ECLI:NL:RBROT:2019:4367

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 mei 2019
Publicatiedatum
28 mei 2019
Zaaknummer
19.775-776 ea
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende bewijs van een minnelijk traject

Op 17 mei 2019 hebben verzoekers een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft op 27 mei 2019 uitspraak gedaan. In het verzoekschrift moet een met redenen omklede verklaring worden opgenomen dat er geen reële mogelijkheden zijn voor een buitengerechtelijke schuldregeling, zoals voorgeschreven in artikel 285, eerste lid, van de Faillissementswet. De rechtbank heeft vastgesteld dat uit een brief van de Toekomst Bewindvoeringen B.V. van 16 mei 2019 blijkt dat er geen minnelijk traject heeft plaatsgevonden. Verzoekers hebben aangevoerd dat de psychische belasting van hun schulden zo ernstig is dat een minnelijk schuldhulpverleningstraject voor hen geen optie is. Echter, de rechtbank oordeelt dat deze verklaring onvoldoende is om vast te stellen dat een minnelijke regeling met alle schuldeisers niet mogelijk is. Bovendien is niet onderbouwd hoe lang het minnelijk traject bij de Kredietbank zou duren en waarom verzoekers niet kunnen worden gevergd dit te doorlopen. De rechtbank wijst erop dat niet alleen de Kredietbank Rotterdam bevoegd is om een buitengerechtelijke schuldregeling te starten, maar ook de bewindvoerder. De rechtbank heeft verzoekers geen termijn gegund om de ontbrekende gegevens te verstrekken, omdat een termijn van één maand niet toereikend is om een minnelijk traject af te wikkelen. Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
verzoek toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 27 mei 2019
[verzoeker] en [verzoekster],
[adres]
[woonplaats]
verzoekers.

1.De procedure

Verzoekers hebben op 17 mei 2019 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

In het verzoekschrift moet worden opgenomen een met redenen omklede verklaring dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, aldus artikel 285, eerste lid, Faillissementswet.
Uit de bijgevoegde brief van de Toekomst Bewindvoeringen B.V. van 16 mei 2019 blijkt dat geen minnelijk traject heeft plaatsgevonden. De toelichting luidt:
“De psychische belasting die de schulden van [verzoeker] en [verzoekster] bij beiden hebben veroorzaakt is namelijk zo ernstig dat het minnelijke schuldhulpverleningstraject voor hen geen optie is.
Zoals bekend, moet de aanvraag voor de toelating daartoe in Rotterdam, de woonplaats van [verzoeker] en [verzoekster] bij de Kredietbank Rotterdam ingediend worden. De behandeling ervan door die instantie kost echter bijzonder veel tijd, terwijl de klemmende schuldenproblematiek van [verzoeker] en [verzoekster] een voortvarende aanpak vergt.”
Deze verklaring is onvoldoende om te kunnen vaststellen dat een minnelijke regeling met alle schuldeisers niet tot de mogelijkheden behoort. Nog daargelaten dat niet is onderbouwd hoe lang het minnelijk traject bij de Kredietbank zou duren en waarom van verzoekers niet kan worden gevergd dit te doorlopen, geldt dat niet alleen de Kredietbank Rotterdam bevoegd is
om een buitengerechtelijke schuldregeling te starten. Ook de bewindvoerder is daartoe bijvoorbeeld bevoegd.
De rechtbank gunt verzoekers geen termijn als bedoeld in artikel 287, tweede lid, Faillissementswet om de ontbrekende gegevens te verstrekken aangezien een termijn van één maand niet toereikend is om een minnelijk traject af te wikkelen.
Verzoekers zullen op grond van het voorgaande niet-ontvankelijk worden verklaard in hun verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout, rechter, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2019. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.