals hiervoor onder 4.10 reeds aangehaald, heeft RTC verklaard dat vanaf 1991 voor het recht op uitvoering van het door RTC verworven werk aansluiting werd gezocht bij de RTC-aandelen (randnummer 3 conclusie van antwoord in conventie), werd blijkens de verklaring van RTC ter comparitie rond 2003 (dus na de verkoop van het aandeel [aandeelnummer 2] ) gestart met aansluitingsovereenkomsten, en had niemand een aandeel zonder dat hij vervoersrechten had. In dat licht had het op de weg van RTC gelegen om aan te geven waarom aan het aandeel [aandeelnummer 2] geen vervoersrechten waren verbonden - of, na tekening van een aansluitovereenkomst, konden worden verbonden - en aan de aandelen van de overige (economisch) aandeelhouders wel. Voor zover RTC heeft willen stellen dat het niet betalen van contributie door [naam 1] het recht van opvolgende aandeelhouders op vervoersrechten heeft aangetast, heeft zij die stelling niet onderbouwd. De conclusie is dat [eiser] in elk geval met de statutenwijziging van 10 mei 2017 het recht heeft verkregen om met RTC ten aanzien van aandeel [aandeelnummer 2] een aansluitovereenkomst aan te gaan.
4.17.
[eiser] heeft een dwangsom gevorderd van € 500,00 voor iedere dag dat RTC in gebreke blijft aan de primaire veroordeling te voldoen (zie 3.1 onder 3). De rechtbank zal de dwangsom toekennen vanaf twee weken na de datum van dit vonnis, en ziet aanleiding daaraan een maximum te verbinden zoals hierna onder 5.2 vermeld.
4.18.
[eiser] vordert voorts een bedrag van € 28.250,00 vanwege inkomstenderving (zie 3.1 onder 2). Hij voert daartoe aan dat RTC - door niet terstond na het eerste verzoek van [eiser] het aandeel te accepteren - hem de mogelijkheid heeft ontnomen het aandeel [aandeelnummer 2] in franchise te geven. Hij lijdt daardoor schade ten bedrage van € 125,00 per week.
4.19.
RTC voert aan dat pas op 31 mei 2017 (de rechtbank leest: 10 mei 2017 en zal daar hierna van uit gaan) de vervoersrechten en de werkwijze daaromtrent statutair zijn vastgelegd, hetgeen eveneens geldt voor de mogelijkheid vervoersrechten in franchise te geven. [eiser] zou dus pas vanaf die datum schade kunnen hebben geleden. Voorts heeft [eiser] nooit verzocht om op basis van het aandeel [aandeelnummer 2] vervoersrechten in franchise te geven. Indien [eiser] van mening was dat zijn positie gelijk was aan de aandeelhouders ten aanzien waarvan de reparatie heeft plaatsgevonden had hij een dergelijk verzoek kunnen doen, hetgeen hij heeft nagelaten. Daarmee is sprake van eigen schuld, aldus RTC. Tot slot betoogt RTC dat indien [eiser] jegens (de aandeelhouders van) RTC gerechtigd is om te verlangen dat bewerkstelligd wordt dat [eiser] aandeelhouder wordt met betrekking tot het aandeel [aandeelnummer 2] , het redelijk is om daaraan geen vervoersrechten te koppelen, aangezien die niet statutair aan het aandeel [aandeelnummer 2] gekoppeld waren, [eiser] dit aandeel derhalve niet met het oog daarop (beweerdelijk) heeft gekocht en bovendien de aandeelhouders van RTC ingeval zij wisten dat [eiser] aanspraak zou maken op vervoersrechten daarmee rekening hadden kunnen houden bij de statutenwijziging van 10 mei 2017.
4.20.
Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom het redelijk zou zijn om aan het aandeel [aandeelnummer 2] geen vervoersrechten te koppelen indien [eiser] het aandeel niet met het oog op de vervoersrechten heeft gekocht (wat er ook zij van die stelling). De reden waarom een koper een aandeel koopt is in beginsel niet relevant voor de daaraan verbonden rechten. Evenmin valt in te zien waarom het feit dat de vervoersrechten ten tijde van de overname door [eiser] niet statutair aan het aandeel [aandeelnummer 2] waren gekoppeld, het onredelijk maakt later aan dat aandeel statutair vervoersrechten toe te kennen. Van [eiser] kon tenslotte niet worden verwacht dat hij specifiek verzocht vervoersrechten in franchise te geven, zolang zijn verzoek het aandeel in te schrijven in het aandeelhoudersregister werd geweigerd. Met die weigering werden immers ook eventuele aan het aandeel verbonden vervoersrechten niet erkend, zodat er van het in franchise geven daarvan geen sprake kon zijn.
