ECLI:NL:RBROT:2019:3837

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 april 2019
Publicatiedatum
13 mei 2019
Zaaknummer
10/662004-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodweer als verweer tegen beschuldiging van mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich op 9 november 2017 in Rotterdam heeft verdedigd tegen een wederrechtelijke aanranding door de medeverdachte. De officier van justitie had vrijspraak geëist voor de poging tot zware mishandeling en bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling, met een taakstraf als strafmaat. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte, het slachtoffer en getuigen gewogen en geconcludeerd dat de verdachte in een noodweersituatie verkeerde. De verdachte had eerder al een klap van het slachtoffer gekregen en was bang voor verdere mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de reactie van de verdachte proportioneel was en dat er geen sprake was van opzet om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat het handelen van de verdachte niet wederrechtelijk was. De beslissing is genomen in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/662004-18
Datum uitspraak: 12 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. A.F.M. den Hollander, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 maart 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. Ekiz heeft gevorderd:
  • vrijspraak van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling;
  • bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat het gedane beroep op noodweer dient te worden verworpen. Uit de verklaring van [naam slachtoffer] (hierna: [naam slachtoffer] ) volgt dat het de verdachte is geweest die als eerste heeft geslagen, zodat er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waartegen de verdachte zich moest verdedigen.
Beoordeling
Vaststaat dat [naam slachtoffer] door de verdachte in zijn schouder is gestoken met een schilmes. De vraag die voorligt is of aan zij zich met succes op noodweer kan beroepen. Aan de hand van de verklaringen van de verdachte, [naam slachtoffer] en getuige [naam getuige] (hierna: [naam getuige] ) kan worden vastgesteld dat kort voorafgaand aan het incident met het mes de verdachte en [naam slachtoffer] ruzie hadden en dat hij haar daarbij op enig moment een klap op haar mond heeft gegeven, waardoor zij in de woonkamer op de grond is gevallen en een bloedende en opgezwollen lip heeft opgelopen. Verder volgt uit de verklaring van [naam getuige] dat de verdachte vervolgens naar de keuken is gegaan en een mes heeft gepakt. De verdachte heeft dit bevestigd en verklaard dat zij dat in paniek heeft gedaan om zichzelf te verdedigen. Zij was namelijk, aldus haar verklaring, bang voor [naam slachtoffer] omdat hij haar vaker heeft mishandeld. Door de verdachte is ten slotte verklaard dat hij haar in de keuken achterna is gekomen en heeft vastgepakt, dat zij zich heeft geprobeerd los te trekken en dat zij hem daarbij met het mes heeft geraakt. Dat de ruzie doorging na het pakken van het mes, is ook verklaard door [naam getuige] .
Gelet op deze feiten en omstandigheden, waaruit volgt dat [naam slachtoffer] na een klap te hebben gegeven opnieuw de confrontatie met de verdachte heeft gezocht, moet worden vastgesteld dat er sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen zij zich noodzakelijkerwijze heeft verdedigd, ofwel een noodweersituatie. Het handelen van de verdachte voldoet ook aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Zij bevond zich in haar eigen woning en was vastgepakt door [naam slachtoffer] die haar eerder had geslagen. Van haar kon dan ook niet worden verwacht dat zij zich aan de situatie zou onttrekken. Door de verdachte is verklaard aanvankelijk niet te hebben gemerkt dat zij [naam slachtoffer] met het mes heeft geraakt. Ook de oppervlakkigheid van de wond wijst erop dat geen sprake is geweest van het met kracht steken. Dit maakt de reactie van de verdachte proportioneel. De conclusie is dan ook dat de verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Daarmee komt de wederrechtelijkheid aan haar handelen te ontvallen en dient de verdachte ook te worden vrijgesproken van de haar verweten mishandeling.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. V.M. de Winkel en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. van Wingerden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 09 november 2017 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een mes, althans een scherp of puntig voorwerp, in de arm/schouder,
althans het (boven)lichaam, van die [naam slachtoffer] heeft gestoken en/of één of meer
stekende beweging(en) gemaakt naar, althans in de richting van, het lichaam
van die [naam slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 302/45 Sr)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 09 november 2017 te Rotterdam
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door met een mes, althans een scherp of
puntig voorwerp, in de arm/schouder, althans het (boven)lichaam, van die
[naam slachtoffer] te steken;
(art. 300 Sr)