ECLI:NL:RBROT:2019:4325

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 mei 2019
Publicatiedatum
27 mei 2019
Zaaknummer
10/557469 / HA ZA 18-820
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van overeenkomsten en aansprakelijkheid bij tekortkomingen in de nakoming

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, hebben de eiseressen Indaca Beheer B.V., E-Vest Holding B.V. en D.J. Aris Beheer B.V. vorderingen ingesteld tegen de gedaagden, waaronder Urban Startup Project International N.V. en CGG Capital B.V. De zaak betreft de ontbinding van verschillende overeenkomsten die zijn gesloten tussen de partijen, waarbij de eiseressen stellen dat de gedaagden tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er drie sets overeenkomsten zijn, die nauw met elkaar verbonden zijn. De eiseressen hebben schade geleden omdat de gedaagden hun verplichtingen niet zijn nagekomen, wat heeft geleid tot een vordering tot ontbinding van de overeenkomsten en schadevergoeding.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in detail onderzocht, waaronder de inhoud van de overeenkomsten en de betalingen die zijn gedaan. De eiseressen hebben gesteld dat de gedaagden bedragen hebben overgemaakt zonder toestemming van de partnerraad, wat onrechtmatig zou zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagden niet voldoende hebben aangetoond dat de betalingen rechtmatig waren en dat de eiseressen recht hebben op ontbinding van de overeenkomsten.

De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en heeft de gedaagden de gelegenheid gegeven om hun verweer te onderbouwen. De beslissing over de vorderingen in conventie en reconventie is aangehouden, waarbij de rechtbank heeft aangegeven dat de verdere beoordeling afhankelijk is van de akten die door de partijen moeten worden ingediend.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team handel en haven
Zaak-/rolnummer: 10/557469 / HA ZA 18-820
Uitspraak: 15 mei 2019
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Indaca beheer B.V.,
gevestigd te Tilburg,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
E-Vest Holding B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
D.J. Aris Beheer B.V.,
gevestigd te Voorburg,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. H.G.A.M. Spoormans,
- tegen -
1. de naamloze vennootschap
Urban Startup Project International N.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Urban Startup Project International B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CGG Capital B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Entrepreneur B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
5.
[gedaagde 1]
wonende te [woonplaats gedaagde 1] ,
6.
[gedaagde 2]
wonende te [woonplaats gedaagde 2] ,
7.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats gedaagde 3] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. M.S. van Dijk.
Partijen worden hierna aangeduid als achtereenvolgens: “Indaca”, “E-Vest”, “Aris” (gezamenlijk: “Indaca c.s”), “USP N.V.”, “USP B.V.”, “ CGG ”, “Entrepreneur”, “ [gedaagde 1] ”, “ [gedaagde 2] ” en “ [gedaagde 3] ” (gezamenlijk: “USP c.s.”).

1.Het verloop van het geding

1.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding van 6 augustus 2018 en de daarbij behorende producties;
- conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in
reconventie, met producties;
- de brief van 4 februari 2019 van USP c.s., met daarbij een samenvatting van juridische standpunten en producties;
- akte overlegging producties, tevens houdende akte vermeerdering grondslag van de eis, tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 19 februari 2019;
- de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door de raadslieden overgelegde spreekaantekeningen en producties;
- akte aan de zijde van Indaca c.s. van 6 maart 2019, met productie;
- akte aan de zijde van USP c.s. van 3 april 2019;
- beslagstukken overgelegd door Indaca c.s.

