ECLI:NL:RBROT:2019:4360

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 mei 2019
Publicatiedatum
28 mei 2019
Zaaknummer
C/10/558019 / HA ZA 18-852
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en mishandeling in het kader van een civiele procedure met betrekking tot ouderlijk gezag en hoofdverblijfplaats

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 22 mei 2019, zijn eiser 1 en de besloten vennootschap Richard Hutten Studio B.V. betrokken in een civiele procedure tegen Kvadrat A/S en Kvadrat B.V. De zaak draait om een incident dat plaatsvond in Milaan, waar eiser 1 aangifte deed van mishandeling door gedaagde. Eiser 1 vordert onder andere schadevergoeding en een verklaring van onrechtmatig handelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een functioneel verband bestaat tussen de mishandeling en de taakuitoefening van gedaagde als werknemer van Kvadrat. Echter, de rechtbank heeft ook geoordeeld dat het bewijs van de mishandeling niet voldoende is geleverd en heeft de vorderingen van eiser 1 afgewezen. De rechtbank heeft de zaak naar de parkeerrol verwezen in afwachting van de uitkomst van een strafprocedure die tegen gedaagde loopt. In reconventie vorderen Kvadrat en gedaagde ook schadevergoeding van eiser 1, maar deze beslissing is eveneens aangehouden in afwachting van de strafprocedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/558019 / HA ZA 18-852
Vonnis van 22 mei 2019
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats eiser] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RICHARD HUTTEN STUDIO B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. M.Ch. Kaaks te Amsterdam,
tegen
1. de vennootschap naar buitenlands recht
KVADRAT A/S,
gevestigd te Ebeltoft, Denemarken,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KVADRAT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3.
[gedaagde],
wonende te Laren,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. E. Doornhein te Amsterdam.
Eisers in conventie, verweerders in reconventie zullen in het hiernavolgende gezamenlijk worden aangeduid als [eiser 1] c.s. Eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1 zal hierna afzonderlijk worden aangeduid als [eiser 1] . Eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2 zal hierna afzonderlijk worden aangeduid als Hutten Studio.
Gedaagden in conventie, eisers in reconventie sub 1 en 2 zullen in het hiernavolgende gezamenlijk worden aangeduid als Kvadrat, tenzij er specifiek naar een van de partijen wordt verwezen. In dat geval zullen zij afzonderlijk worden aangeduid als Kvadrat A/S respectievelijk Kvadrat B.V. Gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 3 zal hierna afzonderlijk worden aangeduid als [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 mei 2018;
  • de akte houdende overlegging producties (1 t/m 21) aan de zijde van [eiser 1] c.s.;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende conclusie van eis in reconventie, met producties 1 t/m 31;
  • de brief van 28 november 2018 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende vermeerdering van eis in conventie en akte overlegging producties (22 t/m 30);
  • de akte overlegging producties (32 t/m 34) aan de zijde van Kvadrat en [gedaagde] ;
  • de akte overlegging producties (35 en 36) aan de zijde van Kvadrat en [gedaagde] ;
  • de akte houdende aanvullende overlegging productie (31) aan de zijde van [eiser 1] c.s.;
  • het proces-verbaal van comparitie van 12 maart 2019 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde spreekaantekeningen van mrs. Doornhein en Kaaks;
  • de brief van 28 maart 2019 van mr. Doornhein;
  • de brief van 3 april 2019 van mr. Kaaks;
  • het faxbericht van 9 april 2019 van mr. Doornhein;
  • het faxbericht van 9 april 2019 van mr. Kaaks;
  • het emailbericht van 12 april 2019 van mr. Doornhein.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] is een ontwerper van industrieel vormgegeven producten. Sinds 1991 exploiteert hij een ontwerpstudio in Rotterdam, Hutten Studio.
2.2.
