ECLI:NL:RBROT:2019:4227

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
10/965105-12 18/3081
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van verzoek tot schadevergoeding in bezwaarschriftprocedure ex artikel 7 Wet DNA

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure op grond van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoek was ingediend door een gewezen verdachte die aanspraak wilde maken op schadevergoeding voor gemaakte kosten van rechtsbijstand in verband met een bezwaarprocedure ex artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. De verzoeker was niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. De officier van justitie, mr. P. van de Kerkhof, heeft het verzoek afgewezen, stellende dat er geen wettelijke grondslag voor het verzoek bestond, aangezien artikel 591a Sv niet van toepassing was op deze procedure.

De rechtbank heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld. Volgens artikel 591 Sv kan een gewezen verdachte in beginsel aanspraak maken op vergoeding van de kosten van een raadsman, mits de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. In dit geval was de verzoeker echter veroordeeld in een eerdere strafzaak, waardoor niet voldaan werd aan de voorwaarden voor vergoeding. De rechtbank concludeerde dat de bezwaarschriftprocedure ex artikel 7 van de Wet DNA niet onder de werking van artikel 591 lid 5 Sv valt, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren om de bestaande rechtspraak te wijzigen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om schadevergoeding. Deze beslissing werd genomen door mr. W.A.F. Damen, rechter, in aanwezigheid van griffier R.M.T. Verheijde, en werd openbaar uitgesproken op 19 april 2019.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/965105-12
Raadkamernummers: 18/3081 (591a Sv)
Beschikking van de rechtbank Rotterdam, enkelvoudige raadkamer, op het verzoek van:

[naam verzoeker] , verzoeker,

geboren op [geboortedatum verzoeker] te [geboorteplaats verzoeker] ,
voor deze zaak domicilie kiezende te Den Haag, Sportlaan 40 ten kantore van
zijn raadsman mr. B.D.W. Martens.

Procedure

Op 23 oktober 2018 is ingediend een verzoekschrift op grond van artikel 591a Sv.
Het verzoek is op 19 april 2019 door de raadkamer in het openbaar behandeld. De officier van justitie mr. P. van de Kerkhof is gehoord. De verzoeker is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De raadsman heeft bij e-mailbericht van 18 april 2019 zijn standpunten nader uiteengezet en is niet in raadkamer verschenen.

Inhoud verzoeken en standpunt officier van justitie

Het verzoek strekt ertoe dat aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding wordt toegekend voor:
  • kosten rechtsbijstand gemaakt naar aanleiding van een bezwaarprocedure ex artikel 7 Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, bestaande uit de kosten van de raadsman van € 2.342,51;
  • kosten voor rechtsbijstand, gemaakt in verband met het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschriften ter hoogte van het forfaitaire bedrag van € 280,- en bij een behandeling en nadere toelichting in raadkamer ter hoogte van het forfaitaire bedrag van € 550,-.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, omdat voor onderhavig verzoek geen wettelijke grondslag bestaat. Art. 591a Sv ziet niet op deze procedure.

Ontvankelijkheid

Alvorens de rechtbank toe kan komen aan de beantwoording van de vraag, of – en zo ja in hoeverre – er ten aanzien van verzoeker gronden van billijkheid aanwezig zijn voor toekenning van de verzochte vergoeding, dient de vraag te worden beantwoord, of verzoeker in zijn verzoekschrift kan worden ontvangen.
Op de voet van het bepaalde in de artikelen 90 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan een gewezen verdachte – indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – in beginsel aanspraak maken op vergoeding van de te zijnen laste gekomen kosten van een raadsman, zo daartoe althans, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Blijkens het toepasselijke vijfde lid van artikel 591 Sv. is de regeling van overeenkomstige toepassing verklaard op het rechtsgeding tot herkenning van veroordeelden of van andere gevonniste personen, de behandeling van vorderingen als bedoeld in de artikelen 509j Sv. en 509o Sv. of het beroep als bedoeld in artikel 509v Sv. en de behandeling van klaagschriften als bedoeld in de artikelen 552a Sv. tot en met 552b Sv..
Vooropgesteld wordt dat verzoeker in de strafzaak op basis waarvan het bevel tot afname van DNA-materiaal van 29 maart 2018 is gegeven bij vonnis van deze rechtbank van 22 februari 2018 tot straf is veroordeeld, zodat er alleen al om die reden geen sprake is van een strafzaak die is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
In het bepaalde in artikel 591a Wetboek van Strafvordering kan daarom geen basis worden gevonden voor toekenning van de verzochte vergoeding.
Uit de omstandigheid dat door de wetgever in artikel 591, vijfde lid, Sv. de regeling van vergoeding van proceskosten, zoals is voorzien in de artikelen 591Sv. , van overeenkomstige toepassing is verklaard op een aantal nader aangeduide bijzondere procedures, volgt niet dat de bezwaarschriftprocedure ex artikel 7 van de Wet DNA ook onder de werking van art. 591 lid 5 Sv. valt. De rechtbank ziet in het verzoek, de toelichting of anderszins geen (bijzondere) omstandigheden om de reeds bestaande (gelijkluidende) rechtspraak te wijzigen. Verzoeker zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart de verzoeker niet ontvankelijk in het verzoek.
Deze beschikking is gegeven door:
mr. W.A.F. Damen, rechter,
in tegenwoordigheid van R.M.T. Verheijde, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2019.