2.De vaststaande feiten in conventie en in reconventie

2.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.2.1
De statuten van USP N.V. vermelden onder meer het volgende.
“[…]
Artikel 12
Taak en bevoegdheden
1. Behoudens de beperkingen volgens deze statuten is het Bestuur belast met het besturen van de vennootschap. […]
[…]
Artikel 13
Vertegenwoordiging
1. Het Bestuur vertegenwoordigt de Vennootschap. […]
[…]”
2.2.1
Op 14 juni 2017 is een koopovereenkomst gesloten tussen Indaca en USP N.V. In deze overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen.
“[…]
Term sheet Urban Startup Project International NV
[…]
Betreft aandelen van: Urban Startup Project International N.V. [USP N.V.,
rechtbank]
[…]
Investering: Investeerder neemt deel in aandelen Serie B van Urban Startup Project International NV. […] Partijen komen overeen dat investeerder met 100 aandelen Serie B ad Euro 1.000,- nominaal van Urban Startup Project International N.V. deelneemt c.q. 100 aandelen Serie B koopt.
[…]
Afstand ontbinding: Partijen doen aftand van hun recht op (gedeeltelijke) ontbinding van deze Overeenkomst.
[…]”
2.2.2
Op dezelfde dag is door dezelfde partijen een aandeelhoudersovereenkomst ondertekend waarin onder meer het volgende is opgenomen.
“[…]
1.3.6
Het bedrag van deelname, voldaan door Partner [Indaca,
rechtbank], zal aangewend worden als werkkapitaal van USP N.V. ter financiering van het USP concept, businessmodel en businesswerkplan.
[…]
2.1
Partner wordt uitgenodigd om plaats te nemen in de Raad van Advies (RvA). De RvA heeft een adviserende rol, gevraagd en ongevraagd, in de doelrealisatie in brede zin van de Urban Startup Project groep.
[…]
3.3
Duur van de samenwerking:
Onderhavige samenwerking tussen partijen heeft geen bepaalde looptijd en geldt daardoor voor onbepaalde tijd. Deze overeenkomst eindigt:
3.3.1
door beëindiging in onderling overleg tussen de partijen, waarbij voor een opzegging door Partner een opzeggingstermijn van drie maanden geldt of een andere in overleg te bepalen opzegtermijn;
3.3.2
door opzegging c.q. ontbinding daarvan door de vennootschap, die bij meerderheid van stemmen besloten heeft dat voorstel te doen;
3.3.3
door opzegging ingevolge een rechterlijke beslissing, hetzij op grond van toerekenbare tekortkoming of een onrechtmatige daad van één van de partijen, hetzij op grond dat van een partij voortzetting van de samenwerking met de andere partij(en) redelijkerwijs niet langer gevergd kan worden, de andere partij dient wel schriftelijk, [dan wel] per e‑mail in gebreke gesteld te worden en de mogelijkheid verkrijgen een eventuele ingebrekestelling in uiterlijk 2 weken na ingebrekestelling op te heffen.
[…]”
2.2.3
Op dezelfde dag is een overeenkomst onder naam “Supplement partnerraad” een partnerraadovereenkomst gesloten, waarin onder andere het volgende is opgenomen:
“[…]
2. Partner [Indaca,
rechtbank] treedt toe tot de partnerraad van USP NV […]
a)-b) […]
c) De partnerraad zal als adviserend, toezichthoudend, denktank en met betrekking tot gedefinieerde zaken als beslissingsorgaan, de USP NV organisatie leiden. De Statutaire directie voert deze beslissingen uit waar nodig.
d) De partnerraad is een beslissingsorgaan met betrekking tot operationele zaken inzake de USP NV-accelerator centers (deelnemingen) met betrekking tot selectie en exploitatie.
e) De door de partnerraad genomen beslissingen worden overgenomen en uitgevoerd door de Statutaire directie en/of de directie van de betreffende deelneming en de projectleider(s) en/of het managementteam.
f-h) […]
i) De statutaire directie van USP NV blijft fiscaal en juridisch bij wet eindverantwoordelijk voor het beleid en verplichtingen. De Statutaire Directie is tevens verantwoordelijk voor de bescherming en uitvoering van het Urban Startup Project concept. In dit kader heeft de statutaire directie het recht, de plicht en de verantwoordelijkheid aangenomen voorstellen al dan niet over te nemen of anders te beslissen indien deze strijdig zijn met de wet en/of verplichtingen die zijn aangegaan. Hierbij vrijwaart de statutaire directie alle Partners in de partnerraad van (hoofdelijke) aansprakelijkheid wegens genomen besluiten in de partnerraad.
j)-k) […]
l) het staat de Partner vrij om de functie in de partnerraad per direct te beëindigen […]
m)-n) […]
[…]”
2.2.4