4.21.
De - onder andere in reactie op vordering 2 van [eiser] - door RTC ingenomen stelling dat het niet aannemelijk is dat de algemene vergadering besloten zou hebben tot de reparatie indien met de statutenwijzigingen ook bewerkstelligd zou worden dat [eiser] aandeelhouder zou worden met betrekking tot het [aandeelnummer 2] -aandeel blijkt niet uit hetgeen door haar is aangevoerd. RTC wijst op de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders, gehouden op 21 maart 2017, met op de hierboven onder 2.15 aangehaalde passage. Daaruit blijkt echter niet dat de aandeelhouders er niet op bedacht hoefden te zijn dat het aandeel [aandeelnummer 2] zou moeten worden meegenomen in de reparatie. In tegendeel uit de passage ‘ [naam 4] vraagt of na het passeren oude ondernemers geen rechten meer kunnen claimen. Dat is niet zo, maar de situatie is dan wel helder, [naam 6] legt uit dat wanneer iemand bij de omwisseling komt en meent oude rechten te hebben, dan moet die kwestie behandeld worden.’ blijkt juist dat door [naam 6] (blijkens de notulen commissaris van RTC) wordt verklaard dat oude ondernemers wel degelijk rechten kunnen claimen en dat die claim dan behandeld moet worden. Uit het hierboven onder 2.16 aangehaalde, blijkt bovendien dat de aandeelhouders er bij gelegenheid van de algemene vergadering van op de hoogte zijn gebracht dat [eiser] een aandeel had overgenomen van een oud RTC ondernemer en dat ‘de rechten die de heer [eiser] eventueel wel of niet heeft ook [met de reparatie] niet veranderen.’. Dit wijst erop dat de aandeelhouders hebben besloten tot het uitvoeren van de reparatie terwijl ze wisten van een claim van [eiser] en wisten dat hij mogelijk rechten had op een van een ander in het verleden overgenomen aandeel.
4.22.
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen had RTC het verzoek van [eiser] om hem als aandeelhouder van aandeel [aandeelnummer 2] op te nemen in het aandeelhoudersregister van RTC moeten toewijzen. Dat daarmee dan voor [eiser] de mogelijkheid was ontstaan om (vervoersrechten gekoppeld aan) zijn aandeel [aandeelnummer 2] in franchise te geven, is echter niet komen vast te staan. [eiser] heeft ter onderbouwing van zijn stelling verwezen naar de in de door hem als productie 35 overgelegde notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders gehouden op 1 oktober 2013, met daarin de in 2.8 hierboven opgenomen tekst. In die tekst is sprake van franchising, maar uit de tekst valt niet zonder meer af te leiden dat een economisch eigenaar, als [eiser] ten aanzien van aandeel [aandeelnummer 2] was, bij opname in het aandeelhoudersregister, (vervoersrechten gekoppeld aan) het aandeel [aandeelnummer 2] in franchise had kunnen geven. Temeer daar RTC die mogelijkheid heeft betwist, had het op de weg van [eiser] gelegen daarop een nadere toelichting te geven. Nu hij dat heeft nagelaten is niet komen vast te staan dat [eiser] in de periode 1 maart 2014 tot 10 mei 2017 op die wijze inkomsten had kunnen genereren en moet zijn vordering tot schadevergoeding in zoverre worden afgewezen.
4.23.
