ECLI:NL:RBROT:2019:4229

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 mei 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
10/751133-18 TUL VV: 10/100526-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor invoer van cocaïne via voorbereidingshandelingen

Op 10 mei 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk invoeren van cocaïne. De verdachte, die op 12 november 2018 in Rotterdam werd aangehouden, had samen met een medeverdachte 28,6 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op basis van een valse aanmelding toegang tot een bedrijfsterrein had verkregen, waar hij samen met de medeverdachte handelingen verrichtte die gericht waren op de invoer van drugs. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van veertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 36 maanden op, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in het drugscircuit en zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De verdachte werd ook verplicht zich te melden bij de reclassering en moest meewerken aan toezicht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/751133-18
Parketnummer vordering TUL VV: 10/100526-18
Datum uitspraak: 10 mei 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de penitentiaire inrichting PI Krimpen aan den IJssel te Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 april 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. F.B.W. Groendijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van veertig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden;
  • tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer 10/100526-18.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit de verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair en subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat er sprake was van invoer van cocaïne uit het buitenland. Evenmin is bewezen dat de verdachte wist of had moeten weten dat dit het geval was. Volgens de raadsman zijn er geen aanwijzingen waaruit rechtstreeks valt af te leiden dat de verdachte wetenschap had dat er cocaïne in de tassen zat of dat hij dat moest weten. Met betrekking tot feit 2 is aangevoerd dat er geen bewijs is dat de verdachte wist dat er voorbereidingshandelingen gingen plaatsvinden. Bovendien wist de verdachte niet dat het om cocaïne ging.
De verdachte heeft verklaard dat hij door een voor hem onbekend persoon was benaderd om een andere persoon, de medeverdachte, op het afgesloten bedrijfsterrein van de [naam bedrijf] te brengen. Deze persoon zou op het terrein containers open maken om te controleren of deze daadwerkelijk met elektronica geladen waren, en, zo ja, dan de nummers van die containers doorgeven aan de opdrachtgever. Die zou dan weten welke containers de moeite waard waren om, wanneer ze van het terrein afkwamen, te volgen en leeg te halen. Die nacht zouden er dus geen goederen van het terrein gehaald worden.
De opdrachtgever zou er voor zorgen dat de verdachte zou zijn aangemeld bij de toegangsbeveiliging als iemand die daar die nacht op het terrein werkzaamheden mocht verrichten (als surveyor op een containerschip) en heeft hem ook al vooraf voorzien van een afgestempeld en ondertekend document, waaruit zou kunnen blijken dat hij dat werk toen ook zou hebben verricht. Zo zou hij het terrein ook weer zonder problemen kunnen verlaten.
De verdachte was geïnstrueerd naar een bepaald gebouw te rijden en vanaf die plek moest de medeverdachte zelf zijn werk verder doen.
De verdachte zegt vooraf voor deze klus een vergoeding van vijfhonderd euro te hebben ontvangen. Nadat de verdachte op deze wijze zonder problemen de toegang tot het terrein had gekregen en zijn medeverdachte het terrein op had gesmokkeld, is hij meegelopen met de medeverdachte. Op een gegeven moment kwam de medeverdachte te voorschijn met twee tassen in zijn handen, tassen gevuld met bruine pakketten. De medeverdachte zei hem dat het hasj was en de verdachte besloot een van de tassen voor hem te dragen naar zijn auto. De verdachte was van plan de medeverdachte met die tassen buiten het bedrijfsterrein te brengen. Het was immers zijn taak de man het terrein op te brengen en ook weer buiten af te leveren.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank gaat op grond van de inhoud van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
Nadat de verdachte op basis van zijn (valse) aanmelding op 12 november 2018 de toegang tot het terrein van [naam bedrijf] in Rotterdam had verkregen, is hij in zijn zwarte Renault Clio met de medeverdachte, die toen verstopt op de achterbank lag, naar gebouw 26 toegereden.
Om 04.14 uur stappen zij beiden uit de en steken dan om 04.18 uur samen het terrein over en lopen in de richting van de containerstack.
Pas om 06.21 uur, dus ruim twee uur later, komen zij terug en lopen weer in de richting van gebouw 26. De verdachte draagt dan een zwarte sporttas. De medeverdachte heeft een witte big shopper bij zich.
Op het moment dat de verdachten worden opgemerkt en aangesproken, laat de verdachte zijn tas vallen en rent weg. De medeverdachte wordt ter plaatse aangehouden en gooit daarbij een telefoon weg. De verdachte stapt snel in zijn auto, rijdt weg en weet bij de uitgang het terrein te verlaten door heel dicht achter een vrachtwagen aan te rijden en zo de slagboom te passeren.
In beide tassen lagen pakketten omwikkeld met bruine tape. Bij onderzoek bleek het om negenentwintig pakketten met cocaïne te gaan, met een nettogewicht van 28,6 kilogram.
Nog daargelaten dat de medeverdachte volgens de verdachte in al die uren geen enkele container heeft opengemaakt en dat alleen al hem wantrouwend had moeten maken, staat vast dat de verdachte in ieder geval vanaf het moment dat de medeverdachte hem vertelt dat de in de auto te laden tassen hasj bevatten, er bewust voor heeft gekozen mee te werken aan het meenemen en van het terrein af voeren van die tassen met drugs. De verdachte neemt in die wetenschap welbewust een tas over van de medeverdachte en samen lopen zij, met de twee tassen, in de richting van de auto, met de bedoeling daarna het bedrijfsterrein te verlaten en de tassen buiten het terrein over te dragen aan een ander.
Het is een feit van algemene bekendheid dat er via de haven van Rotterdam met grote regelmaat cocaïne wordt ingevoerd in Nederland. Ook de verdachte, die al enige tijd werkzaam is geweest in de haven, moet dit hebben geweten.
Ondanks dat de medeverdachte hem heeft verteld dat de tassen hasj bevatten, heeft hij die pakketten toen niet daarop gecontroleerd en besloten om een van die tassen van zijn medeverdachte over te nemen en naar de auto te dragen. De verdachte heeft daarmee de aanmerkelijke kans aanvaard dat de tassen gevuld zouden zijn met cocaïne. De verdachte heeft aldus het voorwaardelijk opzet gehad op de verlengde invoer van cocaïne en de daarop gerichte voorbereidingshandelingen.
Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen van de invoer en de voorbereidingshandelingen van de gehele hoeveelheid cocaïne bewezen
De rechtbank acht de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten dan ook bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 12 november 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld
in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, 28,6 kilogram cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 12 november 2018 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland
brengen van 28,6 kilogram van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en middelen
tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en
- voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven
bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een van) zijn, verdachtes, mededaders:
- een bezoekerspas aangevraagd voor de toegang van de [naam bedrijf] ,
en
- vervolgens met een auto het terrein van de [naam bedrijf] opgereden
En aldus zijn mededader op voornoemd terrein
gebracht en aldus onbevoegd toegang gegeven/gekregen tot de [naam bedrijf]
en
- die auto op het terrein geparkeerd, waarna vervolgens verdachte en zijn
mededader uit de auto zijn gestapt en de containerstack zijn
ingelopen, en
- met (sport)tassen met daarin die
pakkettencocaïne richting die auto
gelopen, en
- een telefoon en (sport)tassen voorhanden gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.primair + 2