De overeenkomsten zijn namens USP N.V. ondertekend door [gedaagde 1] . De koopsom van € 100.000,00 is voldaan.
2.3
Op 30 mei 2017 is een koopovereenkomst gesloten tussen Aris en USP N.V. Daarin zijn opgenomen de bedingen die onder 2.2.1 zijn weergegeven.
Diezelfde dag is ook een aandeelhoudersovereenkomst gesloten tussen dezelfde partijen. Daarin zijn opgenomen de bedingen die onder 2.2.2 zijn weergegeven. Aris heeft € 50.000,00 betaald.
Op 13 april 2017 is een partnerraadovereenkomst gesloten tussen dezelfde partijen.
De overeenkomsten zijn namens USP N.V. ondertekend door [gedaagde 1] .
2.4.1
Op 17 februari 2017 is een koopovereenkomst gesloten tussen E-Vest, als koper, en USP B.V. en Entrepreneur. Daarin is onder meer opgenomen:
“[…]
Term sheet Urban Startup Project International BV (later NV)
[…]
Betreft aandelen van: Urban Startup Project International B.V. [USP B.V.,
rechtbank] | Urban Startup Project International N.V. [USP N.V.,
rechtbank] |
[…]
Investering: Investeerder neemt deel in Urban Startup Project International B.V. welke aandelen uiterlijk per 31 maart 2017 worden geconverteerd in aandelen Urban Startup Project International NV. […] Partijen komen overeen dat de 100 aandelen Serie B gehouden in Urban Startup Project International BV […] worden omgezet in 100 aandelen Urban Startup Project International NV nominaal Euro 1.000,- per aandeel […].
[…]
Afstand ontbinding: Partijen doen aftand van hun recht op (gedeeltelijke) ontbinding van deze Overeenkomst.
[…]”
De overeengekomen prijs van € 100.000,00 is voldaan.
2.4.2
Op dezelfde dag is door USP B.V., USP N.V. (in oprichting) en E-Vest een aandeelhoudersovereenkomst ondertekend waarin onder meer het volgende is opgenomen.
“[…]
1.1.1
USP NV vervult de functie van topholding van Urban Startup Project groep van vennootschappen c.q. dochterondernemingen.
1.1.2
USP NV zal in dit kader als topholding direct of indirect de aandelenbelangen houden van alle USP Accelerator Centers, nationaal en internationaal (al dan niet via sub-holdings)
[…]
1.2.2
Een USP Accelerator Center is een vennootschap met als doelstelling deelbelangen verwerven in geselecteerde startups en als (mede)steekhouder het ecosysteem te organiseren, faciliteren en/of coördineren waarbinnen de startups begeleid en ondersteund worden met een USP accelerator programma […]
[…]
1.3.5
Het bedrag van deelname, voldaan door Partner [E-Vest,
rechtbank], zal aangewend worden als werkkapitaal van USP B.V. ter financiering van het genoegzaam bekende businessplan van USP.
[…]
3.3
Duur van de samenwerking in de RVA:
Onderhavige samenwerking tussen partijen in de RVA heeft geen bepaalde looptijd en geldt daardoor voor onbepaalde tijd. Deze overeenkomst eindigt:
3.3.1
door beëindiging in onderling overleg tussen de partijen, waarbij voor een opzegging door Partner een opzeggingstermijn van drie maanden geldt of een andere in overleg te bepalen opzegtermijn;
3.3.2
door opzegging c.q. ontbinding daarvan door de vennootschap, die bij meerderheid van stemmen besloten heeft dat voorstel te doen;
3.3.3
door opzegging ingevolge een rechterlijke beslissing, hetzij op grond van toerekenbare tekortkoming of een onrechtmatige daad van één van de partijen, hetzij op grond dat van een partij voortzetting van de samenwerking met de andere partij(en) redelijkerwijs niet langer gevergd kan worden, de andere partij dient wel in gebreke gesteld te worden en de mogelijkheid verkrijgen een eventuele ingebrekestelling op te heffen.
[…]”
2.4.3
De overeenkomsten zijn namens USP B.V. en USP N.V. (in oprichting) ondertekend door [gedaagde 2] . Namens Entrepreneur heeft [gedaagde 1] ondertekend.
2.5
Bij notariële akte van 31 mei 2017 zijn honderd aandelen B, genummerd B45 tot en met B144 in USP N.V. op naam gesteld van Aris. Bij notariële akte van 31 mei 2017 zijn honderd aandelen B, genummerd B145 tot en met B244 in USP N.V. op naam gesteld van E-Vest. Bij notariële akte van 20 juni 2017 zijn honderd aandelen B, genummerd B245 tot en met B344 in USP N.V. op naam gesteld van Indaca. Deze leveringen zijn erkend door USP N.V. en opgenomen in haar aandelenregister.
2.6.1