Kvadrat A/S en Kvadrat B.V. maken deel uit van de onderneming “Kvadrat”, een concern gespecialiseerd in de productie en verkoop van hoogwaardig textiel. Kvadrat A/S, het hoofdkantoor van de “Kvadrat”-groep, bevindt zich in Denemarken. Kvadrat B.V. is gevestigd in Amsterdam en richt zich op de verkoop van “Kvadrat”-producten in de Benelux.
2.3.
[gedaagde] is countrymanager van Kvadrat B.V. [naam 1] (hierna: [naam 1] ) is directeur van Kvadrat B.V. en CEO van de “Kvadrat”-groep. [naam 2] (hierna: [naam 2] ) is sinds 2008 werkzaam voor Kvadrat A/S. Zij oefent aldaar de functie van [naam functie] uit. “Kvadrat” was incidenteel opdrachtgever van [eiser 1] .
2.4.
[eiser 1] en [naam 2] hebben een affectieve relatie gehad in de periode van juli 2011 tot 1 april 2016. Zij woonden toen samen in Rotterdam. Uit de relatie tussen [eiser 1] en [naam 2] is op 20 augustus 2012 een zoon genaamd [naam zoon] (hierna: [naam zoon] ) geboren. [naam 2] heeft sinds de geboorte het eenhoofdig ouderlijk gezag over [naam zoon] gehad. Na beëindiging van de relatie tussen [eiser 1] en [naam 2] is [naam 2] met [naam zoon] naar Denemarken verhuisd. Vervolgens is tussen [eiser 1] en [naam 2] een geschil ontstaan over de hoofdverblijfplaats van en het ouderlijk gezag over [naam zoon] en zijn [eiser 1] en [naam 2] met elkaar in verschillende procedures over [naam zoon] betrokken geweest.
2.5.
De rechtbank van Kopenhagen heeft de verzoeken van [eiser 1] om (gezamenlijk) het ouderlijk gezag over [naam zoon] te verkrijgen en om zijn adres als hoofdverblijfplaats voor [naam zoon] aan te merken op 22 mei 2017 afgewezen. Deze beslissing is in hoger beroep, op 23 augustus 2017, door het hof in Kopenhagen bevestigd. In laatstgenoemde procedure is zijdens Kvadrat (op 27 juni 2017 door [naam 1] ) een verklaring afgegeven over het reisschema van [naam 2] voor haar werk (productie 9 bij dagvaarding).
2.6.
In de week van 19 april 2018 waren zowel [eiser 1] als [gedaagde] aanwezig op de jaarlijkse internationale designbeurs in Milaan (Italië), de Salone del Mobile. In de nacht van 19 op 20 april 2018 heeft in [naam horecagelegenheid] in Milaan een incident plaatsgevonden waarbij zowel [eiser 1] als [gedaagde] betrokken waren. [eiser 1] heeft vervolgens jegens [gedaagde] aangifte gedaan van – kort gezegd – mishandeling. Naar aanleiding van die aangifte is [gedaagde] gedagvaard. De zaak komt op 5 juli 2019 voor de politierechter in de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser 1] c.s. vorderen, samengevat en zakelijk weergegeven, na eiswijziging, bij vonnis, voor zover wettelijk mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat [gedaagde] jegens [eiser 1] c.s., althans [eiser 1] , onrechtmatig heeft gehandeld door [eiser 1] te mishandelen c.q. lichamelijk letsel toe te brengen;
voor recht te verklaren dat Kvadrat A/S en Kvadrat B.V. ex artikel 6:170 BW aansprakelijk zijn voor de schade die [gedaagde] aan [eiser 1] heeft toegebracht;
voor recht te verklaren dat Kvadrat A/S jegens [eiser 1] onrechtmatig heeft gehandeld door ten faveure van haar werkneemster [naam 2] op 27 juli 2016 (de rechtbank leest: 27 juni 2017) een onjuiste verklaring te verstrekken die is gebruikt als bewijsstuk in de familierechtelijke procedure tussen [eiser 1] en [naam 2] in Denemarken;
Kvadrat A/S te gebieden om een volledig en waarheidsgetrouw overzicht te verschaffen van de dagen dat haar werkneemster [naam 2] voor Kvadrat A/S, althans in verband met haar werk, buiten Kopenhagen, althans in Noord-Denemarken (Ebeltoft) of buiten Denemarken verbleef in de jaren 2017, 2018 en (voor wat daarvan thans bekend is) 2019, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag dat Kvadrat A/S dit nalaat;
Kvadrat en [gedaagde] hoofdelijk te veroordelen tot schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
Kvadrat en [gedaagde] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van geding in conventie en reconventie, de nakosten daaronder begrepen.
