ECLI:NL:RBROT:2019:3755

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2019
Publicatiedatum
9 mei 2019
Zaaknummer
10/750082-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne in containers via de Rotterdamse en Antwerpse haven

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 april 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne. De verdachte had een organiserende rol in de invoer van cocaïne in containers via de havens van Rotterdam en Antwerpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de voorbereidingen voor de invoer van cocaïne, maar sprak hem vrij van de feitelijke invoer van 300 kilo cocaïne. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de concrete betrokkenheid van de verdachte bij de invoer van deze hoeveelheid cocaïne. De verdachte werd wel schuldig bevonden aan het voorbereiden en bevorderen van de invoer van cocaïne, wat resulteerde in een gevangenisstraf van 3 jaar en 6 maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de organisatie en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De verdachte had een actieve rol in het opzetten van internationale transportlijnen voor cocaïne, waarbij legale goederen als deklading werden gebruikt. De rechtbank verklaarde de in beslag genomen voorwerpen verbeurd en onttrok enkele telefoons aan het verkeer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750082-14
Datum uitspraak: 15 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. E.A. Blok, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 12 maart 2019, 13 maart 2019,
15 maart 2019 en 15 april 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. R.S. Dhoen en M.L.B. Wille (hierna officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar en
3 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feiten 2 ( [naam] ) en 3 (Voorbereidingshandelingen [naam] )
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Op 9 december 2013 is door douanemedewerkers 300 kg cocaïne in de haven van Rotterdam onderschept. De container waarin de cocaïne zat, was afkomstig uit Costa Rica en moest worden vervoerd naar de [adres] te Rotterdam om daar te worden gekeurd. Op dit adres zit het bedrijf [naam bedrijf 1] waarvan de verdachte op dat moment enig aandeelhouder was. Er zijn ook banden tussen de verdachte, zijn broer en [naam bedrijf 2] , voor welk bedrijf de container bestemd was.
De verdachte deelde in gesprekken met anderen, blijkens de in zijn kantoor en auto opgenomen vertrouwelijke communicatie (hierna: OVC-gesprekken) en de afgeluisterde telefoongesprekken, informatie over de op 9 december 2013 onderschepte 300 kg cocaïne.
[naam medeverdachte 1] , die voor de invoer van de 300 kg door de rechtbank is veroordeeld, had een geldvordering op de broer van de verdachte, welke vordering vervolgens, na de dood van de broer van de verdachte, op de verdachte werd getracht te verhalen.
Uit het onderzoek komt naar voren dat de verdachte in de periode van 8 tot
11 november 2013 en vanaf 3 december 2013 in Costa Rica is geweest en daar diverse contacten heeft.
Op basis van onder andere deze feiten en omstandigheden concludeert de officier van justitie dat de verdachte samen met zijn broer [naam medeverdachte 2] betrokken is geweest bij de invoer van 300 kg cocaïne, zoals onder feit 2 ten laste is gelegd. Daarnaast is bewezen dat de verdachte is afgereisd naar Costa Rica, dat hij daar meerdere ontmoetingen en besprekingen heeft gehad in verband met de cocaïne en dat hij PGP’s voorhanden heeft gehad en verstrekt, dat hij personen en bedrijven gebruikte als dekmantel en, samen met zijn broer, fruit heeft laten bestellen als deklading en het transport heeft laten regelen.
De officier van justitie concludeert ook tot een bewezenverklaring van de onder feit 3 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt op basis van het dossier het volgende vast.
Op 17 november 2013 is in Costa Rica, in de haven van Moin, de container [containernummer] gevuld met ananassen geladen aan boord van de [naam schip 1] .
Via [naam deelonderzoek 2] en na overladen van de container op de [naam schip 2] is de container naar Rotterdam vervoerd. [naam schip 2] is op 6 december 2013 in de haven van Rotterdam gearriveerd. Op 7 december 2013 is de container [containernummer] gelost.
Op 9 december 2013 heeft er een controle plaatsgevonden en zijn door douanemedewerkers in de container 300 pakketten met - op dat moment nog vermoedelijke - verdovende middelen aangetroffen. Later op die dag is de container vrijgegeven.