USP N.V. heeft als doel het exploiteren van het USP concept. Dit komt in grote lijnen op het volgende neer. USP wil startups faciliteren. Dat doet zij via Accelarator Centers, bedrijvencentra die zich ten doel stellen om voor gebruikers het proces van het starten van ondernemingen in de eerste face en de daarop volgende groeifases met kennis en ervaring te ondersteunen. Het accelerator programma dat daarvoor beschikbaar wordt gesteld omvat onder andere IT/ICT-faciliteiten, kennis, ervaringen en deskundigheid van derden.
2.6.2
Het document “The Urban Way”, onder andere opgesteld door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , vermeldt onder meer het volgende:
“[…]
USP International
[…]
Het werkkapitaal van USP International wordt aangewend voor de uitbreiding en ontwikkeling van het netwerk in accelerator centers in de vorm van tijdelijke deelnemingen en leningen.
[…]
USP Accelerator Center (vestiging)
[…] De primaire inkomsten van een USP Accelerator Center (vestiging) bestaan uit het zo spoedig mogelijk inwisselen van de (gemiddeld) 8% (deel)belangen tegen (gemiddeld) € 8.000,- cash.[…]”
2.6.3
Het document “Urban Startup Project Accelerator Center” vermeldt onder meer het volgende:
“[…]
1. Elke geselecteerde startup dient 8% […] af te staan aan het USP Accelerator Center voor exclusieve toegang tot het USP Accelerator Basis Programma […] en toegang tot het USP Ecosysteem […]
2. Het USP Accelerator Center levert de verworden 8% deelbelangen aan USP Exchange NV […].
2.7
Op 12 juli 2017 is een procuratieregeling tot stand gekomen in de partnerraad. Er zijn drie categorieën verplichtingen gedefinieerd en voor elke categorie is beschreven wie vooraf dan wel achteraf toestemming moet verlenen.
Bij e‑mail van 22 september 2017 heeft [gedaagde 2] , mede namens [gedaagde 1] , het volgende geschreven aan Indaca c.s.:
“[…]
Procuratie: […] Voordat hier misverstanden ontstaan willen wij graag het volgende vaststellen. De procuratie ten behoeve van betalingen c.q. de betalingsprocedure geldt uiteraard niet voor de directie maar door de leden van de partnerraad uit hoofde van de partnerraad indien zij kosten maken of willen investeren voor zover zij verantwoordelijk zijn een taak, functie of afdeling. De partnerraad staat niet gelijk aan de directie. […]”
2.8.1
Op 1 juni 2017 vinden de volgende banktransacties plaats:
Van rekening
Op naam van
Naar rekening
Op naam van
Bedrag
[bankrekeningnummer 1]
[naam 1]
[bankrekeningnummer 2]
USP N.V.
€ 47.754
[bankrekeningnummer 1]
[naam 1]
[bankrekeningnummer 2]
USP N.V.
€ 50.000
[bankrekeningnummer 2]
USP N.V.
[bankrekeningnummer 3]
USP B.V.
€ 97.000
[bankrekeningnummer 3]
USP B.V.
[bankrekeningnummer 4]
CGG
€ 97.000
[bankrekeningnummer 4]
CGG
[bankrekeningnummer 5]
Partnerfonds Beheer B.V.
€ 52.500
[bankrekeningnummer 5]
Partnerfonds Beheer B.V.
[bankrekeningnummer 6]
Delfia Investments B.V.
€ 10.000
[bankrekeningnummer 5]
Partnerfonds Beheer B.V.
[bankrekeningnummer 7]
CMP Holding B.V.
€ 22.500
[bankrekeningnummer 5]
Partnerfonds Beheer B.V.
[bankrekeningnummer 8]
[naam bedrijf]
€ 10.000
[bankrekeningnummer 5]
Partnerfonds Beheer B.V.
[bankrekeningnummer 9]
G. Snaathorst Holding B.V.
€ 10.000
2.8.2
Op 21 juni 2017 (boven de dikke streep) en 22 juni 2017 (onder de dikke streep) vinden de volgende banktransacties plaats:
Van rekening
Op naam van
Naar rekening
Op naam van
Bedrag
[bankrekeningnummer 1]
[naam 1]
[bankrekeningnummer 2]
USP N.V.
€ 98.700
[bankrekeningnummer 2]
USP N.V.
[bankrekeningnummer 3]
USP B.V.
€ 99.000
[bankrekeningnummer 3]
USP B.V.
[bankrekeningnummer 4]
CGG
€ 60.000
[bankrekeningnummer 4]
CGG
[bankrekeningnummer 5]
Partnerfonds Beheer B.V.
€ 55.000
[bankrekeningnummer 5]
Partnerfonds Beheer B.V.
[bankrekeningnummer 6]
Delfia Investments B.V.
€ 7.500
[bankrekeningnummer 5]
Partnerfonds Beheer B.V.
[bankrekeningnummer 7]
CMP Holding B.V.
€ 22.500
[bankrekeningnummer 5]
Partnerfonds Beheer B.V.
[bankrekeningnummer 8]
[naam bedrijf]
€ 10.000
[bankrekeningnummer 5]
Partnerfonds Beheer B.V.
[bankrekeningnummer 9]
G. Snaathorst Holding B.V.
€ 10.000
2.8.3
Op 1 maart 2017 (boven de dikke streep) en 21 maart 2017 (onder de dikke streep) vinden de volgende banktransacties plaats:
Van rekening
Op naam van
Naar rekening
Op naam van
Bedrag
[bankrekeningnummer 1]
[naam 1]
[bankrekeningnummer 3]
USP B.V.
€ 50.000
[bankrekeningnummer 3]
USP B.V.
[bankrekeningnummer 4]
CGG
€ 45.000
[bankrekeningnummer 4]
CGG
[bankrekeningnummer 5]
Partnerfonds Beheer B.V.
€ 45.000
[bankrekeningnummer 5]
Partnerfonds Beheer B.V.
[bankrekeningnummer 7]
CMP Holding B.V.
€ 45.000

