ECLI:NL:RBROT:2019:3839

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2019
Publicatiedatum
13 mei 2019
Zaaknummer
10/007217-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de strafbaarheid en maatregel tot plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis na bedreiging met zware mishandeling

Op 9 april 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met zware mishandeling. De verdachte, die ten tijde van de zitting preventief gedetineerd was in een psychiatrisch centrum, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.J. Andel. De officier van justitie, mr. B.M.M. Zonneveld, eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en ontslag van rechtsvervolging wegens niet-strafbaarheid van de dader, met als maatregel plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor een jaar op basis van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 januari 2019 te Vlaardingen een stanleymes heeft getoond aan het slachtoffer, wat door de rechtbank als bedreiging met zware mishandeling werd gekwalificeerd. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft ook de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat hij ten tijde van het feit volledig ontoerekeningsvatbaar was door een psychische stoornis.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de verdachte niet strafbaar te verklaren en hem te ontslaan van alle rechtsvervolging. De rechtbank gelastte de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar, waarbij de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging zijn genomen. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte en de adviezen van de psychiater en psycholoog.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/007217-19
Datum uitspraak: 9 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Vught,
gemachtigd raadsman mr. H.J. Andel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M.M. Zonneveld heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • ontslag van alle rechtsvervolging wegens niet strafbaarheid van de dader;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar ex artikel 37 Sr.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit. Het stanleymes dat de verdachte bij zich had, is een klein, plastic voorwerp dat niet glanst. Alleen het kleine mesje kan glanzen. Het is dus geen ‘glimmend voorwerp’, zoals de aangever heeft verklaard. De verdachte heeft het stanleymes slechts bij zijn dijbeen gehouden toen hij met aangever sprak. Hij heeft er geen stekende bewegingen mee gemaakt of in de richting van aangever gehouden, maar slechts vastgehouden.
Dat is geen bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling, zodat de verdachte vrijgesproken dient te worden.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de redengevende feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen, die in bijlage II bij dit vonnis zijn opgenomen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Vast staat dat de verdachte op enig moment bij het slachtoffer [naam slachtoffer] (hierna: aangever) stond, een stanleymes uit zijn zak haalde en deze uitschoof. Dat verklaart de verdachte zelf en de aangever heeft het ratelende geluid van het uitschuiven van het stanleymes gehoord. Vervolgens hield de verdachte het stanleymes op zo een manier bij zijn dijbeen dat het voor aangever zichtbaar was dat hij een stanleymes in zijn hand had. Terwijl de verdachte dit deed zei hij tegen aangever ‘
kom dan, kom dan’. Door onder deze omstandigheden een stanleymes te tonen aan aangever, heeft de verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling. Dat de verdachte geen stekende beweging richting aangever heeft gemaakt dan wel het mes in de richting van aangever heeft gehouden, doet hier niets aan af. Het verweer wordt verworpen.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde feit is bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 8 januari 2019 te Vlaardingen [naam slachtoffer] heeft bedreigd
met zware mishandeling, door een stanleymes aan die [naam slachtoffer] te tonen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
bedreiging met zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging en officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit volledig ontoerekeningsvatbaar was en daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De verdediging heeft zich gevoegd bij dit standpunt.
6.2.
Beoordeling
Over de verdachte is door dr. B.A. Blansjaar, psychiater, een rapport opgemaakt, gedateerd 9 februari 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft meegewerkt aan het psychiatrisch onderzoek. Uit de bevindingen van het onderzoek, de heteroanamnese en gegevens in de beschikbare stukken volgt dat de verdachte lijdt aan ziekelijke stoornissen van de geestvermogens in de vorm van een al jaren bestaande psychose met achtervolgingswaan en een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis. De stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde, in die zin dat het ten laste gelegde geheel is voortgekomen uit ziekelijke achterdocht en angst als gevolg van achtervolgingswanen. Geadviseerd wordt de verdachte het ten laste gelegde in het geheel niet toe te rekenen.
Over de verdachte is tevens door drs. S.P. van der Hoorn, GZ-psycholoog, een rapport opgemaakt, gedateerd 8 februari 2019. Omdat de verdachte niet heeft meegewerkt aan het psychologisch onderzoek, kan de onderzoeker geen uitspraak doen over het huidige functioneren en de strafbaarheid van de verdachte.