De container is in Costa Rica verzonden door [naam medeverdachte 3] en in Nederland bestemd voor het bedrijf [naam bedrijf 2] te Fijnaart.
Op 10 december 2013 is de container vervoerd naar de [adres] te Rotterdam voor een kwaliteitscontrole van de ananassen bij het bedrijf [naam bedrijf 1] dat op dit adres is gehuisvest. De verdachte is op dat moment, via zijn bedrijf [naam bedrijf 3] , enig aandeelhouder van [naam bedrijf 1] De container is vervolgens leeg naar een opslagplaats voor lege containers vervoerd. Uit onderzoek blijkt dat in de 300 door de douane onderschepte pakketten inderdaad cocaïne zit met een nettogewicht van 301,53 kg.
De door de politie bij de verdachte opgenomen en afgeluisterde telefoon- en
OVC-gesprekken dateren van ruim na de aankomst van de container met 300 kg cocaïne op
9 december 2013 in Rotterdam. Uit deze gesprekken, zoals die in het dossier zijn vastgelegd, komt naar voren dat de verdachte kennis heeft over de desbetreffende container en het feit dat daarin door de douane 300 kg cocaïne is aangetroffen. Ook kan hieruit worden afgeleid dat de verdachte in het verleden mogelijk betrokken is geweest bij de invoer van verdovende middelen, maar de vraag is of kan worden vastgesteld dat die gedragingen zien op de invoer van deze 300 kg cocaïne.
De uitingen van de verdachte aan anderen die zien op de container [containernummer] waarin de cocaïne is aangetroffen, geven geen dan wel te weinig informatie over de feitelijke of concrete rol die de verdachte zou hebben gespeeld bij de invoer van de 300 kg cocaïne en de voorbereiding daarvan. Daarnaast kan niet worden uitgesloten dat de informatie die de verdachte over deze container heeft gedeeld met anderen, informatie is die hij achteraf heeft verkregen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen verklaringen van de verdachte of van getuigen voorhanden op basis waarvan de concrete rol van de verdachte bij de invoer van de container met 300 kg cocaïne kan worden vastgesteld.
De beschikbare informatie brengt de rechtbank niet tot de conclusie dat het de verdachte is geweest die, zoals de officier van justitie stelt, - al dan niet samen met zijn broer - het transport van de container [containernummer] heeft geregeld. Ook als het gaat om zijn reizen naar Costa Rica kan niet worden vastgesteld dat sprake is van concrete gedragingen van de verdachte, zoals het hebben van ontmoetingen of het voeren van besprekingen gericht op de invoer van de 300 kg cocaïne, waaruit zijn betrokkenheid blijkt.
De rechtbank concludeert dan ook dat wettig en overtuigend bewijs van concrete betrokkenheid van de verdachte bij de invoer van de 300 kg cocaïne en de voorbereiding daarvan ontbreekt.
4.1.3.
Conclusie
De verdachte wordt daarom van het onder 2 en 3 ten laste gelegde vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 ( [naam deelonderzoek 1] )
4.2.1.
Inleiding
Het onderzoek [naam deelonderzoek 1] betreft de verdenking dat de verdachte zich samen met anderen, waaronder de medeverdachten [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 5] , schuldig heeft gemaakt aan het plegen van voorbereidings- en bevorderingshandelingen inzake de Opiumwet. Gedurende het onderzoek [naam deelonderzoek 1] zijn diverse personen, waaronder de verdachte, geobserveerd en getapt. Verder heeft er gedurende ruim een jaar opname van vertrouwelijke communicatie (de eerdergenoemde OVC-gesprekken) plaatsgevonden in het kantoor van de verdachte in Hoogvliet en in zijn Mercedes. Deelnemers aan deze OVC-gesprekken waren, naast de verdachte, onder meer [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 5] , maar ook anderen.
In deze bewijswaardering zullen vaststellingen worden gedaan en conclusies worden getrokken. Deze vinden hun grondslag in de feiten en omstandigheden zoals die volgen uit de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen.
4.2.2.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen. Weliswaar heeft de verdachte een aantal feitelijke handelingen zoals tenlastegelegd verricht, echter nooit met de daadwerkelijke intentie om verdovende middelen in te voeren.
4.2.3.