3.De vordering in conventie

3.1.
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de drie overeenkomsten van 14 juni 2017 te ontbinden;
II. de drie overeenkomsten van 30 mei 2017 en 13 april 2017 te ontbinden;
III. de drie overeenkomsten van 17 februari 2017 te ontbinden;
IV. USP N.V., CGG , [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 100.000,00 aan Indaca;
V. USP N.V., CGG , [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van wettelijke (handels)rente over het bedrag onder IV., vanaf de eerste dag van verzuim, althans vanaf de dag der dagvaarding;
VI. USP N.V., CGG , [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 50.000 aan Aris;
VII. USP N.V., CGG , [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van wettelijke (handels)rente over het bedrag onder VI., vanaf de eerste dag van verzuim, althans vanaf de dag der dagvaarding;
VIII. USP N.V., USP B.V., Entrepreneur, CGG , [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 100.000,00 aan Indaca;
IX. USP N.V., USP B.V., Entrepreneur, CGG , [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van wettelijke (handels)rente over het bedrag onder VIII., vanaf de eerste dag van verzuim, althans vanaf de dag der dagvaarding;
X. USP N.V., USP B.V., CGG , Entrepreneur, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] te veroordelen in de kosten van de gelegde conservatoire beslagen;
XI. USP N.V., USP B.V., CGG , Entrepreneur, [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding.
Hieraan leggen Indaca c.s. het volgende ten grondslag.
3.2
De levering van aandelen USP N.V. aan Indaca Aris en E-Vest heeft niet plaatsgevonden. USP N.V. is haar leveringsverplichtingen tegenover Indaca en Aris niet nagekomen, USP B.V. is haar leveringsverplichting tegen E-Vest niet nagekomen.
3.3
USP N.V. heeft nagelaten 8%-deelnemingen te verwerven. De bedragen die zijn betaald voor de aandelen zijn niet aangewend overeenkomstig artikel 1.3.6 van de aandeelhoudersovereenkomsten met Indaca en Aris en artikel 1.3.5 van de aandeelhoudersovereenkomst met E-Vest. De bedragen zijn uiteindelijk terechtgekomen bij CMP Holding B.V., Louwers Beheer B.V., Snaathorst Holding B.V. en Delfia Investment B.V. Zonder toestemming van de partnerraad heeft USP N.V. € 130.000,00 aan CGG overgemaakt. Dit bedrag is onderdeel van een groter bedrag (€ 314.300,00) dat in de periode 21 maart 2017- 1 september 2017 is betaald aan CGG . Er is € 24.000,00 aan Snaathorst overgemaakt en € 24.000,00 aan [gedaagde 1] . Aan andere partijen is een bedrag van € 22.638,00 betaald zonder toestemming van de partnerraad.
USP N.V. is haar verplichtingen met betrekking tot de bestemming van de investeringen niet nagekomen. Indaca begroot haar schade op € 100.000,00, E-Vest begroot haar schade op € 100.000,00 en Aris begroot haar schade op € 50.000,00.
3.4
Indaca c.s. zijn bevoegd de koopovereenkomsten en de aandeelhoudersovereenkomsten te ontbinden.
3.5
[gedaagde 1] heeft onrechtmatig gehandeld jegens Indaca en Aris, omdat hij als (indirect) bestuurder weigert USP N.V. haar verbintenissen na te laten komen. [gedaagde 1] wist als geen ander van de verbintenissen die USP N.V. was aangegaan, want hij heeft de overeenkomsten ondertekend.
CGG , dat middellijk wordt bestuurd door [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] , wist dat het bedrag van € 130.000,00 zonder toestemming van de partnerraad werd betaald en wist dus dat dit bedrag niet in ontvangst mocht worden genomen. Door dit toch te doen, handelt CGG onrechtmatig jegens Indaca en Aris. Ook [gedaagde 3] , als middellijk bestuurder van CGG , handelt onrechtmatig, omdat hij vanwege zijn lidmaatschap van de partnerraad wist dat de betaling van € 130.000,00 onrechtmatig was.
Voor de schade geleden door Indaca zijn USP N.V., CGG , [gedaagde 2] , [gedaagde 1] en [gedaagde 3] hoofdelijk aansprakelijk. Voor de schade geleden door Aris zijn USP N.V., CGG , [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk aansprakelijk.
3.6
[gedaagde 2] heeft onrechtmatig gehandeld jegens E-Vest, omdat hij als (indirect) bestuurder weigert USP B.V. haar verbintenissen na te laten komen. [gedaagde 2] wist als geen ander van de verbintenissen die USP N.V. was aangegaan, want hij heeft de overeenkomsten ondertekend. [gedaagde 1] weigert in zijn rol als bestuurder de verbintenissen die Entrepreneur is aangegaan tegenover E-Vest na te komen, terwijl hij als (mede) ondertekenaar van de koopovereenkomst van 17 februari 2017 als geen ander wist van de aangegane verbintenissen.
CGG , dat middellijk wordt bestuurd door [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] , wist dat het bedrag van € 130.000,00 zonder toestemming van de partnerraad werd betaald en wist dus dat dit bedrag niet in ontvangst mocht worden genomen. Door dit toch te doen, handelt CGG onrechtmatig jegens E-Vest. Ook [gedaagde 3] , als middellijk bestuurder van CGG , handelt onrechtmatig, omdat hij vanwege zijn lidmaatschap van de partnerraad wist dat de betaling van € 130.000,00 onrechtmatig was.
Voor de schade geleden door E-Vest zijn USP B.V., USP N.V., Entrepreneur, CGG , [gedaagde 2] , [gedaagde 1] en [gedaagde 3] hoofdelijk aansprakelijk.
3.7
Aan de eis wordt mede ten grondslag gelegd dat de betaalde gelden uiteindelijk bij CMP Holding B.V. Holding B.V., Louwers Beheer B.V., Snaathorst Holding B.V. en Delfia Investment B.V. terecht zijn gekomen.