Nu de verdachte heeft geweigerd om mee te werken aan het psychologisch onderzoek, beantwoordt de rechtbank de vraag naar de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte uitsluitend op basis van het rapport van de psychiater. De rechtbank acht het rapport van de psychiater voldoende om deze vraag te kunnen beantwoorden. Omdat de conclusies van de psychiater worden gedragen door haar bevindingen, neemt de rechtbank de conclusies van de psychiater over en maakt die tot de hare. De verdachte was ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit (volledig) ontoerekeningsvatbaar. Het bewezen verklaarde kan hem om die reden niet worden toegerekend, wat ertoe leidt dat de verdachte niet strafbaar is zodat hij zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.3.
Conclusie
Er is een omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is niet strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling door het slachtoffer een stanleymes te tonen en deze uit te schuiven. Hiermee heeft de verdachte gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer en in de omgeving veroorzaakt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
11 maart 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Zoals hiervoor vermeld, heeft de rechtbank acht geslagen op de over de verdachte door psychiater dr. B.A. Blansjaar en GZ-psycholoog drs. S.P. van der Hoorn opgemaakte rapporten, gedateerd 8 en 9 februari 2019. Deze rapporten houden – naast hetgeen hiervoor is weergegeven – het volgende in.
Dr. B.A. Blansjaar schat het recidiverisico als matig verhoogd tot hoog in, gelet op eerdere problemen van de verdachte met betrekking tot opleiding, werk en relatievorming, langdurige habitueel misbruik en afhankelijkheid van cannabis en een ernstige psychotische stoornis zonder ziekte-inzicht, met affectieve en gedragsmatige instabiliteit. Ook werkloosheid, beperkte persoonlijke steun en gebrek aan motivatie door behandeling zijn factoren die wijzen op een matig verhoogd recidiverisico. Van beschermende functies in de persoonlijkheid of het functioneren van de verdachte is vrijwel geen sprake meer. Klinisch kan de kans op herhaling van soortgelijke strafbare feiten als hoog worden ingeschat door de slechte prognose van het ziektebeloop, althans zonder adequate psychiatrische behandeling. Met klinische psychiatrische behandeling in een gesloten setting zal die kans (veel) lager zijn, afhankelijk van het ziekteverloop. Geadviseerd wordt de recidivekans te beperken door de verdachte in het kader van artikel 37 Sr te plaatsen in een Forensisch Psychiatrische Afdeling voor behandeling van zijn psychose en zijn stoornis in cannabisgebruik.
Drs. S.P. van der Hoorn heeft zich onthouden van een advies, gezien de weigering van de verdachte om mee te werken aan het psychologisch onderzoek.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie, het advies van de psychiater volgen en gelasten dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst voor een termijn van één jaar. Aan de door de wet gestelde vereisten is voldaan. Het strafbare feit kan wegens een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet aan hem kan worden toegerekend en de verdachte is een gevaar voor zichzelf en voor de algemene veiligheid van personen en goederen. Normaal gesproken geldt de eis van een multidisciplinair onderzoek als bedoeld in artikel 37 lid 2 Sr, maar die eis geldt in dit geval niet nu de verdachte zijn medewerking aan het psychologisch onderzoek niet heeft verleend. Bij de hiervoor gedane vaststelling door de rechtbank dat van een ziekelijke stoornis sprake was (en is), is in overeenstemming met vaste rechtspraak zoveel mogelijk gekeken naar de beschikbare rapportages.
Door de verdediging is verzocht de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis in voorwaardelijke zin op te leggen. De wet voorziet echter niet in deze mogelijkheid en zelfs al zou de wet wel in deze mogelijkheid voorzien, zou de rechtbank daar geen toepassing aan hebben gegeven gelet op de hardnekkigheid van de vastgestelde stoornissen van de geestvermogens en het gebrek aan ziekte-inzicht bij de verdachte.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte in
een psychiatrisch ziekenhuiszal worden geplaatst voor een termijn van
1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. J. Bergen en A.M. van der Leeden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. in ’t Veld, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 8 januari 2019 te Vlaardingen
[naam slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door een stanleymes aan die [naam slachtoffer] te tonen en/of in de richting van
die [naam slachtoffer] te houden.