ECLI:NL:RBROT:2019:4232
Rechtbank Rotterdam
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van storingsmelding door de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 mei 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een eiser tegen de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. De eiser had bezwaar gemaakt tegen het niet in behandeling nemen van zijn storingsmelding, die hij op 6 april 2018 had ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de storingsmelding niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit komt omdat het niet in behandeling nemen van de storingsmelding niet gericht is op rechtsgevolg, maar eerder een verzoek aan de verweerder om feitelijk te handelen betreft.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet ter zitting is verschenen, waardoor het voor de rechtbank moeilijk was om te beoordelen wat het procesbelang van de eiser nog was. Desondanks heeft de rechtbank besloten om inhoudelijk naar het bestreden besluit te kijken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de brief van 19 april 2018, waarin de storingsmelding niet in behandeling werd genomen, niet als een besluit kan worden gekwalificeerd. Dit betekent dat de verweerder het bezwaar van de eiser tegen deze brief terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.