ECLI:NL:RBROT:2019:3989

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
16 mei 2019
Zaaknummer
10/252275-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld van fiets en wederspannigheid bij aanhouding door alcoholverslaafde verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld van een fiets en wederspannigheid bij zijn aanhouding. De verdachte, een alcoholverslaafde, heeft op 14 december 2017 te Rotterdam op de Nieuwe Binnenweg een fiets gestolen van een slachtoffer, waarbij hij deze meerdere keren tegen het hoofd heeft geslagen. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten geen ruimte liet voor een taakstraf, en legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder ambulante behandeling voor zijn alcoholgebruik.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van acht maanden geëist, met een voorwaardelijk deel en een proeftijd. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de tenlastelegging zonder nadere motivering gedaan, aangezien de verdachte bekend was met de feiten. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waarbij de vordering van de eerste benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard, terwijl de vordering van de tweede benadeelde partij gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te melden bij de reclassering en zich onder behandeling te stellen van een forensische polikliniek voor zijn emotie regulatie in combinatie met alcoholgebruik.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/252275-17
Datum uitspraak: 30 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsvrouw mr. T. Arkesteijn, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 1A, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, alsmede dat de verdachte zich onder ambulante behandeling laat stellen van forensische polikliniek Fivoor Rotterdam of soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg voor behandeling van zijn emotieregulatie in combinatie met zijn alcoholgebruik.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1, 1A en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde is door de raadsvrouw geen verweer gevoerd. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 1A, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze begaan dat:
1
hij op 14 december 2017 te Rotterdam op de openbare weg, de Nieuwe Binnenweg,
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen
een fiets, geheel toebehorende aan [naam slachtoffer 1] ,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld
tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld bestonden uit het
meermalen, telkens met kracht die tegen het hoofd, slaan
en
1A
dat hij op 14 december 2017 te Rotterdam, [naam slachtoffer 1]
heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 1] meermalen, tegen het hoofd te slaan;
2
hij
op 27 april 2018 te Rotterdam, zich met geweld heeft verzet
tegen een ambtenaar, te weten [naam slachtoffer 2] , hoofdagent van Politie
Eenheid Rotterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
zijn bediening, door deze (met kracht) tegen de (linker)duim te schoppen,
terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden
enig lichamelijk letsel, te weten een kneuzing van de (linker)duim bij die
[naam slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
3
hij
op 27 april 2018 te Rotterdam
opzettelijk ambtenaren, te weten [naam slachtoffer 3] , brigadier van
Politie Eenheid Rotterdam, en [naam slachtoffer 4] , hoofdagent van Politie
Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige
uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, heeft
beledigd door zijn, verdachtes, middelvinger op te steken naar die [naam slachtoffer 3]
en [naam slachtoffer 4] voornoemd;
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feiten 1 en 1A:
eendaadse samenloop van diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, en mishandeling;
Feit 2:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
Feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld van een fiets. Het slachtoffer liep op 14 december 2017 ’s-nachts met zijn fiets op de Nieuwe Binnenweg te Rotterdam toen de verdachte naast hem kwam lopen. Uit het niets werd aangever verschillende malen door de verdachte tegen zijn hoofd geslagen. Vervolgens heeft de verdachte de fiets van het slachtoffer gepakt en is daarmee weggefietst. De klappen hebben bij het slachtoffer pijn veroorzaakt. Het spreekt voor zich dat dergelijk gedrag onacceptabel is. Straatroven als deze zijn bijzonder nare feiten. Ze tasten het gevoel van veiligheid op straat in het algemeen aan en in het bijzonder dat van de slachtoffers. Dat rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich op 27 april 2018 schuldig gemaakt aan wederspannigheid. Hij heeft zich met geweld verzet tegen zijn aanhouding. Daarbij is een van de verbalisanten, [naam slachtoffer 2] , gewond geraakt aan zijn duim waardoor hij enige tijd niet volledig inzetbaar is geweest. Voorafgaande aan zijn aanhouding heeft de verdachte bovendien twee andere verbalisanten beledigd door zijn middelvinger naar hen op te steken. Dit zijn vervelende feiten en de verdachte heeft hiermee geen respect getoond voor het ambtelijk gezag.
