ECLI:NL:RBROT:2019:4228

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 mei 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
10/750477-18 TUL VV: 16/652681-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor invoer van cocaïne en voorbereidingshandelingen

Op 10 mei 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk invoeren van cocaïne. De verdachte, die op 12 november 2018 in Rotterdam werd aangehouden, had samen met een medeverdachte 28,6 kilogram cocaïne in zijn bezit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde, ondanks zijn bewering dat hij dacht dat het om hasj ging. De rechtbank achtte de feiten bewezen en legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het internationale drugscircuit mee. Tevens werd de verbeurdverklaring van een in beslag genomen telefoon bevolen, die gebruikt was bij de strafbare feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750477-18
Parketnummer vordering TUL VV: 16/652681-17
Datum uitspraak: 10 mei 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de penitentiaire inrichting PI Dordrecht te Dordrecht,
raadsvrouw mr. N.F. Hoogervorst, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 april 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. F.B.W. Groendijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
  • verbeurdverklaring van de onder de verdachte inbeslaggenomen telefoon;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 16/652681-17.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat bij de verdachte geen wetenschap was van of opzet op de – verlengde – invoer van cocaïne. Bovendien wist de verdachte niet dat het om cocaïne ging. Volgens de verdachte zou hij twee tassen met hasj van het terrein van [naam bedrijf] naar buiten hebben moeten brengen. De verdachte was daarvoor een bedrag van tweeduizend euro in het vooruitzicht gesteld.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank gaat op grond van de inhoud van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 12 november 2018 ’s nachts stappen de verdachte en een medeverdachte uit een zwarte Renault Clio nabij gebouw 26 op het terrein van [naam bedrijf] in Rotterdam.
Deze auto was eerder die nacht het afgesloten terrein opgelaten. De verdachte lag toen verstopt op de achterbank van de auto en de medeverdachte zat achter het stuur.
De verdachten steken vervolgens het terrein over en lopen in de richting van het container stack. Ruim twee uur later komen zij terug en lopen zij in de richting van gebouw 26.
De medeverdachte heeft dan een zwarte sporttas in zijn hand, de verdachte een witte big shopper met opschrift ‘Lidl’. Zodra de verdachten worden opgemerkt en aangesproken, laat de medeverdachte de tas vallen en rent hij weg. De verdachte wordt aangehouden en hij gooit daarbij een telefoon weg.
De medeverdachte stapt in de zwarte Renault Clio en rijdt weg.
In beide tassen lagen pakketten omwikkeld met bruine tape. Bij onderzoek bleek het om negenentwintig pakketten cocaïne te gaan, met een nettogewicht van 28,6 kilogram.
De verdachte bekent dat hij buiten het terrein in de auto van de medeverdachte is gestapt en vervolgens ongezien én onbevoegd het terrein is opgekomen om daar drugs op te halen, van het terrein af te brengen en dan aan een ander te overhandigen. Hij zegt ook nog op het terrein via een mobiele telefoon hiervoor instructies te hebben ontvangen. Hij betwist echter dat hij wist dat het om cocaïne ging. Hij zegt in de veronderstelling te hebben verkeerd dat het om hasj handelde.
Vooropgesteld wordt dat het een feit van algemene bekendheid is dat er via de haven van Rotterdam met grote regelmaat cocaïne wordt ingevoerd in Nederland.
Weliswaar verklaart verdachte dat hij dacht dat het om hasj zou gaan, maar uit niets blijkt dat hij de inhoud van de tassen op enig moment gecontroleerd heeft, terwijl die pakketten nota bene voor hem goed zichtbaar waren en hij naar zijn eigen zeggen ook in contact stond met zijn opdrachtgever.
Hij heeft zijn opdracht zondermeer uitgevoerd en daarmee heeft hij de aanmerkelijke kans dat de tassen gevuld zouden zijn met cocaïne voor lief genomen en aanvaard. De verdachte heeft aldus het voorwaardelijk opzet gehad op de verlengde invoer van cocaïne en de daarop gerichte voorbereidingshandelingen.
De rechtbank acht de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten dan ook bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 12 november 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld
in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, 28,6 kilogram cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 12 november 2018 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland
brengen van 28,6 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en
- voorwerpen en vervoermiddelen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven
bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader:
- een bezoekerspas aangevraagd voor de toegang van de [naam bedrijf] ,
en
- vervolgens met een auto het terrein van de [naam bedrijf] opgereden
En aldus verdachte op voornoemd terrein gebracht en aldus onbevoegd toegang gegeven/gekregen tot de [naam bedrijf] en
- die auto op het terrein geparkeerd, waarna vervolgens verdachte en zijn
mededader uit de auto zijn gestapt en de containerstack zijn
ingelopen, en
- met (sport)tas
sen met daarin
pakkettencocaïne richting die auto
gelopen, en
- een telefoon en (sport)tassen en dopsleutels voorhanden gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.primair + 2

de eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen: voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan invoer van cocaïne in Nederland en aan daarop gerichte voorbereidingshandelingen. Voor het in circulatie brengen van de cocaïne was de rol van de verdachte en zijn medeverdachte essentieel.
Door aldus te handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit.
Cocaïne is een voor de gezondheid zeer schadelijke stof. Voorbereidingshandelingen zijn noodzakelijk om de daadwerkelijke invoer te realiseren en vormen derhalve een bijdrage aan de verspreiding en het gebruik van cocaïne. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Het is algemeen bekend dat de handel in cocaïne uitermate winstgevend is. Hierdoor wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat in het bijzonder bij grensoverschrijdende handel dit in de invoer- en uitvoerlanden vaak gepaard gaat met vele vormen van criminaliteit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad en was
uitsluitend uit op eigen financieel gewin.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
27 maart 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een Opiumwetdelict.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
In verband met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarde die hierna wordt genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de onder de verdachte in beslag genomen telefoon verbeurd te verklaren.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
De in beslag genomen telefoon zal worden verbeurd verklaard.
De bewezen feiten zijn met behulp van dit voorwerp begaan.
Niet is kunnen worden vastgesteld aan wie dit voorwerp toebehoort.

9.Vordering tenuitvoerlegging

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 30 oktober 2017 van de meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland is de verdachte ter zake van onder meer opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod veroordeeld tot een gevangenisstraf van 198 dagen, waarvan een gedeelte groot 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 20 april 2018.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging te gelasten van het voorwaardelijke gedeelte van de bij voormeld vonnis opgelegde straf.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijke gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 primair en 2:
- 1 telefoon, merk Nokia, goednummer G_514434;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
90 (negentig) dagen, van de bij vonnis van 30 oktober 2017 van de meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland aan de veroordeelde opgelegde
gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. V.M. de Winkel en R.E. Drenth, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
(primair)
hij op of omstreeks 12 november 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld
in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 28,6 kilogram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(subsidiair)
hij op of omstreeks 12 november 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 28,6 kilogram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 12 november 2018 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland
brengen van 28,6 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I, althans een hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
(doen) plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden
had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven
bedoelde feit hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s): - een bezoekerspas aangevraagd voor de toegang van de [naam bedrijf] ,
en/of
- ( vervolgens) met een auto het terrein van de [naam bedrijf] opgereden
en/of (aldus) verdachte en/of zijn mededader op voornoemd terrein
gebracht en/of (aldus) (onbevoegd) toegang gegeven/gekregen tot de [naam bedrijf]
en/of
- die auto op het terrein geparkeerd, waarna (vervolgens) verdachte en/of zijn
mededader uit de auto is/zijn gestapt en/of de containerstack is/zijn
ingelopen, en/of
- pakketten cocaïne in één of meer (sport)tas(sen) gestopt, en/of
- met die (sport)tas(en) met daarin die cocaïne richting die auto
gelopen, en/of
- een telefoon en/of een of meer (sport)tas(sen) en/of één of meer
dopsleutel(s) voorhanden gehad.