ECLI:NL:RBROT:2019:3662

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2019
Publicatiedatum
7 mei 2019
Zaaknummer
10/750274-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het samen met anderen invoeren van cocaïne en voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne in containers via de Rotterdamse en Antwerpse haven

Op 15 april 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren te Curaçao, die samen met anderen betrokken was bij de invoer van cocaïne. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer van een hoeveelheid cocaïne via de Westerschelde en het plegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne in containers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 en 29 september 2015 samen met anderen opzettelijk cocaïne in Nederland heeft gebracht. Dit gebeurde via een schip dat vanuit Colombia naar de haven van Antwerpen voer. De verdachte had contact met medeverdachten en was betrokken bij de organisatie van de invoer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzet had op het uit het schip halen van de cocaïne, ondanks zijn verweer dat hij zich had bedacht en niet meer betrokken wilde zijn. De rechtbank verwierp dit verweer en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarbij rekening werd gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de grootschalige smokkel van verdovende middelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750274-15
Datum uitspraak: 15 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te Curaçao op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.P.R. Broers, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 12 maart 2019, 13 maart 2019 en
15 april 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. R.S. Dhoen en M.L.B. Wille (hierna officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar en
5 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

Feit 1 primair ( [naam schip] )

4.1.
Algemene bewijsmotivering
Op basis van de bewijsmiddelen staat vast dat het schip [naam schip] (hierna ook: het schip) vanuit Colombia is gevaren via de Westerschelde in Nederland naar de haven van Antwerpen en daar twee dagen heeft gelegen, en in elk geval daar lag op
30 september 2015. Vervolgens is het schip naar Engeland gevaren, waarna Engelse overheidsfunctionarissen in de ochtend van 1 oktober 2015 54 pakketten hebben aangetroffen, die verborgen lagen achter een voetplint van het schip (ook wel paneel genoemd). Zes van deze pakketten zijn bemonsterd, gewogen en omschreven. Het betroffen blokken samengeperst poeder van ieder 898 tot 1005 gram. Alle zes blokken bevatten cocaïne.
Het voorgaande betekent dat in de ten laste gelegde periode van 28 september 2015 tot en met 29 september 2015 via het schip [naam schip] cocaïne is ingevoerd in Nederland (en na het verlaten van de Westerschelde weer is uitgevoerd). Deze hoeveelheid cocaïne is vervolgens in de periode van 30 september 2015 tot en met 1 oktober 2015 via de Westerschelde weer (binnen en vervolgens) buiten het grondgebied van Nederland gebracht.
De vraag die beantwoord moet worden, is of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van genoemde in- en uitvoer van cocaïne.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
Er is geen bewijs dat de verdachte betrokken is bij het verstoppen van de cocaïne op het schip in Colombia of het daadwerkelijk binnenbrengen van de cocaïne via de Westerschelde in de haven van Antwerpen. De verdachte noemt zichzelf in een gesprek met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] weliswaar de organisator, maar dat was grootspraak.
De opgenomen gesprekken zien slechts op het in opdracht van een ander uithalen van de cocaïne op het schip in Antwerpen oftewel de verlengde invoer van cocaïne.
De verdachte heeft echter verklaard dat hij - nadat hij de opdracht van een Colombiaanse man om de cocaïne van het schip te halen aanvankelijk had geaccepteerd - hierop teruggekomen is. Om zich te kunnen verantwoorden richting de Colombiaanse man, is de medeverdachte [naam medeverdachte 2] vervolgens wel aan boord van het schip geweest. [naam medeverdachte 2] is echter niet in het laadruim geweest.
De verdachte en [naam medeverdachte 2] hebben hierna verzonnen dat er pallets in de weg stonden. Voor deze verklaring van de verdachte is steun te vinden in de opgenomen gesprekken, die zijn gevoegd in het dossier. Uit de Engelse rechtshulpstukken over de vondst van de cocaïne blijkt ook dat er geen pallets stonden op de plek waar de cocaïne is gevonden.
Gelet op de verklaring van de verdachte heeft hij nooit daadwerkelijk geprobeerd om cocaïne van het schip te halen, zodat er geen sprake is van medeplegen van (verlengde) invoer.
Er is ook geen bewijs voor opzet op de (al dan niet verlengde) uitvoer van cocaïne naar Engeland. Uit opgenomen gesprekken blijkt dat dit niet de bedoeling was van de verdachte en zijn medeverdachten.
De verdachte dient daarom vrijgesproken te worden van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van de in- en uitvoer van cocaïne.