4.Het verweer in conventie

4.1.
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad van Indaca c.s. in de kosten van het geding. USP c.s. hebben daartoe kort samengevat het volgende aangevoerd.
4.2
De door Indaca c.s. gekochte aandelen USP N.V. zijn alle geleverd. Er is geen sprake van een tekortkoming in de nakoming van verbintenissen uit de aandeelhoudersovereenkomsten of de partnerraadovereenkomsten of van onrechtmatig handelen.
4.3
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben altijd als bestuurder opgetreden en zijn niet in privé verbintenissen aangegaan. Zij zijn dus ook niet in privé aansprakelijk. [gedaagde 3] heeft geen winstuitkering uit CGG ontvangen en is geen bestuurder CGG .
4.4
Van ontbinding kan geen sprake zijn. In de koopovereenkomsten is ontbinding uitgesloten. In de aandeelhoudersovereenkomsten is geregeld hoe deze kunnen worden beëindigd en er wordt niet voorzien in de mogelijkheid van ontbinding.
4.5
Er is zonder grond beslag gelegd op onroerende zaken van [gedaagde 3] en [gedaagde 2] . Zij hebben niet onrechtmatig gehandeld. De beslagkosten moeten dan ook worden afgewezen.

5.De vordering in reconventie

5.1
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Indaca c.s. te veroordelen onmiddellijk, dan wel binnen 1 week na het wijzen van vonnis, over te gaan tot opheffen van de ten laste van USP c.s. gelegde conservatoire beslagen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor iedere dag dat Indaca c.s. daartoe niet overgaan, dan wel een bedrag dat de rechtbank redelijk acht.
5.2
Hieraan is ten grondslag gelegd dat de beslagen ten laste van USP N.V., USP B.V., CGG , Entrepreneur, [eiser 1] en [eiser 2] onrechtmatig en ongegrond zijn gelegd. Verwezen is naar het verweer in conventie.

6.Het verweer in reconventie

6.1
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van USP c.s. in de kosten van het geding. Naast hetgeen Indaca c.s. in conventie hebben betoogd, hebben zij daartoe het volgende aangevoerd.
6.2
Het beslag is rechtmatig gelegd in verband met de vorderingen die in conventie uiteen zijn gezet. Zelfs als deze in eerste aanleg worden afgewezen, behouden Indaca c.s. hun belang bij het beslag, zolang het vonnis niet in kracht van gewijsde is gegaan. De beslagen ten laste van USP N.V. en USP B.V. onder ABN/AMRO Bank N.V. hebben geen doel getroffen. E-Vest heeft haar beslagen ten laste van [eiser 2] reeds opgeheven.

