ECLI:NL:RBROT:2019:4181

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 mei 2019
Publicatiedatum
21 mei 2019
Zaaknummer
C/10/551331 / HA ZA 18-531
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht gedagvaard in persoon in plaats van als executeur in erfrechtelijke zaak

In deze zaak heeft eiseres gedaagde in persoon gedagvaard, terwijl gedaagde in zijn hoedanigheid als executeur van de nalatenschap van erflater had moeten worden gedagvaard. De rechtbank oordeelt dat eiseres ten onrechte gedaagde pro se heeft gedagvaard, omdat de bedragen die gedaagde aan zichzelf heeft uitgekeerd, zijn gedaan in zijn hoedanigheid als executeur. De rechtbank stelt vast dat gedaagde als executeur bevoegd was om over de nalatenschap te beschikken en dat hij ook als wederpartij van zichzelf kon optreden volgens het testament van erflater. Eiseres heeft niet voldoende aangetoond dat gedaagde in persoon bedragen aan zichzelf heeft uitgekeerd, waardoor de vordering van eiseres wordt afgewezen. De rechtbank wijst erop dat dit niet betekent dat gedaagde terecht bedragen aan zichzelf heeft uitgekeerd, maar dat de verkeerde partij is gedagvaard. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde zijn begroot op € 4.654,-.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/551331 / HA ZA 18-531
Vonnis van 22 mei 2019
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaten mr. B. Wernik en mr. E.B. van Griethuysen te Haarlem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. D.J. van de Weerdt te Vlaardingen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding van 17 mei 2018;
  • de conclusie van antwoord, met productie;
  • de akte overlegging van stukken aan de zijde van [eiseres] ;
  • het proces-verbaal van de op 9 oktober 2018 gehouden comparitie van partijen;
  • de akte aan de zijde van [gedaagde] , met producties;
  • de akte aan de zijde van [eiseres] , met productie;
  • de pleitnotities aan de zijde van [gedaagde] ;
  • het proces-verbaal van de zitting van 17 april 2019, waarop de advocaten hun pleidooien hebben gehouden.
1.2.
Tenslotte is de uitspraak van het vonnis nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 12 februari 2015 is [naam erflater] (hierna: erflater) overleden.
2.2.
Erflater heeft bij testament van 13 november 2014 beschikt over zijn nalatenschap en heeft [naam zus] (zijn zus) en [naam broer] (zijn broer) tot enig erfgenamen benoemd, onder de gehoudenheid een drietal legaten uit te keren.
2.3.
[gedaagde] is in het testament van erflater tot executeur benoemd en heeft deze benoeming ook aanvaard.
2.4.
In het testament van erflater, is voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“(..)
IV. EXECUTEUR
(..)
2. De executeur kan ook als wederpartij van zichzelf optreden.
(..)”

3.De vordering

3.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd om [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen aan de opengevallen nalatenschap van erflater te vergoeden een bedrag van € 62.792,44, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
[eiseres] heeft aan haar vordering het volgende ten grondslag gelegd. Het is [eiseres] gebleken dat [gedaagde] onder de noemer geldlening in totaal een bedrag van € 56.771,28 heeft overgemaakt aan zichzelf dan wel aan [naam bedrijf] , een besloten vennootschap waarvan [gedaagde] de bestuurder is. Hiervoor bestaat volgens [eiseres] geen grond. Daarnaast heeft [gedaagde] in totaal € 6.021,16 aan kosten ten onrechte ten laste van de nalatenschap gebracht.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] heeft tot afwijzing van de vordering geconcludeerd en daartoe heeft hij het volgende aangevoerd. [gedaagde] heeft in de eerste plaats betwist dat [eiseres] de juiste persoon heeft gedagvaard, omdat [gedaagde] in persoon is gedagvaard in plaats van in zijn hoedanigheid als executeur.
Als het de bedoeling van [eiseres] was om [gedaagde] in persoon aan te spreken, dan mist [eiseres] procesbevoegdheid, omdat de executeur op grond van artikel 4:145 lid 2 BW de erfgenamen in en buiten rechte vertegenwoordigt totdat het beheer is geëindigd. Subsidiair kan [eiseres] slechts gezamenlijk met de andere erfgenaam de onderhavige procedure aanhangig maken.
Daarnaast heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij zowel voor als na het overlijden van erflater veel tijd aan erflater en diens nagelaten betrekkingen heeft besteed en kosten heeft gemaakt, waarvoor hij noch bij leven noch bij overlijden van erflater of van de erfgenamen een vergoeding heeft ontvangen. Als gevolg van de aan erflater bestede tijd heeft [gedaagde] niet voor zijn bedrijf [naam bedrijf] kunnen werken en is hij omzet misgelopen. Tevens heeft [gedaagde] ook andere kosten gemaakt, zoals vervoerskosten en de zorg voor de kat van erflater. Deze kosten zijn ook niet vergoed. [gedaagde] is van mening dat hij recht heeft op vergoeding van de misgelopen omzet en dat zijn loon als executeur in verband met de kosten moet worden verhoogd.

5.De beoordeling

5.1.
[eiseres] heeft [gedaagde] in persoon (‘pro se’) gedagvaard in plaats van in zijn hoedanigheid als executeur (‘qualitate qua’ ofwel ‘q.q.’). Volgens [eiseres] heeft zij hiervoor gekozen, omdat [gedaagde] buiten zijn taken als executeur om gelden heeft onttrokken aan de nalatenschap van erflater. [eiseres] wenst [gedaagde] daarom in persoon aan te spreken tot terugbetaling van de bedragen die [gedaagde] aan zichzelf heeft uitgekeerd en waarop hij geen recht had.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] ten onrechte [gedaagde] pro se heeft gedagvaard. Voor een veroordeling van [gedaagde] pro se is vereist dat [gedaagde] in persoon bedragen uit de nalatenschap van erflater aan zichzelf heeft overgemaakt. Onvoldoende is echter gebleken dat [gedaagde] in persoon en niet als executeur de bedragen aan zichzelf heeft overgemaakt. [gedaagde] kon als executeur beschikken over de nalatenschap en mocht op grond van het testament (het tweede lid onder “IV EXECUTEUR”) ook als executeur bedragen aan zichzelf als wederpartij uitbetalen. Volgens [gedaagde] kwamen de door hem uitgekeerde bedragen ook ten laste van de nalatenschap, omdat deze deels zagen op kosten die hij had moeten maken als executeur en deels op gederfde omzet van [gedaagde] door de aan erflater verleende mantelzorg. Daarom moet het er in rechte voor worden gehouden dat [gedaagde] als executeur gelden heeft onttrokken aan de nalatenschap van erflater. Dit betekent dat de vordering van [eiseres] moet worden afgewezen, omdat zij de verkeerde partij heeft gedagvaard.
De rechtbank benadrukt dat uit het bovenstaande niet kan worden afgeleid dat [gedaagde] als executeur terecht bepaalde bedragen aan hemzelf heeft uitbetaald.
5.3
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat bij beschikking van 21 mei 2019 de kantonrechter te Rotterdam aan [gedaagde] een executeursloon heeft toegekend van € 6.000,- (7346359 \ VZ VERZ 18-23941).
5.4.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 895,00
- salaris advocaat
€ 3.759,00(3,5 punt × tarief € 1.074,00)
Totaal € 4.654,00.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vordering af,
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 4.654,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2019.
3120