De verdachte heeft verklaard dat hij, zowel tijdens de straatroof op 14 december 2018 als op 27 april 2018, onder invloed van alcohol verkeerde. De rechtbank vindt het zorgelijk dat het gebruik van alcohol tot dergelijk gedrag bij de verdachte leidt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 december 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis een rapport over de verdachte opgesteld, gedateerd 13 augustus 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
Wij hebben de indruk dat het toezicht [naam verdachte] tot nu toe goed heeft gedaan. Hij kan zich uiten over zijn gevoelens. Hij is door het verkregen inzicht in zijn alcoholgebruik en de gevolgen daarvan nog meer gemotiveerd om aan de oorzaken van zijn gebruik te werken. Te denken valt aan het volgen van een behandeling en het hebben van werk cq inkomen. Wij achten het mogelijk dat in een regulier toezicht gerealiseerd kan worden dat ondertoezichtgestelde meer inzicht verkrijgt in de processen die bij hem plaatsvinden rondom zijn alcoholgebruik en een wat stabieler leven kan gaan leiden.
Inschatting recidiverisico:Gelet op o.a. de open houding van [naam verdachte] waarbij wij merken dat hij zich openstelt voor de reclassering, dat hij zich begeleidbaar opstelt en open staat voor het volgen van een behandeling, waarvan wij denken dat hij door de behandeling meer inzicht zal krijgen in zijn delictgedrag, achten wij de kans op recidive laag-gemiddeld.
Advies om een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen.De reclassering ziet meerwaarde in het voortzetten van het toezicht van [naam verdachte] onder de reeds opgelegd bijzondere voorwaarden van 30 april 2018. Er kan tijdens het toezicht verder aandacht worden besteed aan de leefgebieden w.o. middelengebruik, emotioneel welzijn en dagbesteding/werk en inkomen. Verder denken wij dat een ambulante behandeling geïndiceerd is bij een eventuele veroordeling, daar er zorgen zijn omtrent het systeem en de copingsvaardigheden van [naam verdachte] . Met name omgaan met emoties in combinatie met zijn mate van alcoholgebruik zouden wij graag behandeld willen zien door een forensische polikliniek. Indien een toezicht wordt overwogen is het advies om [naam verdachte] onder ambulante behandeling te stellen van forensische polikliniek Fivoor Rotterdam of soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg voor behandeling van zijn emotie regulatie in combinatie met zijn alcoholgebruik, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als die instelling in overleg met de reclassering verantwoord vindt.
Op 15 april 2019 heeft Reclassering Nederland een voortgangsverslag in het kader van het schorsingstoezicht opgesteld. Dit rapport houdt het volgende in.
Het hebben en behouden van werk achten wij noodzakelijk voor onder toezicht gestelde. Dit, zodat hij structuur en stabiliteit kan opbouwen en behouden. Wij zullen indien het toezicht wordt voortgezet [naam verdachte] op dit gebied begeleiden en/of controleren.
Er lijkt op dit moment geen sprake te zijn van alcoholmisbruik cq overmatig alcohol gebruik, maar toezichthouder zal onder toezicht gestelde op het gebied van middelengebruik(alcohol) blijven begeleiden/monitoren en controleren indien een regulier toezicht wordt opgelegd. De training Alcohol en Geweld kan dan als interventie worden ingezet.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank in straf verminderende zin meegewogen dat de verdachte zijn leven weer op de rit lijkt te hebben. Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden adviseert, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten en een taakstraf op te leggen. Hiervoor bestaat echter, gelet op de ernst van het feit, geen aanleiding.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 858,85 aan materiële schade.
