ECLI:NL:RBROT:2019:4032

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 mei 2019
Publicatiedatum
16 mei 2019
Zaaknummer
10/690314-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot afpersing en diefstal met geweld door incassobureau

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 mei 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van het medeplegen van een poging tot afpersing en diefstal met geweld. De verdachte, die handelde namens incassobureau De Harde Hand, heeft samen met een medeverdachte op 9 november 2015 een woning in Hellevoetsluis betreden met de bedoeling een geldbedrag te incasseren. Tijdens deze confrontatie heeft de verdachte geweld gebruikt tegen de bewoners, waaronder het slaan van een vrouw en het afnemen van haar telefoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is dat de verdachte betrokken was bij de feiten, onder andere door DNA-onderzoek op een sigarettenpeuk die op de plaats delict werd aangetroffen en camerabeelden die de verdachte in de buurt van de woning toonden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die nog steeds last hebben van de gebeurtenis. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/690314-15
Datum uitspraak: 2 mei 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. M.J.R. Roethof, advocaat te Arnhem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit. Daartoe is betoogd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte bij de ten laste gelegde feiten betrokken is geweest.
Beoordeling
De volgende, uit de aangiftes van [naam aangever] (hierna: [naam aangever] ) en [naam aangeefster] (hierna: [naam aangeefster] ) naar voren komende feiten en omstandigheden worden als vaststaand aangenomen.
In de avond van 9 november 2015 werd er door twee mannen aangebeld bij de woning van [naam aangever] en [naam aangeefster] aan de [adres delict] (hierna: de woning). Het waren twee blanke mannen van circa 180/185 cm lang, van wie één een dik postuur had.
Eén van hen riekte naar sigarettenrook. Nadat [naam aangever] de deur had open gedaan, riep één van de mannen: “Je weet waarvoor we komen”, terwijl hij aan [naam aangever] een schriftelijke geldleningsovereenkomst tussen [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] toonde. De mannen zeiden tegen [naam aangever] dat hij voor de schuld had getekend en dat hij [naam medeverdachte 1] moest gaan betalen. [naam aangeefster] pakte daarop haar telefoon om de politie te bellen. Eén van de mannen kwam direct op haar afgelopen, pakte haar sjaal, draaide die strak om haar nek en sloeg haar hard tegen het gezicht. Daarna werd haar telefoon afgepakt en meegenomen. Min of meer tegelijkertijd kreeg [naam aangever] van de andere man een harde vuistslag in het gezicht en werd hij met een scherp voorwerp in het gezicht gekrast en gestoken. Kort daarna zijn de twee mannen de woning uitgerend, in een witte personenauto – zeer waarschijnlijk een Skoda Fabia – gestapt en weggereden.
De vraag die voorligt is of de verdachte één van die twee mannen is geweest. De rechtbank overweegt als volgt.
De politie heeft na het voorval aan de voorzijde van de woning een sigarettenpeuk aangetroffen. Uit het proces-verbaal van de forensische opsporingsdienst van de politie volgt dat deze peuk op 9 november 2015 om 21:58 uur is veiliggesteld. Gelet hierop slaagt het verweer dat de sigarettenpeuk meer dan 24 uur na het incident is veiliggesteld en dat daarom de uitslag van het naar die peuk uitgevoerde DNA-onderzoek niet betrouwbaar is, niet. Uit het onderzoek van het NFI volgt dat het DNA op die sigarettenpeuk met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid van de verdachte is.
Verder is op camerabeelden, gemaakt door een camera in de omgeving van de woning, te zien dat twee mannen, omstreeks het tijdstip van het voorval vlakbij de woning uit een witte auto, waarschijnlijk een Skoda Fabia, stappen. Het (forse) postuur en uiterlijk van een van die mannen zijn vergelijkbaar met die van de verdachte. Deze man steekt een sigaret op en loopt samen met de andere man in de richting van de woning. Enkele minuten later komen de mannen teruggerend vanuit de richting van de woning. Zij stappen in de eerder beschreven witte auto en rijden weg.
Tot slot heeft getuige [naam getuige] tegenover de politie verklaard dat hij op de avond van
9 november 2015 zijn witte Skoda Fabia aan de verdachte en een andere man had uitgeleend en dat hij had gehoord dat zij daarmee die avond naar Hellevoetsluis waren gereden.
