ECLI:NL:RBROT:2019:4280
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoeken om schadevergoeding en rechtsbijstand in strafzaak
Op 19 april 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker om schadevergoeding en rechtsbijstand vroeg op grond van de artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker was in verzekering gesteld op verdenking van overtreding van de Opiumwet en had een verzoek ingediend voor een schadevergoeding van € 315,- voor immateriële schade en € 280,- voor kosten van rechtsbijstand. De rechtbank heeft beide verzoeken afgewezen.
De rechtbank overwoog dat de verzoeker zich zonder toestemming op het terrein van een bedrijf bevond en met valse nummerborden in een auto was aangetroffen. De verzoeker had ervoor gekozen om zich op zijn zwijgrecht te beroepen, wat de rechtbank als een volstrekt onaannemelijke verklaring beschouwde. Hierdoor was de verzoeker in overwegende mate zelf verantwoordelijk voor zijn inverzekeringstelling, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding.
Wat betreft het verzoek om vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand, oordeelde de rechtbank dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om deze kosten te vergoeden, aangezien de eerdere afwijzing van het verzoek om schadevergoeding ook van invloed was op dit verzoek. De rechtbank concludeerde dat beide verzoeken niet konden worden toegewezen en heeft deze afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter W.A.F. Damen, in aanwezigheid van griffier R.M.T. Verheijde.