ECLI:NL:RBROT:2019:3990

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
16 mei 2019
Zaaknummer
10/012252-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging zware mishandeling met mes en bedreiging bij poging om verloren/gestolen iPhone terug te halen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en bedreiging. De verdachte had op 1 januari 2019 in Rotterdam, na het verliezen van zijn iPhone, het slachtoffer benaderd om zijn telefoon terug te halen. Tijdens deze confrontatie ontstond er een handgemeen waarbij de verdachte het slachtoffer met een mes in de buik stak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging zware mishandeling, omdat hij opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen, maar de uitvoering van het misdrijf niet was voltooid. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan bedreiging, omdat hij het slachtoffer en diens vader had bedreigd met de dood door te zeggen dat hij hen zou doodschieten en een pistool zou halen.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had geen strafblad voor soortgelijke feiten en er was een rapport van de reclassering dat aangaf dat de verdachte een gemiddeld recidiverisico had. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 93 dagen op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/012252-19
Datum uitspraak: 30 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ter terechtzitting opgegeven adres [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan,
raadsman A.F.M. den Hollander, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 1)
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering (feit 2)
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. De verdachte is vanaf het eerste verhoor bij de politie open geweest over wat er is gebeurd. Er is daarom geen reden om te twijfelen aan zijn verklaring dat hij de ten laste gelegde bedreigingen niet heeft geuit. Het is juist aangever geweest die niet open is geweest over de gestolen iPhone. Zijn verklaring over de vermeende bedreigingen moet daarom met grote terughoudendheid worden bekeken. Bovendien heeft alleen de familie van aangever gehoord dat de verdachte de dreigende woorden zou hebben gezegd. De twee neutrale getuigen hebben het niet gehoord.
4.2.2.
Beoordeling
Aangever heeft verklaard dat de verdachte gelijk nadat aangever de deur had geopend tegen hem begon te schreeuwen en riep: "
Jij hebt mijn telefoon, ik maak je dood". Nadat aangever voelde dat hij was gestoken hoorde hij dat de verdachte naar zijn vader riep: “
Ik maak jullie allemaal af. Ik ga een pistool halen en ik maak jullie allemaal af”.
De verklaring van aangever sluit aan bij wat zijn vader, [naam getuige 1] , en zijn zus, [naam getuige 2] , hebben verklaard. De vader van aangever heeft gehoord dat de verdachte heeft gezegd dat hij een pistool ging halen en iedereen zou doodschieten. De zus van de verdachte heeft verklaard dat de verdachte opeens agressief werd en riep dat als hij zijn telefoon niet terugkreeg hij hen allemaal zou doodschieten.
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de inhoud van de hiervoor weergegeven verklaringen. Dat de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] familie van aangever zijn doet daar niet aan af, te meer daar getuige [naam getuige 2] haar verklaring reeds kort na het incident heeft afgelegd. Bovendien hebben aangever en deze getuigen ook met betrekking tot feit 1 consistent verklaard.
Dat de onafhankelijke getuigen [naam getuige 3] en [naam getuige 4] de bedreigingen niet hebben gehoord, maakt het bovenstaande niet anders. Zij stonden immers op enige afstand van het incident. Bovendien heeft getuige [naam getuige 3] verklaard dat hij naar binnen is gegaan nadat aangever was gestoken.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 1 januari 2019 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes in de buik, heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 1 januari 2019 te Rotterdam
[naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood" en "Ik ga een pistool halen ik maak jullie af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
poging zware mishandeling;
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. In de nacht van 31 december 2018 op 1 januari 2019 is de verdachte bij het pinnen zijn telefoon kwijtgeraakt. Nadat hij de volgende dag via de functie ‘Find my iPhone’ het telefoonnummer van zijn vriendin naar het verloren toestel heeft gestuurd, werd hij gebeld met de mededeling dat zijn telefoon zich bevond op [adres] . De verdachte is daar naartoe gegaan en trof daar het slachtoffer aan. Tussen hen ontstond in de deuropening een handgemeen waarbij de verdachte het slachtoffer in zijn buik heeft gestoken met een mes dat hij bij zich droeg. Het slachtoffer mag van geluk spreken dat de verwonding die hij daarbij opliep relatief beperkt is gebleven tot een snee en dat er geen organen zijn geraakt of ander ernstig lichamelijk letsel is opgetreden. Het slachtoffer heeft zich wel aan deze verwoning in een ziekenhuis moeten laten behandelen. Naast het fysieke ongemak voor het slachtoffer, moet het gebeurde voor hem, zijn familie en voor de omstanders een schokkende ervaring zijn geweest. Dat rekent de rechtbank de verdachte aan.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan bedreiging zowel richting het slachtoffer als diens vader.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 maart 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft in het kader van de voorgeleiding aan de rechter-commissaris een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 januari 2019. Blijkens dit rapport is het advies ook bruikbaar voor de rechtszitting en werd een aanvullende rapportage voor de rechtszitting niet nodig geacht. Dit rapport houdt het volgende in.
Er zijn geen redenen op het jeugdstrafrecht toe te passen. Betrokkene is gedagvaard in een zedenzaak die 31 januari 2019 op zitting zou staan. In die zaak hebben wij ook gerapporteerd. Ten aanzien daarvan zou betrokkene inmiddels beschikken over een zinvolle dagbesteding, vader worden en woningzoekende zijn. Een gebrek aan zelfbeheersing en problemen ten aanzien van de impulsbeheersing lijkt ten grondslag te liggen aan deze zaak. Zodoende wordt er meerwaarde gezien in het opleggen van bijzondere voorwaarden. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld, het risico op letselschade ook. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag, omdat hij meewerkend is.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 63, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 93 (drieënnegentig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mr. C. Vogtschmidt en mr. D.Y.A. van Meersbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 1 januari 2019 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes in de buik, althans het lichaam heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 1 januari 2019 te Rotterdam
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood" en/of "Ik ga een pistool halen ik maak jullie af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.