Al het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte één van de twee mannen in de woning is geweest en zich dus schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot afpersing en van diefstal met geweld. Hierbij gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte en zijn mededader in opdracht van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] (10/690275-15), die hiervoor bij vonnis van vandaag veroordeeld wordt, naar de woning zijn toegegaan.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij ,
op09 november 2015 te
Hellevoetsluis ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van
een geldbedrag,geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
- naar de woning van die [naam slachtoffer 1] is gegaan en
- die [naam slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "Je weet waarvoor we komen" en "Je hebt getekend voor de schuld" en "Je moet [naam medeverdachte 1] gaan betalen" en
- hierbij een geldleenovereenkomst tussen [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] aan die [naam slachtoffer 1] heeft getoond en
- die [naam slachtoffer 1] in het gezicht heeft gestompt en
- die [naam slachtoffer 1] met een scherp voorwerp in het gezicht heeft gestoken en gekrast.
2.
hij, op 9 november 2015 te Hellevoetsluis, tezamen en in vereniging met een ander
,heeft weggenomen een Apple Iphone 5 toebehorende
aan [naam slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
,welk geweld bestond uit het:
- strak trekken van en draaien aan de sjaal om de nek van die [naam slachtoffer 2] en
- slaan tegen het gezicht van die [naam slachtoffer 2] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van poging tot afpersing;
2.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is in opdracht van een derde samen met zijn mededader naar de woning van de aangevers [naam aangever] en [naam aangeefster] gegaan om een geldbedrag te “incasseren”. Hierbij hebben zij grof geweld gebruikt tegen beide slachtoffers. Zo is de sjaal van [naam slachtoffer 2] strak om haar nek getrokken en is zij hard tegen haar gezicht geslagen. Vervolgens is ook nog de telefoon die zij vast had, gestolen. [naam slachtoffer 1] heeft een harde vuistslag in het gezicht gekregen. Bovendien is hij met een scherp voorwerp in het gezicht gestoken en gekrast, waardoor hij een diepe snijwond en een slagaderlijke bloeding heeft opgelopen. Door dit nare, brute handelen heeft de verdachte niet alleen flinke fysieke en materiële schade bij de slachtoffers berokkend maar ook hun gevoel dat zij veilig zijn in hun eigen huis ernstig aangetast. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaringen blijkt dat zij hiervan nog tot op de dag van vandaag last hebben. Hierbij komt dat hun 9-jarig dochtertje getuige geweest van dit alles. Het moet ook voor haar een traumatische ervaring zijn geweest. Dit alles wordt de verdachte zwaar aangerekend.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
13 maart 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien al het vorenstaande kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Ook is het strafblad van de verdachte meegewogen. Verder is rekening gehouden met de ouderdom van de zaak.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, omdat de feiten daarvoor te ernstig en de persoonlijke omstandigheden in dat licht niet zwaarwegend genoeg zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen jas en GSM zaktelefoon van het merk Nokia terug te geven aan de verdachte.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen jas en GSM zaktelefoon van het merk Nokia zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. De verdachte kan redelijkerwijs als rechthebbende worden aangemerkt.

9.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

9.1.
Benadeelde partij [naam benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij [naam benadeelde 1] vordert een vergoeding van € 88,76 ter zake van geleden materiële schade en € 2.500,00 ter zake van geleden immateriële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het totaalbedrag van
€ 2.588,76 te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoel in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht gevorderd.
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering gelet op de door haar bepleite vrijspraak.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 november 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover één van de mededaders betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij [naam benadeelde 1] van deze betalingsverplichting bevrijd.
Het wordt wenselijk geacht dat naast de voor de benadeelde partij [naam benadeelde 1] zelf bestaande mogelijkheid tot tenuitvoerlegging van de aan de verdachte op te leggen verplichting tot betaling van schadevergoeding, ook het openbaar ministerie met de tenuitvoerlegging wordt belast. Aan de verdachte zal daarom tevens de schadevergoedingsmaatregel met vervangende hechtenis worden opgelegd.
9.2.
