ECLI:NL:RBROT:2019:3835

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 april 2019
Publicatiedatum
13 mei 2019
Zaaknummer
10/216450-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en vernieling door psychotische verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 18 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in een psychotische toestand heeft geprobeerd zijn 70-jarige moeder van het leven te beroven. De verdachte, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was, heeft in de nacht van 1 november 2018 zijn moeder ernstig verwond en de woning en een auto vernield. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in een psychotische toestand verkeerde, maar dat hij niet volledig ontbeerde van inzicht in zijn handelen. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst voor de duur van één jaar. De rechtbank heeft deze vordering gevolgd en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, maar hem wel verplicht in een psychiatrische instelling te worden opgenomen. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 68,00 toegewezen aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de vernieling van haar auto. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank de geestelijke toestand van de verdachte als een belangrijke factor heeft meegenomen in de beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/216450-18
Datum uitspraak: 18 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de PPC Den Haag, Pompstationsweg 32, 2597 JW ’s-Gravenhage,
raadsman mr. W. Suttorp, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 april 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Harbers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring, met uitzondering van het laatste gedachtestreepje, van het onder 1 ten laste gelegde en bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde;
  • dat de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging;
  • dat de verdachte op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de duur van één jaar.

4.Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
Niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet had op het doden van zijn moeder, aangeefster [naam slachtoffer 1] (feit 1). De verdachte heeft niet willens en wetens gehandeld. Er zijn voorts onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat sprake was van een aanmerkelijk kans op de dood dan wel zwaar letsel bij aangeefster. Het letsel is daarvoor te onduidelijk. Er dient ook vrijspraak te volgen voor de vernieling (feit 2). De verdachte heeft hieraan geen enkele herinnering meer.
Beoordeling
In de nacht van 1 november 2018 heeft de politie de verdachte bebloed en in verwarde toestand bij de portiekwoning van zijn moeder aangetroffen. De politie zag dat er een kruk door de voorruit van een aldaar geparkeerde auto hing en dat het portiek en de woning onder het bloed zaten. De woning was een chaos, meubelstukken waren omgegooid en vernield, de TV was vernield en lag op de grond. In de keuken was onder andere de koelkast van zijn plaats getrokken en omgegooid en de gaskookplaat die daarop had gestaan hing alleen nog aan de aansluitleiding van het gas. Overal lagen kapotte goederen en gebroken glas op de vloer.
De verdachte verklaarde bij zijn aanhouding dat hij ruzie had gehad met zijn moeder en dat hij zo kwaad geworden was dat hij op haar had ingeslagen. De moeder van de verdachte wordt in de directe omgeving van haar woning gewond aangetroffen. Zij zat onder het bloed. Tegenover de politie heeft zij verklaard dat haar zoon het huis had vernield en haar in elkaar had geslagen en dat zij doodsbang was geweest omdat haar zoon meerdere malen tegen haar had gezegd dat ze dood moest. In het ziekenhuis is geconstateerd dat zij meerdere grote wonden op haar (achter)hoofd had, die doorliepen tot aan haar schedelbot.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op het doden van zijn moeder. Daarbij wordt, mede gelet op de staat waarin de woning van aangeefster is aangetroffen, in aanmerking genomen dat de verdachte in kennelijke razernij met kracht op het hoofd van zijn 70-jarige moeder heeft ingeslagen. Daarbij heeft hij herhaaldelijk geroepen dat zij dood moest.
Voor zover de raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat vanwege de geestelijke toestand van de verdachte geen sprake kan zijn van opzet, overweegt de rechtbank dat een geestelijke stoornis slechts dan aan de bewezenverklaring van het opzet in de weg staat wanneer bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen heeft ontbroken. Blijkens de rapportage over de geestvermogens van de verdachte is weliswaar aannemelijk dat hij het contact met de werkelijkheid was kwijtgeraakt, maar niet dat hij in zijn psychose niet bewust en doelgericht heeft gehandeld.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, acht de rechtbank de onder 2 ten laste gelegde vernieling van de auto eveneens bewezen. Deze vernieling past immers volledig in het spoor van vernielingen dat de verdachte niet alleen in de woning van aangeefster, maar ook in het portiek van het gebouw heeft aangericht. Bovendien is er bij de politie melding gemaakt van het feit dat de verdachte personenauto’s aan het vernielen was. Aanknopingspunten voor enig ander reëel denkbaar scenario zijn niet aannemelijk geworden. Het kan dan ook niet anders dan dat de verdachte ook deze vernieling heeft aangericht.
Conclusie
De verweren worden verworpen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 1 november 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn moeder, [naam slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet, meermalen
- op/tegen het hoofd en op/tegen het lichaam heeft geslagen en
- op/tegen het hoofd en op/tegen het lichaam heeft getrapt/geschopt,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 1 november 2018 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een voorruit van een auto (merk/type:
Mercedes A160
) toebehorendeaan [naam slachtoffer 2] , heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
poging tot doodslag;
2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Over de verdachte is op 21 december NIFP-rapportage uitgebracht door psychiater
dr. B.A. Blansjaar en op 28 december 2018 door de GZ-psycholoog drs. R. de Vries.
De psychiater en de psycholoog komen tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, te weten schizofrenie. Ten tijde van het ten laste gelegde is de verdachte, vermoedelijk als gevolg van het staken van zijn medicatie, ernstig psychotisch geworden, hetgeen zijn gedragskeuzes heeft beïnvloed. Als gevolg van ruzie met zijn moeder is de verdachte in psychotische zin gedecompenseerd en heeft hij het contact met de werkelijkheid op dat moment volledig verloren. De gedragingen van de verdachte zijn ten tijde van het ten laste gelegde geheel bepaald door psychotische belevingen, waardoor hij niet tot adequate oordeelsvorming en impulsbeheersing in staat is geweest. De psychiater en de psycholoog adviseren om de verdachte het ten laste gelegde, voor zover bewezen, niet toe te rekenen.
Op grond van de hiervoor weergegeven conclusies van de gedragsdeskundigen, die de rechtbank volgt en tot de hare maakt, stelt de rechtbank vast dat bij de verdachte tijdens het begaan van de ten laste gelegde feiten sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en de rapporten van voornoemde deskundigen, voldoende vast is komen te staan dat de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank zal verdachte om die reden ontslaan van alle rechtsvervolging.

