ECLI:NL:RBROT:2019:3850

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
13 mei 2019
Zaaknummer
10/224063-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van invoer en voorhanden hebben van methamfetamine

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer en het voorhanden hebben van methamfetamine. De verdachte, geboren in de Dominicaanse Republiek, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.S.J. van Gestel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 31 oktober 2018 een postpakket heeft ontvangen dat methamfetamine bevatte, nadat dit pakket door de Duitse autoriteiten was onderschept. De verdachte had contact met een medeverdachte en was op de hoogte van de inhoud van het pakket, wat blijkt uit verschillende whatsapp-berichten en betalingsbewijzen die aan de medeverdachte waren gestuurd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet en dat hij samen met een ander de methamfetamine in Nederland heeft ingevoerd en voorhanden heeft gehad. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd een bedrag van € 165,00 verbeurd verklaard, dat verband hield met het bewezen feit. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de rol die hij speelde in de drugshandel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/224063-18
Datum uitspraak: 19 april 2019
Tegenspraak (279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Dominicaanse Republiek) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 april 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.C. Visser heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde medeplegen van de invoer en van het voorhanden hebben van methamfetamine ;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

Bewijswaardering
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte geen wetenschap had van de inhoud van het pakket dan wel dat hij niet redelijkerwijs had moeten vermoeden wat er in het pakket zat.
Beoordeling
Door de Duitse autoriteiten is op 31 oktober 2018 een postpakket onderschept met daarin twaalf potten met een witte pasta. Vastgesteld is dat in die pasta een gehalte aan methamfetamine zat variërend tussen de 14% en 32% per pot. Het pakket was afkomstig uit Mexico en geadresseerd aan [naam] , [adres medeverdachte] in Rotterdam (hierna: het adres). Op het adres staat ingeschreven de medeverdachte [naam medeverdachte] (hierna: de medeverdachte). De politie heeft op 9 november 2018 het pakket gecontroleerd afgeleverd. Het is toen op het adres door de verdachte in ontvangst heeft genomen, waarbij hij nog heeft gevraagd of hij € 165,- moest betalen. Na de aflevering van het pakket is waargenomen dat de verdachte ijsberend en bellend over de galerij loopt en vervolgens met het pakket het portiek verlaat. Kort nadien is hij aangehouden.
Uit onderzoek van de telefoon van de verdachte is gebleken dat hij regelmatig contact heeft met een persoon die [bijnaam medeverdachte] wordt genoemd en gebruik maakt van het telefoonnummer [gsm-nummer] . Daarbij is onder andere opgevallen dat [bijnaam medeverdachte] op 13 september 2018 een internetlink naar de verdachte heeft gestuurd over twee mannen die zijn onderschept op Aruba in een verdovende middelenonderzoek en dat de verdachte op zijn beurt op 9 oktober 2018 naar [bijnaam medeverdachte] een bericht heeft gestuurd over piloten die in Columbia zijn aangehouden naar aanleiding van een onderzoek met betrekking tot internationale drugshandel.
Verder is vastgesteld dat de verdachte foto’s van betalingsbewijzen heeft gestuurd naar [bijnaam medeverdachte] . Het betreft twee betalingen van € 1.000,- die op 1 oktober 2018 zijn overgemaakt naar Mexico. De originele betalingsbewijzen zijn in de auto van de verdachte aangetroffen. Door hem is verklaard dat hij deze betalingen in opdracht van [bijnaam medeverdachte] heeft gedaan, dat hij hiervoor geld ontving en dat hij wel kon bedenken dat die betalingen met drugs te maken hadden.
Ook is vast komen te staan dat de verdachte rond de aflevering van het pakket whatsappgesprekken met [bijnaam medeverdachte] heeft gevoerd. Hierin werd de verdachte onder meer geïnstrueerd om het pakket met daarop de naam [naam] op het adres in ontvangst te nemen. Direct na ontvangst heeft de verdachte aan [bijnaam medeverdachte] laten weten: “Klaar meneer [naam] . Ik heb het”. Door [bijnaam medeverdachte] is vervolgens gevraagd “Hoeveel 165”, waarna de verdachte heeft laten weten dat hij niks hoefde te betalen.
Gelet op deze feiten en omstandigheden, zoals die blijken uit de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen, concludeert de rechtbank dat de verdachte wel degelijk bekend moet zijn geweest met de inhoud van het pakket en dat hij die inhoud samen met in ieder geval [bijnaam medeverdachte] in Nederland heeft ingevoerd en voorhanden heeft gehad. Hieruit volgt dat de verklaring van de verdachte dat hij dacht dat er kleding in het pakket zat, niet aannemelijk wordt geacht. Ten aanzien van de hoeveelheid wordt geoordeeld dat geen bewijs aanwezig is voor de tenlastegelegde 11 kilo, ofwel het totale gewicht van de inhoud van de twaalf potten, omdat slechts een (wisselend) percentage van de witte pasta in die potten bestond uit methamfetamine.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij
in de periode van 31 oktober 2018 tot en met 9 november 2018
te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht als
bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine ,
zijnde methamfetamine een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I;
2
hij
op 9 november 2018
te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine ,
zijnde methamfetamine een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A gegeven verbod;

2. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C gegeven verbod.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de invoer in Nederland en het voorhanden hebben van methamfetamine. Methamfetamine is een gevaarlijke, chemische substantie, die uitermate verslavend is en het lichaam bij veelvuldig gebruik systematisch vernietigt. Dit maakt dat het gebruik flinke risico’s voor de volksgezondheid meebrengt. Hierbij komt dat de internationale illegale handel in harddrugs leidt tot een ontwrichting van het beleid dat in de betrokken landen wordt gevoerd om het drugsgebruik terug te dringen. Bovendien zijn de gevolgen voor de samenleving aanzienlijkwaar het de schade betreft die voortvloeit uit de veelal met de handel in en het gebruik van drugs gepaard gaande criminaliteit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad en was, naar mag worden aangenomen, slechts uit op eigen financieel gewin.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 januari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Verder houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte een huis heeft en een baan, waarmee hij zijn leven op orde lijkt te hebben. Bovendien wordt rekening gehouden met zijn ondergeschikte rol bij de bewezenverklaarde feiten.
Gelet op bovenstaande zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd van het inbeslaggenomen geld € 165,00 verbeurd te verklaren en de overige € 345,00 terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Beoordeling
Van het inbeslaggenomen geldbedrag van in totaal € 510,00 zal € 165,00 verbeurd worden verklaard, omdat dit bedrag tot het begaan van het bewezen misdrijf bestemd was.
Ten aanzien van de resterende € 345,00 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd € 165,00 als bijkomende straf voor feit 1;
- gelast de teruggave aan verdachte van € 345,00.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.P. van de Beek, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 april 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
in de periode van 31 oktober 2018 tot en met 9 november 2018
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht als
bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet,
een hoeveelheid van ongeveer 11 kilogram, in elk geval een (grote)
hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine (crystal
meth), zijnde methamfetamine (crystal meth) een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I danwel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;
2
hij
op of omstreeks 9 november 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 11 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine (crystal meth),
zijnde methamfetamine (crystal meth) een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet.