In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 januari 2019 uitspraak gedaan in een huurovereenkomst tussen [eiseres], vertegenwoordigd door Smaal Finance Incasso B.V., en [gedaagde 1], een besloten vennootschap, en [gedaagde 2], de voormalig bestuurder van [gedaagde 1]. De eiseres vorderde betaling van een huurachterstand van € 5.302,00 en andere kosten, terwijl [gedaagde 1] niet verschenen was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst op 31 mei 2016 was aangegaan en dat [gedaagde 1] de huur tot april 2017 had betaald. De eiseres stelde dat [gedaagde 2] als voormalig bestuurder aansprakelijk was voor de huurachterstand, omdat hij de vennootschap had verkocht aan [naam 1] zonder de eiseres te informeren over de slechte financiële situatie van [gedaagde 1]. De kantonrechter oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was voor een persoonlijk ernstig verwijt aan [gedaagde 2]. De vordering tegen [gedaagde 2] werd afgewezen, terwijl de vordering tegen [gedaagde 1] werd toegewezen, met een veroordeling tot betaling van de huurachterstand en bijkomende kosten. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde 2].