7.Motivering maatregel

De verdachte heeft in ernstig psychotische toestand geprobeerd zijn moeder van 70 jaar oud van het leven te beroven. Daarbij heeft zij onder meer een flinke hoofdwonden opgelopen en is in deplorabele toestand op straat aangetroffen. De moeder van de verdachte heeft in doodsnood verkeerd en is door het handelen van de verdachte ernstig getraumatiseerd geraakt. Daarnaast heeft de verdachte met een kruk de voorruit van een voor zijn woning geparkeerd staande auto vernield.
Vanwege zijn psychotische ontregeling als gevolg van schizofrenie kunnen de feiten, zoals eerder vastgesteld, niet aan de verdachte worden toegerekend en de rechtbank zal de verdachte daarom geen straf opleggen. Wel ziet de rechtbank aanleiding om een maatregel op te leggen. Omtrent de aard van de maatregel overweegt de rechtbank als volgt.
De psychiater rapporteert dat het recidiverisico bij de verdachte voor het grootste deel wordt bepaald door schizofrenie. Vanuit die stoornis bestaat bij de verdachte de kwetsbaarheid om psychotisch te decompenseren, met name als hij zijn medicijnen niet gebruikt. Indien onderzochte psychotisch decompenseert is het risico op onvoorspelbaar, impulsief en agressief gedrag groot. Bovendien ontbreekt bij de verdachte het ziekte- en probleeminzicht en is hij niet medicatietrouw. Hij aanvaardt geen hulp ondanks dat de laatste jaren hebben uitgewezen dat dit wel noodzakelijk is om decompensatie van de verdachte te voorkomen.
De psycholoog komt tot gelijkluidende conclusies en acht, gezien de nog bestaande verwardheid van de verdachte en het daaruit voortvloeiende niet kunnen of willen nemen van verantwoordelijkheid voor zijn handelen, klinische gesloten opname noodzakelijk.
De psycholoog en de psychiater adviseren de verdachte in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht voor een periode van één jaar een jaar verplicht te laten opnemen in een psychiatrische instelling. Na de klinische opname zijn nazorg en ambulante begeleiding geïndiceerd.
De rechtbank zal - alles overwegende - deze adviezen volgen en de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar gelasten, nu de strafbare feiten wegens een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend en hij gevaarlijk is voor anderen en voor de algemene veiligheid van personen en goederen. Uit voorgaande overwegingen blijkt dat de verdachte psychiatrische behandeling in een gedwongen kader als geadviseerd nodig heeft. De rechtbank acht de maatregel dan ook noodzakelijk.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: de heer [naam benadeelde] (hierna ook: [naam benadeelde] ) ter zake van het 2 ten laste gelegde feit, waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 68,00 aan materiële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de
benadeelde partij en de raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 68,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2018.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht, zij het dat de rechtbank daarbij vanwege de geestestoestand van de verdachte zal afzien van het bepalen van vervangende hechtenis.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op 36f, 37, 45, 57, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte in
een psychiatrisch ziekenhuiszal worden geplaatst voor een termijn van
1 (één) jaar;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde] te betalen een bedrag van
€ 68,00 (zegge: achtenzestig euro)aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [naam benadeelde] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 68,00 (zegge: achtenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en A.B. Baumgarten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 april 2019.
De griffier en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 1 november 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn moeder, [naam slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, meermalen, althans eenmaal
- ( met een hard voorwerp) op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of
- op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam heeft getrapt/geschopt en/of
- op/tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor die [naam slachtoffer 1] ten val is gekomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 31 oktober 2018 tot en met 1 november 2018 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk (een voorruit van) een auto (merk/type: Mercedes A160, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.