Beoordeling
Een groot deel van het dossier bestaat uit opgenomen OVC-gesprekken. Veel van die gesprekken gaan onmiskenbaar over invoer van verdovende middelen, meer specifiek over cocaïne. Onderwerpen van gesprek waren onder meer:
  • de kosten en verdiensten van de handel in verdovende middelen;
  • de wijze van verstoppen van de verdovende middelen;
  • de diverse havens en controles aldaar;
  • de wijze van uithalen van de verdovende middelen.
Dat het niet alleen bleef bij praten over verdovende middelen maar dat er ook concrete stappen werden gezet om drugslijnen op te zetten blijkt uit de deelonderzoeken [naam deelonderzoek 2] en [naam deelonderzoek 3] .
Uit het deelonderzoek [naam deelonderzoek 2] blijkt dat de verdachte samen met onder meer [naam medeverdachte 4] bezig was met het opzetten van een reguliere fruitlijn en bij een bedrijf in Panama ananassen importeerde. In de periode van augustus tot en met november 2015 zijn door
[naam bedrijf 1] , het bedrijf van de verdachte, ook daadwerkelijk drie containers met ananassen geïmporteerd. Dit betroffen testcontainers. Het doel was om op een later moment een hoeveelheid verdovende middelen in de containers met ananassen te stoppen, zo blijkt uit de gesprekken. De cocaïne zou in de bodem van de containers gestopt worden en gesmokkeld worden via de haven van Antwerpen.
In deelonderzoek [naam deelonderzoek 3] is in diverse OVC-gesprekken te lezen hoe de verdachte samen met [naam medeverdachte 4] de mogelijkheden heeft onderzocht om (industrieel) zout uit Colombia te importeren. Ook hierbij was het doel om op een later moment een hoeveelheid verdovende middelen aan de lading toe te voegen. Door middel van een chemisch proces zou de cocaïne later van het zout gescheiden worden.
In verband met bovenstaande plannen hebben de verdachte en/of [naam medeverdachte 4] drie eigenaren van bedrijven benaderd om hun B.V. - al dan niet met medeweten van de criminele bedoeling - ter beschikking te stellen als dekmantel en/of voor ontvangst en/of opslag van de containers met testladingen fruit en zout en - later - verdovende middelen.
Dit betroffen de bedrijven [naam bedrijf 4] , [naam bedrijf 5] en [naam bedrijf 6]
Bij [naam bedrijf 5] werden testcontainers uit deelonderzoek [naam deelonderzoek 2] afgeleverd.
[naam bedrijf 6] werd benaderd om zout te importeren. [naam bedrijf 4] is wel benaderd maar uiteindelijk is van dit bedrijf geen gebruik gemaakt, omdat de eigenaar afhaakte.
Verder blijkt uit OVC-gesprekken en observaties dat de verdachte regelmatig contact had met twee personen, te weten [naam medeverdachte 6] en [naam medeverdachte 7] , die kunnen worden gelinkt aan een Italiaanse groepering die geld investeerde en/of wilde investeren in de op te zetten lijnen. Ten tijde van de aflevering van de eerste testcontainer in deelonderzoek [naam deelonderzoek 2] waren [naam medeverdachte 7] en [naam medeverdachte 6] in Nederland aanwezig. Veelzeggend in dat verband is een OVC-gesprek van 3 september 2015 waarin de verdachte op zijn kantoor te Hoogvliet met [naam medeverdachte 6] en [naam medeverdachte 7] spreekt over het ‘bouwen van een snelweg tussen de exporteur en importeur’, over het ‘zwanger maken van een container’, over ‘ [nummer aanlegplaats] en over ‘jongens die het er uit halen voor het door de scan gaat’.
In deelonderzoek [naam deelonderzoek 3] voerde de verdachte onderhandelingen met de Italiaanse partij over de hoeveelheid verdovende middelen die aan het zout zou worden toegevoegd. Ook blijkt van investeringen die in dit verband gedaan werden.
Naast deze Italiaanse contacten had de verdachte ook zakelijk contact met een Belgische organisatie. Er zijn meerdere ontmoetingen waargenomen waarbij aanwezig waren de verdachte, [naam medeverdachte 5] en een Belg genaamd [naam medeverdachte 8] . De verdachte en [naam medeverdachte 5] zijn ook tweemaal naar Antwerpen gereisd voor dergelijke ontmoetingen. Er werd ook geïnvesteerd door de Belgen. [naam medeverdachte 5] had hierbij een rol als intermediair en overhandigde geld van Belgische investeerders aan de verdachte.
