In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 13 februari 2019, wordt het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met de minderjarigen naar Merksem, België, afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd dat de verhuizing in het belang van de minderjarigen is. De vrouw stelt dat zij in België betere kansen heeft op werk, maar de rechtbank wijst erop dat zij in Nederland nauwelijks heeft geprobeerd werk te vinden en dat de kans op een baan in België niet groter is. Bovendien heeft de vrouw niet goed voorbereid hoe zij de zorg voor de minderjarigen na de verhuizing zal regelen, vooral gezien de chronische ziekte van een van de kinderen.
De rechtbank benadrukt dat de belangen van de minderjarigen voorop staan en dat de verhuizing hen zou ontnemen van hun vertrouwde omgeving en contact met de vader. De man heeft aangegeven dat hij geen bezwaar heeft tegen het behoud van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw, mits zij in de buurt van de echtelijke woning blijft wonen. De rechtbank wijst ook het verzoek van de man om de onderhoudsbijdrage aan de vrouw te wijzigen in nihil toe, omdat de vrouw zich niet verzet tegen dit verzoek. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.