ECLI:NL:RBROT:2019:4249

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
10/810289-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de verdachte in een witwaszaak wegens onvoldoende bewijs van criminele herkomst van geldbedragen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 mei 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van witwassen van een bedrag van ongeveer € 26.145,00. De tenlastelegging betrof het witwassen van contante geldbedragen waarvan de herkomst niet kon worden verklaard uit legaal inkomen. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte schuldig werd verklaard en een gevangenisstraf van vier maanden zou krijgen.

Tijdens de zitting op 24 april 2019 heeft de verdachte verklaard dat het geld afkomstig was van vrienden en familie in de vorm van leningen en schenkingen, en uit het inwisselen van goud. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het dossier onvoldoende bewijs bevatte om de verklaring van de verdachte als onwaarschijnlijk te beschouwen. De rechtbank overwoog dat, hoewel er verschillende opmerkelijke feiten en omstandigheden waren rondom de verdachte, deze niet voldoende waren om te concluderen dat het geld uit een misdrijf afkomstig was.

De rechtbank concludeerde dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verklaring van de verdachte voor de herkomst van de gelden was concreet en verifieerbaar, en het dossier bood onvoldoende grondslag om deze verklaring terzijde te schuiven. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/810289-17
Datum uitspraak: 8 mei 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. C.W. Noorduyn, advocaat te ‘s-Gravenhage.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 april 2019.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij (ongeveer) € 26.145,00 heeft witgewassen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.

Waardering van het bewijs

Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte in de periode van 2 januari 2014 tot en met 11 augustus 2017 in totaal € 26.145,- aan contante geldbedragen op zijn bankrekening heeft gestort waarvan de herkomst niet verklaarbaar is uit legaal inkomen. Daarnaast zijn er verschillende opmerkelijke feiten en omstandigheden rondom de persoon van de verdachte, te weten onduidelijke geldstromen tussen de verdachte en een collega-politieagent die verdacht werd van criminele activiteiten, een grenscontrole uit 2016 onder opvallende omstandigheden en telefoongesprekken tussen de verdachte en zijn broer waarin in versluierd taalgebruik wordt gesproken over onder meer het regelen van een huurauto en ‘zakgeld halen’. De genoemde stortingen, bezien in combinatie met deze feiten en omstandigheden, zijn van dien aard dat sprake is van een vermoeden van witwassen van de geldbedragen. De verdachte heeft – deels pas op de zitting – verklaard dat het geld afkomstig is van vrienden en familieleden in de vorm van leningen, schenkingen en een verzoek tot het bewaren van gelden en daarnaast uit het inwisselen van goud. Deze verklaring is onvoldoende onderbouwd en/of niet (meer) controleerbaar. Daarom kan bewezen worden dat de verdachte het geld heeft witgewassen.
Beoordeling
Het onderzoek in deze zaak heeft geen direct bewijs opgeleverd voor het van enig misdrijf afkomstig zijn van de door de verdachte contant gestorte geldbedragen. Dat de gelden uit enig misdrijf afkomstig zijn kan desondanks bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. De rechtbank overweegt in dit kader het volgende.
Omdat de contante geldbedragen niet verklaarbaar zijn uit het inkomen dat de verdachte geniet uit hoofde van zijn functie als politieagent zou het enkele voorhanden hebben van deze contante gelden, bij gebrek aan enige redelijke grondslag daarvoor, een indicatie kunnen vormen voor een vermoeden van witwassen. De hiervoor weergegeven, grotendeels met stukken onderbouwde, verklaring van de verdachte voor de herkomst van de gelden is echter concreet en min of meer verifieerbaar. Mede gelet op de hoogte van het ten laste gelegde bedrag en de duur van de ten laste gelegde periode, is de verklaring bovendien niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken. Het huidige dossier met de resultaten van het door het Openbaar Ministerie gedane onderzoek biedt onvoldoende grondslag om deze verklaring van de verdachte als onvoldoende aannemelijk terzijde te schuiven.
Het voorgaande leidt ertoe dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de gelden een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst niet als enige aanvaardbare verklaring van de waargenomen feiten en omstandigheden kan gelden.
Conclusie
Het ten laste gelegde is dus niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Snitker, voorzitter,
en mrs. A.A. Kalk en L.R. Prins, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 mei 2019.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij,
in of omstreeks de periode van 2 januari 2014 tot en met 11 augustus 2017,
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van (een) voorwerp(en),
te weten:
een contant geldbedrag van (ongeveer) 26.145,00 euro,
althans van enig(e) voorwerp(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld
en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende is en/of
enig(e) voorwerp(en) heeft verworven en/of overgedragen en/of omgezet en/of
voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden,
dat dit/deze voorwerp(en),
onmiddellijk of middellijk,
afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.