Contactpersonen van de Italiaanse en Belgische organisatie kwamen elkaar ook tegen:
op 9 september 2015 vindt een ontmoeting plaats in het restaurant van Ikea te Breda, waarbij aanwezig waren de verdachte, [naam medeverdachte 5] , [naam medeverdachte 6] , [naam medeverdachte 7] en [naam medeverdachte 8] . Na afloop van deze ontmoeting vindt een gesprek plaats in de Mercedes tussen de verdachte, [naam medeverdachte 6] en [naam medeverdachte 7] . Hieruit valt op te maken dat tijdens de ontmoeting bij Ikea gesproken werd over de smokkel van verdovende middelen.
Uit het dossier blijkt verder dat de verdachten met elkaar communiceerden via zogenaamde PGP-toestellen en dat de verdachte zorgde voor verstrekking van die toestellen aan onder meer medeverdachten [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 5] .
De verdachte heeft ter terechtzitting op zichzelf niet betwist dat hij feitelijke handelingen opgesomd in de tenlastelegging heeft verricht. Wat de verdachte echter wel betwist, is het doel waarmee hij die handelingen verrichte: hij had volgens eigen zeggen niet de intentie daadwerkelijk verdovende middelen in te voeren, ook al praatte hij daar wel over. Sterker nog: hij probeerde op de achtergrond er alles aan te doen om dat uiteindelijk te voorkomen. Hij hield potentiële investeerders een worst voor (de belofte van mogelijkheden voor smokkel van verdovende middelen) teneinde een financiering voor zijn fruitbedrijf te verkrijgen. Een groot toneelspel, aldus de verdachte.
In wezen betwist de verdachte hiermee dat hij opzet heeft gehad op de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen.
Bezien tegen de achtergrond van de bewijsmiddelen en de veelheid van handelingen uitgevoerd door de verdachte acht de rechtbank deze verklaring niet geloofwaardig.
De handelingen van de verdachte zijn doelbewust, concreet, gedetailleerd en verstrekkend, zoals het aangaan van diverse contracten, het ontvangen van financiële middelen van partijen die drugs wensten in te voeren en het daadwerkelijk importeren van de testcontainers. Daar komt nog bij dat het dossier geen ondersteuning biedt voor deze lezing van de verdachte. Op geen enkel moment ontstaat de indruk dat de verdachte een toneelspel opvoerde ten opzichte van al zijn gesprekspartners of dat hij probeerde de boel te frustreren.
De verklaring van de verdachte is op dit punt ook weinig concreet en onvoldoende onderbouwd.
Het verweer als zou de opzet ontbreken wordt dus verworpen.
Gelet op het bovenstaande en de in bijlage II vermelde bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen heeft bezig gehouden met het verrichten van verschillende voorbereidings- en bevorderingshandelingen ten aanzien van de invoer van meerdere transporten cocaïne.
4.2.4.
Conclusie
Bewezen is het onder feit 1 tenlastegelegde.