de eendaadse samenloop van

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich of een ander gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, en voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen anderen schuldig gemaakt aan invoer van cocaïne in Nederland en aan daarop gerichte voorbereidingshandelingen. Voor het in circulatie brengen van de cocaïne was de rol van de verdachte en zijn medeverdachte essentieel. Door aldus te handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit.
Cocaïne is een voor de gezondheid zeer schadelijke stof. Voorbereidingshandelingen zijn noodzakelijk om de daadwerkelijke invoer te realiseren en vormen derhalve een bijdrage aan de verspreiding en het gebruik van cocaïne. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de daadwerkelijke, verlengde invoer van cocaïne. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Het is algemeen bekend dat de handel in cocaïne uitermate winstgevend is. Hierdoor wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat in het bijzonder bij grensoverschrijdende handel dit in de invoer- en uitvoerlanden vaak gepaard gaat met vele vormen van criminaliteit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
27 maart 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een Opiumwetdelict.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 april 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
Geadviseerd wordt een deels voorwaardelijke straf. Via bijzondere voorwaarden kan er naar toe worden gewerkt dat de verdachte een zinvolle dagbesteding, een volledig steunend sociaal netwerk en een stabiel inkomen verkrijgt, schuldenvrij wordt, er een diagnostisch onderzoek wordt afgenomen en, indien geïndiceerd door de behandelende instantie, start met behandeling.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. De rechtbank zal echter volstaan met alleen de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich dient te melden bij de reclassering. De verdachte heeft de rechtbank er namelijk niet van kunnen overtuigen dat hij gemotiveerd is om mee te werken aan de overige door de reclassering geadviseerde voorwaarden. De rechtbank wil de reclassering die zorgplicht dan ook niet toedelen. Het zal aan de verdachte zijn om de hulp van de reclassering actief te zoeken of elders te vinden. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 20 juli 2018 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 4 augustus 2018.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging te gelasten van de bij voormeld vonnis opgelegde voorwaardelijke straf.
De raadsman heeft bepleit de vordering af te wijzen.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 55 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 20 juli 2018 van de in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke
gevangenisstrafvoor de tijd van
4 (vier) weken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. V.M. de Winkel en R.E. Drenth, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
(primair)
hij op of omstreeks 12 november 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld
in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 28,6 kilogram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(subsidiair)
hij op of omstreeks 12 november 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 28,6 kilogram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 12 november 2018 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland
brengen van 28,6 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I, althans een hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
(doen) plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden
had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven
bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- een bezoekerspas aangevraagd voor de toegang van de [naam bedrijf] ,
en/of
- ( vervolgens) met een auto het terrein van de [naam bedrijf] opgereden
en/of (aldus) verdachte en/of zijn mededader op voornoemd terrein
gebracht en/of (aldus) (onbevoegd) toegang gegeven/gekregen tot de [naam bedrijf]
en/of
- die auto op het terrein geparkeerd, waarna (vervolgens) verdachte en/of zijn
mededader uit de auto is/zijn gestapt en/of de containerstack is/zijn
ingelopen, en/of
- pakketten cocaïne in één of meer (sport)tas(sen) gestopt, en/of
- met die (sport)tas(en) met daarin die cocaïne richting die auto
gelopen, en/of
- een telefoon en/of een of meer (sport)tas(sen) en/of één of meer
dopsleutel(s) voorhanden gehad.