3.2.
Kvadrat en [gedaagde] voeren verweer, dat strekt tot afwijzing van de vorderingen, met (hoofdelijke) veroordeling van [eiser 1] c.s. in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen, vermeerderd met rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
Kvadrat en [eiser 2] vorderen, samengevat en zakelijk weergegeven, na vermindering van eis, bij vonnis, voor zover wettelijk mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat [verweerder] jegens [eiser 2] onrechtmatig heeft gehandeld door [eiser 2] ten onrechte te beschuldigen van bedreigingen en/of een aanval en mishandeling op 20 april 2018 in Milaan en/of door een onjuiste aangifte in verband met deze stellingen te doen;
II. [verweerder] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiser 2] van een voorschot op de schadevergoeding ter hoogte van € 1.500,00 ten titel van immateriële schadevergoeding, althans een door de rechtbank ex aequo et bono te bepalen bedrag;
III. [verweerder] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Kvadrat en [eiser 2] van:
- schadevergoeding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- de gemaakte en te maken kosten in verband met de door [verweerder] gedane (valse) aangifte jegens [eiser 2] (tot op heden een bedrag van € 6.344,00), op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met rente;
- de gemaakte en te maken kosten in verband met de aangifte jegens [verweerder] vanwege het doen van een valse aangifte jegens [eiser 2] en smaad en laster, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met rente;
IV. [verweerder] c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen, vermeerderd met rente.
3.5.
[verweerder] c.s. voeren verweer, dat strekt tot afwijzing van de vorderingen, met (hoofdelijke) veroordeling van Kvadrat en [eiser 2] in de kosten van het geding.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Eiswijziging
4.1.
Kvadrat en [gedaagde] hebben geen bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis op zich. Nu de eiswijziging naar het oordeel van de rechtbank evenmin strijd oplevert met de eisen van een goede procesorde, zal op de gewijzigde eis (zoals weergegeven onder 3.1.) recht worden gedaan.
Verklaring Kvadrat inzake reisschema van [naam 2]
4.2.
[eiser 1] c.s. stellen dat Kvadrat A/S willens en wetens een onjuiste verklaring heeft afgegeven omtrent het reisschema van [naam 2] , teneinde de positie van haar werkneemster [naam 2] in de familierechtelijke procedure in Denemarken tegen [eiser 1] te versterken. Aldus heeft, aldus [eiser 1] c.s., Kvadrat A/S jegens [eiser 1] onzorgvuldig en onbetamelijk, en daarmee onrechtmatig, gehandeld. Als gevolg van het afleggen van deze onjuiste verklaring heeft [eiser 1] de Deense procedure over de hoofdverblijfplaats van en het ouderlijk gezag over [naam zoon] verloren. Hierdoor lijdt [eiser 1] schade, bestaande uit het ontbreken van family life (ex artikel 8 EVRM), althans een drastische vermindering van het gezinsleven dat [eiser 1] met zijn zoon in Rotterdam genoot.
Daarnaast heeft de beslissing van de Deense familierechter geleid tot extra kosten voor [eiser 1] , waaronder nog nader te specificeren reiskosten en kosten van juridische bijstand, die eveneens aan Kvadrat A/S zijn toe te rekenen, aldus [eiser 1] c.s.