Niet bewezen is de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 12 mei 2014 tot en met 24 november 2015, te Rotterdam en/of Antwerpen, althans in Nederland en/of België, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (telkens) aanzienlijke (handels)hoeveelhe(i)d(en) cocaïne,
zijndeeen middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) mede te plegen, en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
  • zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit;
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk (telkens)
- naar België gereisd om aldaar ontmoetingen te hebben en/of afspraken te maken met de leveranciers en kopers van voornoemde handelshoeveelheden cocaïne, en
- één of meer mobiele (organisatie)telefoon(s), met het beveiligingsprogramma PGP, voorhanden gehad en/of verstrekt, en
- telefoon en/of (versluierde) ping-gesprekken en/of (versluierde) e-mailgesprekken gevoerd middels die PGP telefoons met zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en) met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een deklading met daarbij) voornoemde handelshoeveelheden cocaïne, en
- een of meerdere ontmoetingen gehad en/of geregeld in Rotterdam, althans in Nederland, en/of Antwerpen, althans in België, met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een deklading met daarbij) voornoemde handelshoeveelheden cocaïne en
- personen benaderd en/of laten benaderen om hun bedrijf ( [naam bedrijf 4] en [naam bedrijf 5] en [naam bedrijf 6] ) ter beschikking te stellen als dekmantel en/of voor de ontvangst en/of opslag van voornoemde handelshoeveelheden cocaïne en
- geld in het vooruitzicht gesteld (gekregen) en/of verstrekt (gekregen) en/of ontvangen van zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en) voor het opzetten van een of meerdere transportlijn(en) voor de invoer van cocaïne in container(s) en/
- een hoeveelheid fruit besteld en/of laten bestellen die moest dienen als deklading voor de verdovende middelen en
- de logistiek en administratie geregeld voor het transport van een container met daarin fruit met daartussen bedoelde verdovende middelen van Costa Rica en/of Colombia en/of Panama naar Nederland.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen
-
een ander trachten te bewegen om dat feit mede te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen;
-
zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
-
voorwerpen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is op professionele wijze bezig geweest met het grootschalig opzetten van internationale transportlijnen van cocaïne vanuit Zuid- en Midden-Amerika naar Nederland en België, waarbij de legale goederen als deklading voor de cocaïne zouden fungeren. De verdachte heeft zich door zijn handelen actief bezig gehouden met de internationale handel in verdovende middelen, waarbij de verdachte zeer geraffineerd te werk is gegaan. De verdachte had een organiserende rol en onderhield contacten met mensen in de drugswereld om zijn transportlijn op te zetten en te financieren. De handel in verdovende middelen vormt een bedreiging voor de volksgezondheid en bevordert de met de verdere verspreiding van die verdovende middelen gepaard gaande criminaliteit. Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 7 februari 2019, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de rol die de verdachte in de organisatie had. De verdachte heeft, nadat zijn broer in verband met een mislukt drugstransport was geliquideerd, zich als ‘leider’ (regisseur in zijn eigen woorden) beziggehouden met het opzetten van meerdere lijnen voor de invoer van harddrugs in Nederland. De liquidatie van zijn broer heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich daarna in de drugswereld te (blijven) begeven.
Verder is rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn.
De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 24 november 2015 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn daarom aangevangen.
Tussen de datum van inverzekeringstelling en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim drie jaar en vijf maanden. Er is in de onderhavige zaak dan ook sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Deze overschrijding is slechts deels aan de verdachte toe te rekenen. Daarom dient de overschrijding gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
Gelet op het voorgaande en de vrijspraak van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen van kortere duur dan door de officier van justitie geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank de een gevangenisstraf van 3 jaar en zes maanden en de hieronder weergegeven beslissingen over de inbeslaggenomen goederen, passend en geboden.
Het bevel tot voorlopige hechtenis, die bij latere beslissing was geschorst, zal worden opgeheven.

8.In beslag genomen voorwerpen

Onder de verdachte zijn drie BlackBerry’s, één IPhone, drie stuks papier (administratie), twee notitieboekjes, vijf agenda’s en één usb-stick in beslaggenomen.
De in beslag genomen IPhone, drie stuks papier (administratie), twee notitieboekjes, vijf agenda’s en de usb-stick zullen worden verbeurd verklaard. De voorwerpen behoren aan de verdachte toe. Het bewezen feit is met behulp van deze voorwerpen begaan.
