ECLI:NL:RBROT:2019:4481

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 april 2019
Publicatiedatum
3 juni 2019
Zaaknummer
10/266502-18 / TUL VV: 10/046334-18 en 10/220567-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en belediging van ambtenaren in functie met voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 18 april 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 28 december 2018 in Dordrecht een ambtenaar heeft mishandeld en twee ambtenaren heeft beledigd. De verdachte, die in beschonken toestand verkeerde, verstoorde de openbare orde op het stationsplein en beet een politieagent in de arm tijdens zijn aanhouding. Daarnaast beledigde hij de agenten met kwetsende woorden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan mishandeling van een ambtenaar en eenvoudige belediging, beide gepleegd tijdens de rechtmatige uitoefening van hun functie. De verdachte heeft eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat heeft geleid tot een hoge kans op recidive. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 47 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder behandeling bij een reclasseringsinstelling en het meewerken aan schuldhulpverlening. De rechtbank heeft de proeftijden van eerdere voorwaardelijke straffen met een jaar verlengd, omdat de verdachte de voorwaarden niet heeft nageleefd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/266502-18
Parketnummers vorderingen TUL VV: 10/046334-18 en 10/220567-17
Datum uitspraak: 18 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw R.W. van Zanden, advocaat te Hoofddorp.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 april 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H. van Galen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • voorwaardelijke oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van 2 (twee) jaren, met een proeftijd van 2 (twee) jaren en met de algemene en bijzondere voorwaarden die door de reclassering in haar rapport gedateerd 19 maart 2019 zijn geadviseerd;
  • verlenging van de proeftijden van de voorwaardelijk opgelegde straffen in de zaken met parketnummers 10/10/046334-18 en 10/220567-17.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 28 december 2018 te Dordrecht, een ambtenaar, [naam slachtoffer 1] , aspirant van de politie eenheid Rotterdam gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 1] in de arm te bijten;
2
hij op 28 december 2018 te Dordrecht opzettelijk ambtenaren, te weten [naam slachtoffer 1] , aspirant van de politie eenheid Rotterdam en [naam slachtoffer 2] , hoofdagent van de politie eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen meermalen de woorden toe te voegen: "kankerlijers en kankermongolen";
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende

of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;

2. eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van twee verbalisanten en mishandeling van één van hen. Nadat de verbalisanten naar aanleiding van een melding ter plaatse gingen, troffen zij de verdachte in beschonken toestand aan terwijl hij op het stationsplein in Dordrecht de orde verstoorde. Toen zij de verdachte hadden aangehouden en hem in de politieauto wilden plaatsen, heeft de verdachte één van de verbalisanten in zijn onderarm gebeten. Ook heeft hij de verbalisanten meermalen uitgescholden.
Het gedrag van verdachte getuigt van een gebrek aan respect voor de politie, die hun beveiligings- en handhavingswerk doen in het algemeen belang. Daarnaast heeft de verdachte door één van de verbalisanten in zijn arm te bijten inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de verbalisant.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 februari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclasseringsinstelling Antes (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 maart 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering adviseert aan de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Er is sprake van een delictpatroon en meerdere veroordelingen. De kans op recidive wordt als hoog geschat. Risicoverhogende factoren zijn middelengebruik, een instabiele levensstijl, geen stabiele huisvesting, beperkte copingsvaardigheden, een belast verleden en een beperkt intelligentieniveau. Er zijn geen direct beschermende factoren, behalve dat de verdachte nu gemotiveerd is zijn abstinentie vol te houden.
Sinds zijn schorsing verblijft verdachte bij de Afdeling Forensische Zorg (AFZ) van Antes te Poortugaal. De behandeling aldaar richt zich op het abstinent blijven van middelen en rouwverwerking. Verdachte is overwegend positief over zijn eigen herstelproces en schat in dat hij nooit meer de fout in zal gaan. Het overschatten van zijn eigen kunnen wordt als risico gezien, waarop vanuit de AFZ wordt ingezet.
Voortzetting van de ingezette hulpverlening wordt nodig geacht, omdat verdachte nu nog te kwetsbaar is zich staande te houden in een eventuele risicosituatie. Geadviseerd wordt de bijzondere voorwaarden op te leggen die zijn vermeld in het schorsingsbevel, met de aanvulling dat de verdachte zal meewerken aan schuldhulpverlening, indien geïndiceerd door de toezichthouder.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die voor soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd en op verdachtes veelvuldige recidive.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte gebaat is bij voorzetting van het ingezette hulpverleningstraject. Zij zal daarom een deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en daaraan de voorwaarden verbinden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat de verdachte zal meewerken aan (nadere) diagnostiek en een eventueel daaruit voortvloeiende (ambulante) behandeling door en bij de AFZ van Antes te Poortugaal of soortgelijke instelling. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft, met name gelet op de oprecht overkomende motivatie van de verdachte om aan zichzelf te werken, vertrouwen in het welslagen van een hulpverleningstraject in het kader van een voorwaardelijke gevangenisstraf met voorwaarden. Het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel als extra pressiemiddel, zoals geadviseerd door de reclassering en gevorderd door de officier van justitie, acht de rechtbank dan ook thans (nog) niet aan de orde. Niet kan immers (al) gezegd worden dat de ISD-maatregel als ultimum remedium overblijft.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 15 mei 2018 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal, vernieling en wederspannigheid veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 4 (vier) weken, waarvan een gedeelte groot 2 (twee) weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaar.
De proeftijd is ingegaan op 30 mei 2018.
Bij vonnis van 29 januari 2018 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van vernieling en wederspannigheid veroordeeld voor zover van belang tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week, met een proeftijd van 2 (twee) jaar.
De proeftijd is ingegaan op 24 juli 2018.
8.2.
Standpunt officier van justitie/ Standpunt verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de proeftijden van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen met één jaar te verlengen.
De verdediging heeft primair afwijzing van de vorderingen bepleit. Subsidiair heeft zij bepleit de proeftijden van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen te verlengen.
8.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van deze vonnissen en voor het einde van de proeftijden gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan deze vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast. Deze last zal echter niet worden gegeven, omdat de rechtbank het ingezette hulpverleningstraject niet wil doorkruisen. Wel zal de rechtbank de proeftijden verlengen met één jaar.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 266, 267 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 100 (honderd) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
47 (zevenenveertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd,
tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij de reclasseringsinstelling Antes, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich voor behandeling klinisch laten opnemen bij de Afdeling Forensische Zorg van Antes (locatie: Albrandswaardsedijk 74 te Poortugaal), althans een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling worden gegeven, gedurende een periode van maximaal zes maanden vanaf zijn eerste opnamedatum, te weten: 18 februari 2019;
3. de veroordeelde zal zich (aansluitend) onder ambulante behandeling stellen van Antes of soortgelijke instelling voor zijn problematiek en meewerken aan (nadere) diagnostiek door en bij Antes en een eventueel daaruit voortvloeiende (ambulante) behandeling, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelinstelling verantwoord vindt. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, zal de veroordeelde zich laten opnemen in een zorginstelling. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
4. de veroordeelde zal (aansluitend) verblijven in een instelling voor begeleid wonen/ maatschappelijke opvang te weten De Ontmoeting of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
5. de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen en alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek, gedurende de proeftijd;
6. de veroordeelde zal meewerken aan schuldhulpverlening, indien dit door de reclassering is geïndiceerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd – 53 dagen – die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 15 mei 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met 1 (één) jaar (parketnummer: 10/046334-18)
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 29 januari 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met 1 (één) jaar (parketnummer: 10/220567-17).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. A.M.G. van de Kragt en F.A. Groeneveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 april 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 28 december 2018 te Dordrecht,
een ambtenaar, [naam slachtoffer 1] , aspirant van de politie eenheid Rotterdam
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 1] in de arm te bijten;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 28 december 2018 te Dordrecht
opzettelijk een of ambtena(a)r(en), te weten [naam slachtoffer 1] , aspirant van de
politie eenheid Rotterdam en/of [naam slachtoffer 2] , hoofdagent van de
politie eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige
uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd,
door hem/hen meermalen de woorden toe te voegen: "kankerlijers
en/of kankermongolen", althans woorden van gelijke beledigende aard
en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )