4.1.2.Beoordeling
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de redengevende feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen, die in bijlage II bij dit vonnis zijn opgenomen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Seksuele handelingen
Vast staat dat aangeefster en de verdachten op 29 mei 2017 een aantal drankjes hebben genuttigd in het café van [naam medeverdachte] . Nadat de andere gasten na 23.00 uur waren vertrokken, bleven zij met z’n drieën achter in het café. Vervolgens hebben zij zo’n twee uur zitten praten.
Op camerabeelden van Cameratoezicht is te zien dat de gordijnen van het café worden gesloten rond 01.18 uur en rond 01.48 uur weer geopend door een persoon die grotendeels ontkleed lijkt. Enkele minuten na het openen van de gordijnen is te zien dat aangeefster buiten huilend en naakt rondloopt.
Rond 1:50 uur is aangeefster naakt aangetroffen door een taxichauffeur, die vervolgens de politie heeft gebeld. Aan de politieagent verklaarde aangeefster direct: “
zij hebben mij net verkracht met z’n tweeën. [naam medeverdachte] heet hij. Ze hebben mij tegelijk verkracht anaal en vaginaal tegelijk. Ook moest ik hen pijpen. Ik wilde niet. Ik heb vanaf het begin ‘nee’ gezegd maar ze gingen gewoon door.” Opeens gaf aangeefster aan zich niet lekker te voelen en viel zij flauw. Ze kwam even bij kennis en viel toen weer weg. Toen de ambulance arriveerde, verklaarde ze aan de ambulancemedewerker hetzelfde als aan de politieagent.
Aangeefster heeft die middag, tijdens een informatief gesprek zeden, verklaard dat [naam medeverdachte] de deur van het café op slot had gedaan en de gordijnen had gesloten. Nadat aangeefster van het toilet terugkwam, werd haar BH losgemaakt en haar jumpsuit uitgedaan. De verdachte penetreerde haar vaginaal en anaal en vervolgens moest zij hem pijpen. Daarna penetreerde [naam medeverdachte] haar vaginaal en anaal en moest zij ook hem pijpen. Vervolgens heeft aangeefster tegen de deur staan trappen en is zij naakt de straat opgerend.
[naam medeverdachte] is om 02.00 uur bij het café aangehouden. Hij heeft verklaard bij de politie dat aangeefster de verdachte heeft gepijpt en – naar [naam medeverdachte] denkt - door hem (de verdachte) is gevingerd en dat zij toen opeens hysterisch naar de deur rende.
Ondersteunend aan de verklaringen van aangeefster zijn de resultaten van het door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) verrichte DNA- en RNA-onderzoek. Bij dit onderzoek is onder andere de penishuid van [naam medeverdachte] bemonsterd. Uit het onderzoek naar deze bemonstering is gebleken dat deze celmateriaal bevat van [naam medeverdachte] zelf en van aangeefster. Op basis van de resultaten van de RNA-celtypering van voornoemde bemonstering, blijkt dat het aangetroffen celmateriaal vaginale cellen van aangeefster, spermacellen van [naam medeverdachte] en speeksel van aangeefster en/of van [naam medeverdachte] kan bevatten. De verdediging heeft aangevoerd dat de mogelijk van aangeefster afkomstige vaginale cellen op de penishuid van [naam medeverdachte] zijn gekomen doordat [naam medeverdachte] met zijn hand een voorwerp met daarop vaginaal vocht van aangeefster heeft aangeraakt en daarna met zijn hand zijn geslachtsdeel heeft aangeraakt. Dit alternatieve scenario is, gezien het zeer korte tijdsverloop tussen de seksueel handelingen en de aanhouding van [naam medeverdachte] , niet voldoende onderbouwd en niet aannemelijk geworden. Het verweer wordt verworpen.
Verder ondersteunend aan de verklaringen van aangeefster zijn de resultaten van het door het NFI verrichte onderzoek naar biologische sporen. Uit dit onderzoek blijkt dat op meerdere plekken rondom en in de vagina van aangeefster aanwijzingen voor spermavloeistof zijn aangetroffen. Tevens wordt op meerdere plekken rondom en in de vagina en anus van aangeefster bloed aangetroffen.
