In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich op 9 november 2017 in Rotterdam heeft verdedigd tegen een wederrechtelijke aanranding door de medeverdachte. De officier van justitie had vrijspraak geëist voor de poging tot zware mishandeling en bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling, met een taakstraf als strafmaat. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte, het slachtoffer en getuigen gewogen en geconcludeerd dat de verdachte in een noodweersituatie verkeerde. De verdachte had eerder al een klap van het slachtoffer gekregen en was bang voor verdere mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de reactie van de verdachte proportioneel was en dat er geen sprake was van opzet om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat het handelen van de verdachte niet wederrechtelijk was. De beslissing is genomen in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.