Voorts heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 157,49 aan materiële schade en een vergoeding van € 400,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de vordering van [naam benadeelde 1] op het standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu de schade niet in direct verband staat met het onder 1 ten laste gelegde feit.
Met betrekking tot de vordering van [naam benadeelde 2] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade moet worden gematigd omdat de kosten van het niet kunnen sporten bij [naam sporthal] in een te ver verwijderd verband van het ten laste gelegde staan. Voor het overige dient de vordering van de materiële schade te worden toegewezen. De immateriële schade is voldoende onderbouwd en kan ook worden toegewezen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft eveneens betoogd dat de vordering van [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Met betrekking tot de vordering van [naam benadeelde 2] heeft de verdediging betoogd dat de gevorderde materiële schade moet worden gematigd omdat de kosten van het niet kunnen sporten bij [naam sporthal] in een te ver verwijderd verband staan. De kosten voor het missen van de ME-diensten zijn onvoldoende onderbouwd nu niet is gebleken dat de benadeelde partij deze diensten anders wel zou hebben gehad. De immateriële schade moet worden gematigd.
8.3.
Beoordeling
Vordering [naam benadeelde 1]
De benadeelde partij [naam benadeelde 1] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het onder 1 bewezen verklaarde feit.
De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Vordering [naam benadeelde 2]
Met betrekking tot de vordering van [naam benadeelde 2] is de rechtbank van oordeel dat is komen vast te staan dat door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks (materiële) schade aan hem is toegebracht. Met betrekking tot de kosten voor het niet kunnen sporten bij [naam sporthal] is de rechtbank, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat deze kosten (rechtstreeks) verband houden met het bewezen verklaarde feit. Om die reden zullen deze kosten worden afgewezen. De vordering van de kosten voor het mislopen van de ME-diensten wordt toegewezen. Ter onderbouwing van deze vordering is een rooster van ME diensten overgelegd. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat de diensten gemist zijn.
Voorts is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 200,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf de datum waarop de onrechtmatige daad werd gepleegd, te weten 27 april 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De vordering van [naam benadeelde 1] wordt niet-ontvankelijk verklaard.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van € 295,61, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 181, 267, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 1A, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van forensische polikliniek Fivoor Rotterdam of soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg voor behandeling van zijn emotie regulatie in combinatie met zijn alcoholgebruik, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als die instelling in overleg met de reclassering verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 295,61 (zegge: tweehonderdvijfennegentig euro en eenenzestig cent), bestaande uit € 95,61 aan materiële schade en € 200,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 295,61 (hoofdsom, zegge: tweehonderdvijfennegentig euro en eenenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
5 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
mr. C. Vogtschmidt en mr. D.Y.A. van Meersbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 14 december 2017 te Rotterdam
op/aan de openbare weg, de Nieuwe Binnenweg, althans op/aan een
openbare weg,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken,
en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) die [naam slachtoffer 1] in/op
tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, slaan/stompen
en/of
1A
dat hij op of omstreeks 14 december 2017 te Rotterdam, [naam slachtoffer 1]
heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal,
in/op het gezicht, althans tegen het hoofd te slaan/stompen;
2
hij op of omstreeks 27 april 2018 te Rotterdam,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld heeft verzet
tegen een ambtenaar, te weten [naam slachtoffer 2] , hoofdagent van Politie
Eenheid Rotterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar bediening,
door deze (met kracht) op/tegen de (linker)duim te schoppen/trappen,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden
enig lichamelijk letsel, te weten een kneuzing van de (linker)duim bij die
[naam slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
3
hij
op of omstreeks 27 april 2018 te Rotterdam
opzettelijk (een) ambtena(a)r(en), te weten [naam slachtoffer 3] , brigadier van
Politie Eenheid Rotterdam, en/of [naam slachtoffer 4] , hoofdagent van Politie
Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige
uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, heeft
beledigd door zijn, verdachtes, middelvinger op te steken naar die [naam slachtoffer 3]
en/of [naam slachtoffer 4] voornoemd;