Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het incidenteel vonnis van 13 juni 2018 (hierna: het incidenteel vonnis) en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de brief van 4 juli 2018 van de rechtbank, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een comparitie van partijen op 17 december 2018;
- de brief van 9 juli 2018 van mr. Pennino, waarbij [gedaagde] de rechtbank verzoekt om verlof te verlenen om tussentijds appel tegen het incidenteel vonnis te mogen instellen;
- de brief van 25 juli 2018 van de rechtbank, waarbij voornoemd verzoek is afgewezen;
- het B8 formulier van 12 september 2018 namens [gedaagde] , waarbij aanvullende producties zijn overgelegd (6 t/m 15);
- de brief van 12 september 2018 van mr. Pennino, waarbij nadere aanvullende producties zijn overgelegd (16 t/m 20);
- de brief van 13 september 2018 van mr. Ter Beek-Ehren, waarbij aanvullende producties zijn overgelegd (38 t/m 40);
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 17 september 2018, uitmondend in een verzoek tot wraking van de behandelend rechter door [gedaagde] ;
- de beslissing van 26 oktober 2018 van de meervoudige kamer voor wrakingszaken, waarbij een verzoek tot wraking van de rechters van de wrakingskamer buiten behandeling is gesteld en het verzoek tot wraking van de behandelend rechter is afgewezen;
- de brief van 6 november 2018 van de rechtbank, waarbij is medegedeeld dat de zaak verder zal worden behandeld door een andere rechter;
- de brief van 21 december 2018 van de rechtbank, waarbij de datum voor de comparitie van partijen nader is bepaald op 18 februari 2019;
- het B16 formulier van 7 februari 2019 namens [gedaagde] , waarbij is verzocht de comparitiezitting uit te stellen;
- de brief van 11 februari 2019 van de rechtbank, waarbij voornoemd verzoek is afgewezen;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 18 februari 2019, uitmondend in een verzoek tot wraking van de behandelend rechter door [gedaagde] ;
- de beslissing van 14 maart 2019 van de meervoudige kamer voor wrakingszaken, waarbij het verzoek tot wraking is afgewezen en waarbij is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van [gedaagde] in deze zaak niet in behandeling wordt genomen;
- de brief van 22 maart 2019 van de rechtbank, waarbij aan partijen is medegedeeld dat zaak naar de rol wordt verwezen voor het wijzen van vonnis.
2.De feiten
AmbrusNederland B.V., gevestigd te
Eindhoven, waarvan de borg bestuurder is en alleen of met zijn medebestuurders de meerderheid van de aandelen houdt."
3.Het geschil
Primair:
4.De beoordeling
e-mail van 28 februari 2012 een kopie verzonden aan [gedaagde] . De e-mail is verzonden naar het e-mailadres dat [gedaagde] tot dat moment in zijn contacten met de advocaat van [eiseres] steeds had gebruikt (productie 19 bij voornoemde conclusie). [gedaagde] heeft nooit aan [eiseres] medegedeeld dat hij dat e-mailadres niet meer gebruikte. De tekst van de e-mail luidt als volgt:
5.De beslissing
2221]