7.De beoordeling

In conventie

De samenhang tussen de overeenkomsten
7.1.1
Er zijn drie sets overeenkomsten: de drie overeenkomsten met Indaca, de drie overeenkomsten met Aris en de drie met E-Vest. De overeenkomsten binnen die sets, telkens een koopovereenkomst, aan aandeelhoudersovereenkomst en een partnerraadovereenkomst, hangen bijzonder nauw met elkaar samen. Zonder (uitzicht op de) koopoverkomst zouden de bijkomende aandeelhoudersovereenkomst en partnerraadovereenkomst niet gesloten zijn en andersom. Met uitzondering van de partnerraadovereenkomst van Aris zijn telkens de overeenkomsten tussen dezelfde partijen op dezelfde dag gesloten.
7.1.2
De rechtbank leidt uit deze gang van zaken af, dat geen sprake is van losstaande overeenkomsten die elk afzonderlijk moeten worden beoordeeld, maar dat de overeenkomsten per set zodanig nauw met elkaar verbonden zijn dat tekortkomingen in de nakoming van de ene overeenkomst óók gevolgen kunnen hebben voor de andere overeenkomsten.
De partnerraad en de procuratieregeling
7.2
Het uitgangspunt is dat het bestuur van de vennootschap is belast met bestuur daarvan, behoudens beperkingen volgens de statuten (artikel 2:129, lid 1, BW voor USP N.V. en artikel 2:239, lid 1, BW voor USP B.V.). Besluiten van het bestuur kunnen bij of krachtens de statuten slechts worden onderworpen aan de goedkeuring van een ander orgaan van de vennootschap (lid 3 van de hiervoor aangehaalde bepalingen).
Tussen partijen is niet in geschil dat de partnerraad geen vennootschapsrechtelijk orgaan is van USP N.V. of USP B.V. Hieruit volgt dat de partnerraad geen goedkeuringsbevoegdheid toekomt van bestuursbesluiten. De procuratieregeling kan dan ook niet het bestuur binden en reeds daarom wordt het betoog van Indaca c.s. dat is gehandeld in strijd met de procuratieregeling verworpen. Al hetgeen is aangevoerd over de totstandkoming en de uitleg van de regeling kan verder onbesproken blijven.
De bestemming van de aankoopsommen
7.3
In de aandeelhoudersovereenkomsten is bepaald hoe de bij aankoop van de aandelen ingelegde gelden zullen worden gebruikt. De formuleringen in de aandeelhoudersovereenkomsten met Indaca en Aris zijn gelijkluidend: “als werkkapitaal van USP N.V. ter financiering van het USP concept, businessmodel en businesswerkplan.” De formulering in de aandeelhoudersovereenkomst met E-Vest is vrijwel hetzelfde: “als werkkapitaal van USP B.V. ter financiering van het genoegzaam bekende businessplan van USP.” Gelet hierop en gezien de standpunten van partijen, die geen onderscheid hebben aangebracht in hun uitleg van de verschillende formuleringen, gaat de rechtbank ervan uit dat zij inhoudelijk hetzelfde betekenen.
7.3.1
Naar de stellingen van Indaca c.s. is hiermee overeengekomen dat het ingebrachte geld bestemd is voor het verwerven van 8%-deelnemingen. Dat is echter niet zo opgeschreven en met recht bestrijden USP c.s. die uitleg van Indaca c.s.
De term “werkkapitaal” is een ruimer begrip dat in het algemeen duidt op kapitaal waarmee de vennootschap zijn doelen kan verwezenlijken. Daarmee zijn niet alleen koopprijzen van de 8%-deelnemingen zelf, maar ook bijkomende kosten gemoeid. Het begrip voorts is gebruikt in combinatie met de termen “businessmodel”, “businesswerkplan” of “businessplan”. Het document “The Urban Way” geeft ook aan dat er niet alleen (tijdelijke) deelnemingen zullen zijn, maar ook andere instrumenten zoals leningen. Ten slotte blijkt ook uit de documentatie dat er sprake zal zijn van fysieke vestigingen en die brengen, hoe dan ook, kosten met zich.
De enkele gestelde omstandigheid dat de via de aandelenkopen ingelegde gelden niet of niet geheel aan 8%-deelnemingen is besteed is, wat er van de feitelijke juistheid van die stelling ook zij, onvoldoende om een tekortkoming in de nakoming van de aandeelhoudersovereenkomsten vast te stellen.
7.3.2
Ook het enkele feit dat er gelden vanuit USP N.V. bij CGG terecht zijn gekomen, is op zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat sprake is van gebrekkige nakoming van de aandeelhoudersovereenkomsten. Het staat USP N.V. vrij om bij haar werkzaamheden gebruik te maken van (de diensten van) anderen, waaronder CGG . Pas wanneer sprake is van betalingen aan CGG die niet te maken hebben met het verwezenlijken van de doelstelling van de onderneming (het exploiteren van het concept Urban Startup Project), kan sprake zijn van handelen in strijd met de aandeelhoudersovereenkomsten.
7.3.3
De bewijslast hiervoor ligt bij de partijen die zich op de rechtsgevolgen ervan beroepen: Indaca c.s. Als het gaat om de gestelde betalingen aan CGG , zijn de stellingen van Indaca c.s. niet glashelder. Waar precies het bedrag van € 130.000,00 op is gebaseerd, is onduidelijk. Het lijkt erop dat Indaca c.s. het ook niet helemaal weten, waar wordt gesteld dat zij “niet anders [kunnen] concluderen” dan dat het is begrepen in een totaalbedrag van € 314.300,00. Dat bedrag is gebaseerd op productie 17 van Indaca c.s. en kennelijk zijn hierin ook (deels) de bedragen begrepen die zijn vermeld in productie 51 van Indaca c.s.