Benadeelde partij [naam benadeelde 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij [naam benadeelde 2] vordert een vergoeding van € 563,37 ter zake van geleden materiële schade en € 1.500,00 ter zake van geleden immateriële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het totaalbedrag van
€ 2.063,37 te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoel in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht gevorderd.
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering gelet op de door haar bepleite vrijspraak.
Nu de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Het wordt wenselijk geacht dat naast de voor de benadeelde partij [naam benadeelde 2] zelf bestaande mogelijkheid tot tenuitvoerlegging van de aan de verdachte op te leggen verplichting tot betaling van schadevergoeding, ook het openbaar ministerie met de tenuitvoerlegging wordt belast. Aan de verdachte zal daarom tevens de schadevergoedingsmaatregel met vervangende hechtenis worden opgelegd.
9.3.
Benadeelde partij [naam benadeelde 3]
(hierna ook: [naam benadeelde 3] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van een feit dat aan de verdachte niet ten laste is gelegd. Dit brengt met zich dat hij reeds hierom niet-ontvankelijk in de vordering zal worden verklaard.
Nu de benadeelde partij [naam benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering zal worden verklaard,
zal hij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 63, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van de onder de verdachte in beslag genomen jas en GSM zaktelefoon van het merk Nokia;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij
[naam benadeelde 1], geboren op [geboortedatum benadeelde 1] (hierna: [naam benadeelde 1] ), te betalen een bedrag van
€ 2.588,76 (zegge: tweeduizendvijfhonderdenachtentachtig euro en zesenzeventig eurocent)ter zake van geleden materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 november 2015 tot aan de dag van de gehele voldoening;
veroordeelt de verdachte, ook hoofdelijk, in de proceskosten door [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van [naam benadeelde 1] begroot op nihil;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 2.588,76 (zegge: tweeduizendvijfhonderdenachtentachtig euro en zesenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 november 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 2.588,76
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
35 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan [naam benadeelde 1] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 1] en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij
[naam benadeelde 2], geboren op [geboortedatum benadeelde 2] (hierna: [naam benadeelde 2] ), te betalen een bedrag van
€ 2.063,37 (zegge tweeduizenddrieënzestig euro en zevenendertig eurocent)ter zake van geleden materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 november 2015 tot aan de dag van de gehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door [naam benadeelde 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van [naam benadeelde 2] begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te
betalen € 2.063,37 (zegge tweeduizenddrieënzestig euro en zevenendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 november 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 2.063,37 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 dagen; toepassing van de
vervangende hechtenisheft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan [naam benadeelde 2] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 2] en omgekeerd;
verklaart
de benadeelde partij [naam benadeelde 3], geboren op [geboortedatum benadeelde 3] (hierna:
[naam benadeelde 3] ) niet-ontvankelijk in zijn vordering;
veroordeelt [naam benadeelde 3] in de proceskosten door de verdachte gemaakt, tot op heden aan de zijde van de verdachte begroot op nihil;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. V.M. de Winkel en F.A. Groeneveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 mei 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij, in of omstreeks de periode van 09 november 2015 tot en met 12 november 2015 te
Hellevoetsluis, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van 50.000 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
- naar de woning van die [naam slachtoffer 1] is/zijn gegaan en/of
- die [naam slachtoffer 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Je weet waarvoor we komen" en/of "Je hebt getekend voor de schuld" en/of "Je moet [naam medeverdachte 1] gaan betalen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- hierbij een geldleenovereenkomst tussen [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] aan die [naam slachtoffer 1] heeft/hebben getoond en/of
- die [naam slachtoffer 1] in het gezicht heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of
- die [naam slachtoffer 1] met een scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht heeft/hebben gestoken en/of geprikt en/of gekrast en/of
- naar die [naam slachtoffer 1] heeft/hebben gebeld en die [naam slachtoffer 1] (op dreigende toon) de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ik heb 2 mannen op je af gestuurd, ik wil een afspraak met je maken want zo werkt het niet", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, op of omstreeks 09 november 2015 te Hellevoetsluis, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, een Apple Iphone 5, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- strak trekken van en/of draaien aan de sjaal om de nek van die [naam slachtoffer 2] en/of
- slaan en/of stompen tegen/in het gezicht en/of het hoofd van die [naam slachtoffer 2] .