ECLI:NL:RBROT:2019:4373

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 mei 2019
Publicatiedatum
28 mei 2019
Zaaknummer
19.590 ea
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende goede trouw en incomplete schuldenlijst

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 mei 2019 een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De verzoeker, die diverse ondernemingen heeft gehad, had op 15 april 2019 een verzoekschrift ingediend. Tijdens de zitting op 20 mei 2019 werd de verzoeker gehoord. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. De schuldenlast van de verzoeker bedroeg volgens zijn verklaring € 232.974,-, maar de rechtbank constateerde dat de schuldenlijst niet compleet was, omdat een vordering van de curator uit hoofde van aansprakelijkstelling ontbrak.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de verzoeker geen jaarstukken had overgelegd van zijn ondernemingen, die recentelijk waren ontbonden. Dit gebrek aan inzicht in de financiële situatie van de verzoeker, samen met de schuld aan Koninklijke Grolsch N.V. van € 178.963,43, leidde tot de conclusie dat de verzoeker niet aan de vereisten voor de schuldsaneringsregeling voldeed. De rechtbank benadrukte dat de goede trouw een belangrijke gedragsmaatstaf is en dat de verzoeker niet had aangetoond dat hij geen verwijt treft voor het ontstaan van zijn schulden.

Daarnaast had de verzoeker ook een schuld aan de Belastingdienst van € 3.269,84, die volgens de rechtbank eveneens niet te goeder trouw was ontstaan. De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling om meerdere redenen moest worden afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter A.M. van Kalmthout, in aanwezigheid van griffier C.M. Plugge.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 27 mei 2019
[verzoeker],
[adres]
[woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 15 april 2019 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is gehoord ter terechtzitting van 20 mei 2019.

2.De feiten

Verzoeker ontvangt inkomsten uit arbeid. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet € 232.974,-.

3.De beoordeling

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als, onder andere, voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. De rechtbank oordeelt dat dit in het voorliggende geval niet voldoende aannemelijk is.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
Verzoeker heeft een schuld aan Koninklijke Grolsch N.V. van € 178.963,43. Deze schuld is volgens de schuldenlijst ontstaan op 21 februari 2014. Volgens verzoeker vloeit deze schuld voort uit zijn ondernemingen en is hij hoofdelijk aansprakelijk voor deze schuld.
Ter terechtzitting heeft verzoeker in dit verband verklaard dat één van zijn ondernemingen, Horeca Exploitatie Maatschappij Rotterdam B.V. (voorheen Off-Corso B.V. geheten) failliet is gegaan in 2012. Uit het eerste faillissementsverslag van 13 maart 2012 – dat met toestemming van verzoeker is ingezien – blijkt dat enig bestuurder van Horeca Exploitatie Maatschappij Rotterdam B.V. de rechtspersoon Jippiejee Ontroerend Goed B.V. is. Enig aandeelhouder en bestuurder van deze rechtspersoon is Jippiejee Rotterdam B.V. Bestuurder van Jippiejee Rotterdam B.V. is verzoeker.
In het faillissement van Horeca Exploitatie Maatschappij Rotterdam B.V. heeft de curator, mr. M.M.E. Bowmer, als opvolger van mr. A.J. Oskam, verzoeker als middellijk bestuurder aansprakelijk gesteld voor het tekort in het faillissement. In het laatste faillissementsverslag van 10 maart 2016 – dat met instemming van verzoeker is ingezien – staat ter zake:
“Eindverslag: De curator heeft de bestuurder aansprakelijk gesteld wegens het niet tijdig deponeren van de jaarrekening 2009, waarmee vaststaat dat hij zijn taken kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld. De curator acht voorts de toedracht rond de verkoop van het bedrijfspand en met name het niet waken voor de belangen van curanda bij het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst van slechts twee maanden tevens niet in overeenstemming met het handelen van een redelijk handelend bestuurder. Er is gebleken van een vooropgezet plan om door te starten in een nieuwe entiteit met medewerking van de echtgenote van bestuurder en een derde partij. De beëindiging van de huurovereenkomst is onmiskenbaar een belangrijke reden voor het faillissement geweest. De doorgestuurde Off Corso is echter inmiddels ook failliet.
De opvolgend curator heeft naar aanleiding van de aansprakelijkheidsstelling overleg met de bestuurder gepleegd en ook een bespreking met hem belegd. De betrokken partijen ontkennen aansprakelijkheid. De bestuurder bleek tevens momenteel na het faillissement van de doorgestarte Off Corso ook net een andere horeca onderneming gedwongen te hebben gestaakt. De curator heeft derhalve moeten constateren dat de bestuurder op dit moment van een uitkering leeft en geen enkel verhaal biedt. De curator is dan ook van mening dat verdere maatregelen niet zinnig zijn en zal het faillissement voordragen voor afwikkeling wegens de toestand van de boedel.”
De rechtspersoon Jippiejee Rotterdam B.V. is ontbonden en beëindigd met ingang van 12 juni 2018. De rechtspersoon Jippiejee Ontroerend Goed B.V. is ontbonden en beëindigd met ingang van 14 juni 2018.
Ondanks verzoek daartoe, heeft verzoeker nagelaten de laatste drie opgemaakte jaarstukken over te leggen van deze ondernemingen.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank in de eerste plaats vast dat de schuldenlijst van verzoeker niet compleet is, omdat de vordering van de curator uit hoofde van de aansprakelijkheidsstelling ontbreekt. Dat verzoeker het met die vordering niet eens is doet daar niet aan af. Voorts geldt dat verzoeker naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt wanneer de vordering aan Koninklijke Grolsch nu precies is ontstaan en waarom hem van het ontstaan en/of onbetaald laten daarvan in de laatste vijf jaar voor de indiening van het onderhavige verzoekschrift geen verwijt kan worden gemaakt. Daarbij weegt mee dat verzoeker geen jaarstukken heeft verstrekt van zijn ondernemingen Jippiejee Rotterdam B.V. Jippiejee Ontroerend Goed B.V., die beiden pas medio 2018 zijn beëindigd. Dat hij geen geld had om deze jaarstukken op te maken – zoals hij ter zitting heeft verklaard maar overigens niet heeft onderbouwd – komt voor zijn rekening en risico.
Een en ander staat aan toelating in de weg.
Verzoeker heeft bovendien een schuld aan de Belastingdienst van € 3.269,84 uit hoofde van inkomstenbelasting 2015 en 2016. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat deze schuld betrekking op teveel ontvangen hypotheekrenteaftrek na verkoop van zijn huis. Naar het oordeel van de rechtbank is het de verantwoordelijkheid van verzoeker om er voor zorg te dragen dat de Belastingdienst juist en volledig is geïnformeerd. Verzoeker heeft dit niet gedaan. Verzoeker heeft ter zitting niet aannemelijk gemaakt dat hem ten aanzien van het verstrekken van de juiste gegevens geen verwijt treft. Voorts valt het verzoeker te verwijten dat het bedrag waarop geen recht bestond na ontvangst niet is gereserveerd zodat dit terugbetaald had kunnen worden. Aldus is ook deze schuld niet te goeder trouw ontstaan althans onbetaald gelaten.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden afgewezen.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat dit niet betekent dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die eveneens tot afwijzing van het verzoek dienen te leiden.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout, rechter, en in aanwezigheid van C.M. Plugge, griffier, in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2019. [1]

Voetnoten

1.