Hoe het ook zij: met productie 17 (waarop onder andere bedragen, rekeningnummers en transactiekenmerken zijn vermeld) hebben Indaca c.s. voldoende onderbouwd dat er daadwerkelijk € 314.300,00 naar CGG is overgeboekt. USP c.s. hebben dit onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat deze geldstroom vaststaat.
De rechtbank kan hieruit echter niet meer vaststellen dan dat van de gelden die van de notaris zijn gekomen de door Indaca c.s. gestorte bedragen voor de aandelen , € 202.000,00 bij CGG terecht is gekomen. Dit is de som van € 97.000,00 (tabel rechtsoverweging 2.8.1, vierde regel), € 60.000,00 (tabel rechtsoverweging 2.8.2, derde regel) en € 45.000,00 (tabel rechtsoverweging 2.8.3, tweede regel). Van hetgeen daarboven bij CGG terecht is gekomen (€ 112.300,00) staat onvoldoende vast dat dit afkomstig is uit de door Indaca c.s. gestorte bedragen voor de aandelen.
Van de € 202.000,00 staat bovendien nog niet vast dat sprake is van wegsluizen zoals Indaca c.s. stellen. Om dat te kunnen beoordelen, moet duidelijk worden wat aan de overboekingen ten grondslag heeft gelegen. De algemene omschrijvingen (kennelijk afkomstig van de transactiekenmerken op bankafschriften) zijn daarvoor onvoldoende en de stellingen van Indaca c.s. zijn op dit punt niet erg specifiek.
7.3.4
Hiertegenover staat dat Indaca c.s. niet degenen zijn die over de achterliggende administratie beschikken: die ligt bij USP c.s. Indaca c.s. hebben hun stellingen over het wegsluizen van de ingelegde gelden mede onderbouwd met productie 51. Daarmee hebben zij hun stellingen zodanig onderbouwd dat van USP c.s. een concretere reactie mag worden verwacht dan tot nu toe is gegeven. Omdat productie 51 later dan bij conclusie van eis is overgelegd, ziet de rechtbank aanleiding om USP c.s. de gelegenheid te geven alsnog bij akte uitleg te geven over de grondslagen voor de betalingen die optellen tot € 202.000,00. Uit die uitleg zal duidelijk moeten worden welke verbintenissen er aan de betalingen ten grondslag liggen en de rechtbank wijst er vast op dat algemene begrippen als “huren, lonen, onkosten” onvoldoende zijn. Bij de akte moeten de onderliggende stukken worden gevoegd, zoals de overeenkomsten of facturen die aan betalingen ten grondslag liggen. Indaca c.s. zullen in de gelegenheid worden gesteld te reageren op deze akte.
7.3.5
Als de aktes zijn genomen zal de rechtbank beoordelen of USP c.s. met de akte voldoende aan de stelplicht inzake hun verweer hebben voldaan. Mocht dat niet het geval zijn, dan geldt het verweer van USP c.s. als onvoldoende gemotiveerd en komt de stelling van Indaca c.s. dat de € 202.000,00 geen betalingen zijn die binnen de omschrijving ‘werkkapitaal’ vallen, vast te staan. In dat geval zijn USP N.V. en USP B.V. tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomsten met Indaca c.s. Deze tekortkomingen zijn dan ook blijvend: de door Indaca c.s. gestorte gelden zijn immers (deels) al besteed en zij kunnen niet alsnog worden besteed zoals was overeengekomen in de aandeelhoudersovereenkomsten. Daaruit volgt in beginsel de bevoegdheid tot ontbinding van de aandeelhoudersovereenkomsten en, omdat deze overeenkomsten zo nauw met elkaar verweven zijn, ook van de partnerraadovereenkomsten en de koopovereenkomsten.
7.3.6
In de aandeelhoudersovereenkomsten is een beëindigingsregeling opgenomen. Uit die regeling blijkt echter niet dat Indaca c.s. afstand hebben gedaan van hun ontbindingsrechten. Het betoog van USP c.s. dat Indaca c.s. de aandeelhoudersovereenkomsten niet kunnen ontbinden, wordt dan ook verworpen.
7.3.7
In de koopovereenkomsten is afstand gedaan van het recht van ontbinding. Echter, als komt vast te staan dat USP N.V. en USP B.V. de gelden van Indaca c.s. (grotendeels) voor andere doelen hebben aangewend dan overeengekomen, zijn de kopers feitelijk bedrogen door hun wederpartijen. Onder die omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank het beroep van USP c.s. op afstand van recht van ontbinding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De rechtbank zal die regel in dat geval dan ook buiten toepassing laten, met als gevolg dat de ontbindingen slagen en USP N.V. en USP B.V. de aankoopprijzen van de aandelen zullen moeten terugbetalen.
In conventie en in reconventie
7.4
Iedere (verdere) beslissing wordt aangehouden in afwachting van de aktes zoals hierboven omschreven.

8.De beslissing

De rechtbank,
alvorens verder te beslissen,
in conventie
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 12 juni 2019voor het nemen van een akte als bedoeld in rechtsoverweging 7.3.4 door USP c.s.;
bepaalt dat op de rol van
woensdag 10 juli 2019Indaca c.s. bij akte hierop mogen antwoorden;
in conventie en in reconventie
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van den Bos.
Uitgesproken in het openbaar.
1407/1729