4.3.
Kvadrat en [gedaagde] betwisten dat [naam 1] een “valse” verklaring omtrent het reisschema van [naam 2] heeft afgelegd. De verklaring betrof slechts een opgave van de op dat moment bekende reizen van [naam 2] en was niet limitatief bedoeld. Betwist wordt voorts dat de inhoud van deze verklaring (zwaar) heeft meegewogen bij de beoordeling door de Deense familierechter van de vraag of de hoofdverblijfplaats van [naam zoon] zou moeten worden gewijzigd naar Rotterdam. Ter onderbouwing daarvan verwijzen Kvadrat en [gedaagde] naar de in het geding gebrachte processtukken met betrekking tot de familierechtelijke procedure tussen [eiser 1] en [naam 2] in Denemarken en de verklaring d.d. 1 oktober 2018 van de advocaat van [naam 2] in Denemarken, [naam advocaat] , die hierover heeft verklaard (productie 4 bij conclusie van antwoord):
“The most important issue in a case about custody will always be the description of the child’s wellbeing. The information from one of the parents employees(de rechtbank leest: employers)
are not of any important relevant or impact.”
4.4.
De rechtbank, veronderstellenderwijs uitgaande van de onjuistheid van de verklaring van [naam 1] , is van oordeel dat [eiser 1] c.s. hun stelling dat een juiste verklaring omtrent het reisschema van [naam 2] in de Deense familierechtelijke procedure tot een andere uitkomst zou hebben geleid, gelet op de gemotiveerde betwisting van deze stelling door Kvadrat, niet, althans onvoldoende, hebben onderbouwd. Deze stelling zal om die reden worden gepasseerd. Aan bewijslevering op dit punt wordt dan ook niet toegekomen. Hierbij heeft de rechtbank mede het volgende in aanmerking genomen.
Als niet danwel onvoldoende gemotiveerd weersproken staat vast dat in de als laatste gevoerde (familierechtelijke) procedure tussen [eiser 1] en [naam 2] in Denemarken, die wederom het ouderlijk gezag en hoofdverblijfplaats van [naam zoon] tot inzet had en die heeft geresulteerd in de uitspraak van 18 februari 2019, de discussie over de (relevante) reisdata van [naam 2] uitdrukkelijk aan de orde is gekomen, doch dat dit niet tot een andere uitkomst heeft geleid dan de uitkomst in eerdere procedures.
[eiser 1] heeft ter gelegenheid van de comparitie van partijen verklaard dat de man in Denemarken bijna nooit een familierechtelijke procedure wint en dat de kans dus klein is dat een juiste verklaring van Kvadrat omtrent het reisschema van [naam 2] tot een andere uitkomst in de Deense rechtszaak had geleid.
4.5.
Het voorgaande leidt ertoe dat het conditio sine qua non-verband tussen het verstrekken van de vermeend onjuiste verklaring omtrent het reisschema van [naam 2] en de gestelde geleden schade niet is komen vast te staan en dat de vorderingen onder 3 en 4 reeds om die reden stranden.
Incident Milaan
4.6.
[eiser 1] c.s. stellen terzake het volgende. [gedaagde] heeft [eiser 1] in de nacht van 19 op 20 april 2018 in [naam horecagelegenheid] in Milaan mishandeld door hem een kopstoot te geven. Aldus heeft [gedaagde] onrechtmatig gehandeld jegens [eiser 1] en is hij aansprakelijk voor de (materiële en immateriële) schade die [eiser 1] c.s., althans [eiser 1] , ten gevolge van die mishandeling hebben/heeft geleden en lijden/lijdt. [gedaagde] was uit hoofde van zijn dienstbetrekking met Kvadrat B.V. aanwezig in Milaan.