De schadevergoeding die ziet op de gemiste inkomsten uit franchise vanaf 10 mei 2017 zal wel worden toegewezen, nu RTC heeft verklaard dat - indien zij onrechtmatig heeft gehandeld door niet te bewerkstelligen dat [eiser] aandeelhouder zou worden ten aanzien van het aandeel [aandeelnummer 2] - [eiser] vanaf de dag dat de mogelijkheid vervoersrechten in franchise te geven statutair is vastgelegd schade zou hebben kunnen lijden en nu zij tegen de hoogte van de gestelde schade per week geen verweer heeft gevoerd. Dit betekent dat RTC zal worden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding ter grootte van € 125,00 per week voor de periode van 10 mei 2017 tot en met 30 juni 2018, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals gevorderd; en voorts een bedrag van € 125,00 per week vanaf 1 juli 2018 tot aan de dag dat RTC met betrekking tot het aandeel [aandeelnummer 2] heeft voldaan aan hetgeen onder 5.1 zal worden toegewezen.
4.24.
RTC voert verweer tegen de door [eiser] gevorderde uitvoerbaarbijvoorraadverklaring. Zij voert daartoe aan dat toewijzing van de vorderingen van [eiser] zou moeten bewerkstelligen dat [eiser] aandeelhouder wordt in het kapitaal van RTC met betrekking tot het [aandeelnummer 2] -aandeel, hetgeen tot onomkeerbare gevolgen kan leiden. Indien de rechtbank van oordeel is dat aan [eiser] een aandeel moet worden uitgegeven, dient een dergelijk vonnis daarom niet uitvoerbaar bij voorraad te worden verklaard, aldus RTC.
4.25.
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van een vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad de belangen van partijen moeten worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden, het belang van degene die de veroordeling verkreeg, zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist.
In het onderhavige geval heeft te gelden dat van het door RTC aangevoerde belang dat (gedeeltelijke) toewijzing van de vorderingen van [eiser] tot onomkeerbare gevolgen kan leiden geen sprake is, nu de toegewezen vorderingen niet het uitgeven van een aandeel omvatten. Daarmee prevaleert het belang dat [eiser] bij uitvoerbaarbijvoorraadverklaring heeft, namelijk dat hij voor het uitoefenen van de rechten die samenhangen met het aandeel [aandeelnummer 2] de uitkomst van een eventueel hoger beroep niet hoeft af te wachten.
4.26.
RTC zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 103,10
- griffierecht € 817,00
- salaris advocaat €
904,00(2,0 punt × tarief € 452,00)
Totaal € 1.824,10
in reconventie
4.27.
Uit hetgeen hiervoor ten aanzien van de vorderingen in conventie is overwogen volgt dat de (voorwaardelijke) vorderingen van RTC in reconventie moeten worden afgewezen.
4.28.
RTC zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verweerder] worden begroot op:
- salaris advocaat: € 226,00 (1,0 punt × factor 0,5 × tarief € 452,00)
in het incident
4.29.
Bij incidenteel vonnis van 1 december 2017 is de beslissing omtrent de kosten van het bevoegdheidsincident aangehouden, totdat in de hoofdzaak wordt beslist. De rechtbank ziet, gelet op de stellingen van partijen in het incident, aanleiding om de kosten van het incident te compenseren op die wijze, dat partijen hun eigen kosten dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt RTC om binnen twee weken na betekening van dit vonnis tegen inlevering van TTC-aandeelbewijs [aandeelnummer 2] ten name van [naam 1] , aan [eiser] een aandeelbewijs RTC B.V. ten name van [eiser] te verstrekken, alsmede dat aandeel op naam op te nemen in het aandeelhoudersregister van RTC, en om binnen twee weken na betekening van dit vonnis met [eiser] een aansluitingsovereenkomst ten aanzien van dat aandeelbewijs aan te gaan.
5.2.
veroordeelt RTC om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 35.000.
5.3.
veroordeelt RTC om binnen een week na de datum van dit vonnis aan [eiser] te voldoen een bedrag ter grootte van € 125,00 vermenigvuldigd met het aantal weken in de periode van 10 mei 2017 tot en met 30 juni 2018, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag van volledige betaling, en voorts een bedrag van € 125,00 per week vanaf 1 juli 2018 tot aan de dag dat RTC met betrekking tot het aandeel [aandeelnummer 2] heeft voldaan aan hetgeen hiervoor onder 5.1 is opgenomen,
5.4.
veroordeelt RTC in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.824,10,
5.5.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt RTC in de proceskosten, aan de zijde van [verweerder] tot op heden begroot op € 226,00,
5.9.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in het incident
5.10.
compenseert de kosten van het incident op die wijze dat ieder de eigen kosten
draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Volker en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2019.
[2221//1729]