Dat de verdachte en [naam medeverdachte] beiden orale seks hebben gehad met aangeefster wordt bovendien ondersteund door de bij de politie afgelegde verklaring van de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat aangeefster en [naam medeverdachte] en aangeefster en de verdachte hebben gezoend. Vervolgens heeft de aangeefster de verdachte gepijpt, [naam medeverdachte] heeft haar gevingerd en aangeefster heeft daarna [naam medeverdachte] ook gepijpt. De verdachte heeft aangeefster ook gevingerd.
Ter zitting van 9 april 2019 is de verdachte ten dele op deze verklaring terug gekomen door te verklaren dat hij geen orale seks heeft gehad met aangeefster en dat hij dit eerder heeft verklaard omdat hij onder druk stond. Deze verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig gezien het feit dat aangeefster hier steeds consequent over heeft verklaard en het feit dat ook [naam medeverdachte] heeft verklaard dat aangeefster de verdachte heeft gepijpt. De verdachte heeft bovendien op zitting geweigerd om vragen van de rechtbank over het verloop van de avond te beantwoorden, en ook daardoor overtuigt zijn enkele ontkenning van zijn eigen eerdere verklaring niet. De rechtbank zal daarom voorbijgaan aan de ontkennende verklaring van de verdachte op zitting en hem houden aan zijn verklaring bij de politie.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat zowel de verdachte als [naam medeverdachte] anale, vaginale en orale seks met aangeefster hebben gehad.
Verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen in een staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met het opnemen van het bestanddeel verminderd bewustzijn in artikel 243 Sr heeft beoogd strafbaar te stellen het plegen van seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met iemand die verkeert tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn, waarbij van degene die verminderd bewust is in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander. Daarbij kan worden gedacht aan een verminderd bewustzijn als gevolg van dronkenschap of aan een situatie waarin de persoon zich bevindt in een roes als gevolg van het innemen van alcohol en/of drugs.
Aangeefster heeft meermalen verklaard dat ze die avond ongeveer zes tot acht wijn op had en dat ze erg dronken was. Toen de verbalisanten aangeefster (naakt op straat) aantroffen en aanspraken, gaf aangeefster aan zich niet lekker te voelen en draaierig te zijn. Daarna viel ze meerdere keren flauw. In het ziekenhuis is op 30 mei 2017 om 04:40 bloed afgenomen van aangeefster. Uit de resultaten van het toxicologisch onderzoek in dit afgenomen bloed blijkt dat in het bloed van aangeefster alcohol is gemeten in een concentratie van 1,5 promille. Bij een alcoholconcentratie van 1,5 promille zijn de effecten bij een gematigde gebruiker: duidelijke dronkenschap, significante verslechtering van lichaamsfuncties, misselijkheid en braken.
De verdediging heeft aangevoerd dat aangeefster wel in staat was haar wil kenbaar te maken aangezien ze, blijkens haar verklaringen, bewust de keuze heeft gemaakt zich niet te verzetten tegen het seksueel binnendringen door de verdachte en [naam medeverdachte] . De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Dat aangeefster heeft verklaard dat zij ervoor heeft gekozen om zich fysiek niet te verzetten tegen het seksueel binnendringen, brengt niet met zich mee dat zij in staat was haar wil kenbaar te maken over of weerstand te bieden tegen het seksueel binnendringen door de verdachte en [naam medeverdachte] . Zij verklaart immers dat ze in shock en draaierig was, verstijfde en zich niet durfde te verzetten tegen de verdachte en [naam medeverdachte] .
Het verweer wordt verworpen.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat aangeefster dusdanig onder invloed van alcohol was, dat zij ten tijde van het seksueel binnendringen in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde waardoor zij niet, of onvolkomen in staat was haar wil omtrent de seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
Wetenschap verminderd bewustzijn
De verdachte en [naam medeverdachte] zijn de gehele avond bij aangeefster geweest en hebben haar alcohol zien drinken. Toen zij op enig moment naar de wc ging, hebben de verdachte en/of [naam medeverdachte] haar moeten helpen haar jumpsuit uit te trekken omdat ze zo dronken was.
Gelet hierop, en gelet op de bevindingen van de verbalisanten bij het aantreffen van aangeefster en de resultaten van het toxicologisch onderzoek, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte en [naam medeverdachte] wisten dat aangeefster in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde ten tijde van het seksueel binnendringen.