De drie BlackBerry’s zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het bewezen feit is ook met behulp van deze voorwerpen begaan. Daarnaast geldt dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaar en 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK GSM zaktelefoon K1:zwart
BLACKBERRY G3 [beslagnummer 1]
2 1.00 STK GSM zaktelefoon K1:zilverzwat
BLACKBERRY [beslagnummer 2]
3 1.00 STK GSM zaktelefoon K1:zilverzwar
BLACKBERRY G3 [beslagnummer 3]
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het feit:
4 1.00 STK GSM zaktelefoon K1:wit
APPLE iphone 3
[beslagnummer 4]
5 1.00 STK Papier
ADMINISTRATIE
6 1.00 STK Papier
ADMINISTRATIE
7 1.00 STK Papier
[beslagnummer 5]
8 2.00 STK Papier
zwarte notitieboekjes
9 1.00 STK Papier
agenda
zwarte agenda 2012
10 1.00 STK Doos K1:zwart
zwarte doos met agenda 2014 en 2015
11 1.00 STK Papier K1:zwart
Zwarte agenda 2011
12 1.00 STK Papier
agenda
agenda 2013
12 1.00 STK Papier K1:zwart
agenda
filofax agenda
13 1.00 STK Computer
usb stick
usb stick met code
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis, die bij latere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. A. Verweij en F.A. Hut, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.G. Kuijs en J. Spanner, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 april 2019.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
( [naam deelonderzoek 1] )
hij, in of omstreeks de periode van 12 mei 2014 tot en met 24 november 2015,
te Rotterdam en/of Hoogvliet en/of Antwerpen, althans in Nederland en/of België, meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (telkens) aanzienlijke (handels)hoeveelhe(i)d(en) cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
  • zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk (telkens)
  • naar Costa Rica en/of Panama en/of Colombia en/of Italië en/of België gereisd om aldaar ontmoetingen te hebben en/of afspraken te maken met de leveranciers en kopers van voornoemde handelshoeveelheden cocaïne, en/of
  • één of meer mobiele (organisatie)telefoon(s), met het beveiligingsprogramma PGP, voorhanden gehad en/of verstrekt, en/of
  • telefoon en/of (versluierde) ping-gesprekken en/of (versluierde) e-mailgesprekken gevoerd middels die PGP telefoons met zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en) met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een deklading met daarbij) voornoemde handelshoeveelheden cocaïne, en/of
  • een of meerdere ontmoetingen gehad en/of geregeld in Rotterdam en/of Vlissingen en/of Amsterdam, althans in Nederland, en/of Antwerpen, althans in België, met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een deklading met daarbij) voornoemde handelshoeveelheden cocaïne, en/of
  • personen benaderd en/of laten benaderen om hun bedrijf ( [naam bedrijf 4] en/of [naam bedrijf 5] en/of [naam bedrijf 6] ) ter beschikking te stellen als dekmantel en/of voor de ontvangst en/of opslag van voornoemde handelshoeveelheden cocaïne, en/of
  • geld in het vooruitzicht gesteld (gekregen) en/of verstrekt (gekregen) en/of ontvangen van zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en) voor het opzetten van een of meerdere transportlijn(en) voor de invoer van cocaïne in container(s), en/of
  • een hoeveelheid fruit besteld en/of laten bestellen die moest dienen als deklading voor de verdovende middelen, en/of
  • de logistiek en administratie geregeld voor het transport van een container met daarin fruit met daartussen bedoelde verdovende middelen van Costa Rica en/of Colombia en/of Panama naar Nederland.
Feit 2
( [naam] )
hij, in of omstreeks de periode van 14 november 2013 tot en met 9 december 2013
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al dan niet
als bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet) ongeveer 300 kilogram cocaïne, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Feit 3
(Voorbereidingshandelingen [naam] )
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 9 december 2013 te Rotterdam en/of Hoogvliet, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (telkens) een of meer (handels)hoeveelhe(i)d(en) cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit;
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk (telkens)
- één of meer telefoongesprek(ken) in versluierd taalgebruik) gevoerd, en/of
- één of meer smsbericht(en) en/of pingberichten verstuurd en/of ontvangen met betrekking tot het importeren en/of het vervoeren van een of meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen, en/of
- een of meer ontmoeting(en) en/of bespreking(en) gehad met betrekking tot het invoeren/binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van die cocaïne met zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en), en/of
- een of meer (met het beveiligingsprogramma PGP beveiligde) telefoons voorhanden gehad en/of communicatie gevoerd middels die PGP telefoons met zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en) met betrekking tot invoeren/binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van die cocaïne, en/of
- ( (daartoe) (meermalen) afgereisd naar Costa Rica en/of aldaar verbleven, en/of
- met het bedrijf [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 1] een lading ananassen besteld en/of laten bestellen afkomstig uit Costa Rica die moest dienen als deklading voor de cocaïne, en/of
- de logistiek en administratie geregeld voor het transport van Costa Rica naar Nederland van de ananassen met daarin de cocaïne.