Uitspraak
[naam verdachte] ,
Onderzoek op de terechtzitting
Tenlastelegging
Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 mei 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van witwassen van een bedrag van ongeveer € 26.145,00. De tenlastelegging betrof het witwassen van contante geldbedragen waarvan de herkomst niet kon worden verklaard uit legaal inkomen. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte schuldig werd verklaard en een gevangenisstraf van vier maanden zou krijgen.
Tijdens de zitting op 24 april 2019 heeft de verdachte verklaard dat het geld afkomstig was van vrienden en familie in de vorm van leningen en schenkingen, en uit het inwisselen van goud. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het dossier onvoldoende bewijs bevatte om de verklaring van de verdachte als onwaarschijnlijk te beschouwen. De rechtbank overwoog dat, hoewel er verschillende opmerkelijke feiten en omstandigheden waren rondom de verdachte, deze niet voldoende waren om te concluderen dat het geld uit een misdrijf afkomstig was.
De rechtbank concludeerde dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verklaring van de verdachte voor de herkomst van de gelden was concreet en verifieerbaar, en het dossier bood onvoldoende grondslag om deze verklaring terzijde te schuiven. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.