Er bestaat mitsdien een functioneel verband tussen de mishandeling en de taakuitoefening van [gedaagde] als werknemer van de “Kvadrat”-groep. Om die reden zijn Kvadrat A/S en Kvadrat B.V. als werkgever van [gedaagde] ex artikel 6:170 Burgerlijk Wetboek mede aansprakelijk voor de schade die [eiser 1] c.s., althans [eiser 1] , hebben/heeft geleden en lijden/lijdt als gevolg van de mishandeling. De schade laat zich thans nog niet begroten. In ieder geval ondervindt [eiser 1] nog altijd lichamelijke klachten als gevolg van verwondingen aan het hoofd (o.a. een lichte hersenschudding) en de nek en is hij voor 30% arbeidsongeschikt verklaard.
4.7.
Kvadrat en [gedaagde] betwisten dat [gedaagde] [eiser 1] zou hebben mishandeld of anderszins op onrechtmatige wijze lichamelijk letsel zou hebben toegebracht en stellen zich op het standpunt dat er slechts sprake is geweest van een botsing tussen beide mannen, een ongelukkige samenloop van omstandigheden, ontstaan door een agressieve toenadering van [gedaagde] door [eiser 1] . Betwist wordt voorts dat sprake is van het gestelde letsel, althans dat dit letsel het gevolg zou zijn van de botsing tussen [eiser 1] en [gedaagde] . Hetzelfde geldt voor de gestelde arbeidsongeschiktheid, aldus Kvadrat en [gedaagde] . Indien en voorzover sprake is van onrechtmatig handelen door [gedaagde] jegens [eiser 1] dat letsel en schade tot gevolg heeft gehad, wordt erkend dat in dat geval Kvadrat A/S en Kvadrat B.V. als werkgever van [gedaagde] ex artikel 6:170 Burgerlijk Wetboek mede aansprakelijk zijn.
4.8.
Tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] en Kvadrat, is het aan [eiser 1] c.s., op wie in deze de bewijslast rust nu zij zich op de rechtsgevolgen daarvan beroepen, om bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat sprake is geweest van mishandeling van [eiser 1] door [gedaagde] in de nacht van 19 op 20 april 2018 in [naam horecagelegenheid] in Milaan.
4.9.
Vast staat dat [gedaagde] in verband met de aangifte van [eiser 1] inmiddels is gedagvaard en dat de zaak voorkomt op 5 juli 2019 voor de politierechter in de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht. Om die reden zal de rechtbank [eiser 1] c.s. thans nog niet toelaten tot het onder 4.8. bedoelde bewijs, maar de zaak naar de (parkeer)rol verwijzen in afwachting van de uitkomst van de procedure in de strafzaak. Daarmee wordt voorkomen dat in deze procedure een beslissing wordt genomen die mogelijk tegenstrijdig is met de uitkomst van de procedure in de strafzaak met alle onwenselijke gevolgen van dien. Hierbij heeft de rechtbank mede het volgende in aanmerking genomen. [gedaagde] heeft een verschillende positie in een civiel geding en in een strafproces. Beide procedures kennen eigen regels en waarborgen. Naar het zich laat aanzien zullen dezelfde getuigen moeten worden gehoord in beide procedures. Dit alles weegt naar het oordeel van de rechtbank zwaarder dan het belang van partijen bij het op korte termijn voortprocederen in de onderhavige procedure.
4.10.
In afwachting van de uitkomsten van de procedure in de strafzaak, zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
in reconventie
4.11.
Nu het oordeel in reconventie geheel afhankelijk is van het oordeel in conventie ten aanzien van de gestelde mishandeling van [verweerder] door [eiser 2] , zal ook iedere beslissing in reconventie worden aangehouden in afwachting van de uitkomsten van de procedure in de strafzaak.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst af de vorderingen onder 3 en 4;
5.2.
verwijst de zaak voor het overige naar de parkeerrol van 2 oktober 2019;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan;
in reconventie
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2019. [1]

Voetnoten

1.801/1582