Subsidiair geldt dat slechts van een beperkt aantal blokken die zijn aangetroffen op het schip monsters zijn genomen, zodat geen sprake is van een representatieve test. Het betreft minder dan zes kilogram die positief op cocaïne is getest. Er is daarom geen bewijs dat het daadwerkelijk om de invoer van 54 kilo aan cocaïne ging.
4.2.2.
Beoordeling
Vaststaat dat de verdachte op een zeker moment de opdracht heeft aangenomen om het uithalen van de cocaïne op het schip [naam schip] te organiseren. Op basis van de opgenomen gesprekken gaat de rechtbank er vanuit dat de verdachte vervolgens in elk geval tweemaal naar de haven van Antwerpen is gegaan en met verschillende partijen contact heeft gehad. Verder staat vast dat de verdachte ook contact heeft gehad met de medeverdachte [naam medeverdachte 2] . [naam medeverdachte 2] heeft toegezegd om ten behoeve van het uithalen van de cocaïne laswerkzaamheden op het schip te verrichten. Ook staat niet ter discussie dat de medeverdachte [naam medeverdachte 2] vervolgens daadwerkelijk naar de haven van Antwerpen is gegaan en op twee verschillende dagen aan boord is gegaan van het schip. Gelet op de inhoud van het logboek en de aankomst van het schip in Engeland in de ochtend van 1 oktober 2015 gaat de rechtbank er vanuit dat dit op 29 en 30 september 2015 is geweest. Beide verdachten wisten dat op het schip cocaïne was verstopt.
Het verhaal van de verdachte dat hij zich na acceptatie van de opdracht heeft bedacht en het niet (meer) zijn bedoeling was om de cocaïne er daadwerkelijk uit te laten halen, is gezien de opgenomen gesprekken en het hierboven beschreven handelen van de verdachte niet aannemelijk of geloofwaardig. Op basis van de bewijsmiddelen gaat de rechtbank er dan ook vanuit dat de verdachte opzet had op het uit het schip (laten) halen van de ingevoerde cocaïne.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de haven van Antwerpen voor een zeeschip slechts bereikbaar is via het binnen de grenzen van Nederland gelegen gedeelte van de Westerschelde. Het samen met anderen afspreken en vervolgens daadwerkelijk proberen om in Antwerpen de cocaïne van een schip te (laten) halen, welk schip via de Westerschelde is gevaren, kan op grond van artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet en volgens vaste jurisprudentie worden aangemerkt als medeplegen van het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne.
Nu de rechtbank er vanuit gaat dat de verdachte en de medeverdachte(n) op
29 en 30 september 2015 de cocaïne uit het schip wilden halen en aldus de opzet ontbrak om de cocaïne in de periode erna (via Nederland) naar Engeland te vervoeren, zal de verdachte worden vrijgesproken van de ten laste gelegde uitvoer in de periode van 30 september tot en met 31 september 2015 (de rechtbank begrijpt: 1 oktober 2015).
Gelet op het verschil in gewicht van de zes gewogen blokken (soms wel 100 gram verschil) in samenhang met het grote aantal gevonden blokken kan niet vastgesteld worden dat het in totaal ging om ongeveer 54 kilogram cocaïne. Daarom zal een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne bewezen worden verklaard.
4.2.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen. Bewezen kan worden dat de verdachte samen met anderen een hoeveelheid cocaïne in Nederland heeft ingevoerd.
Feit 2 ( [naam deelonderzoek] )
4.3.
Bewijswaardering
4.3.1.
Inleiding
Het onderzoek [naam deelonderzoek] betreft de verdenking dat de verdachte zich samen met anderen, waaronder de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 3] , schuldig heeft gemaakt aan het plegen van voorbereidings- en bevorderingshandelingen inzake de Opiumwet.
Gedurende het onderzoek [naam deelonderzoek] zijn diverse personen geobserveerd en getapt.
Verder heeft er gedurende ruim een jaar opname van vertrouwelijke communicatie (hierna: OVC-gesprekken) plaatsgevonden in het kantoor van [naam medeverdachte 1] in Hoogvliet en in zijn Mercedes. Deelnemers aan deze OVC-gesprekken waren, naast [naam medeverdachte 1] , onder meer de verdachte en [naam medeverdachte 3] , maar ook anderen.
In deze bewijswaardering zullen vaststellingen worden gedaan en conclusies worden getrokken. Deze vinden hun grondslag in de feiten en omstandigheden zoals die volgen uit de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen.
4.3.2.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen (onderzoek [naam deelonderzoek] ). Weliswaar klopt het dat de verdachte gesprekken heeft gevoerd over drugs, maar het is bij grootspraak gebleven.
De medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft nooit de bedoeling gehad daadwerkelijk cocaïne in te voeren en de verdachte zag dat ook.
Subsidiair wordt aangevoerd dat, als al sprake was van strafbare voorbereidingshandelingen, de rol van de verdachte te beperkt was om van medeplegen te spreken.
4.3.3.
Beoordeling
Een groot deel van het dossier bestaat uit opgenomen OVC-gesprekken. Veel van die gesprekken gaan onmiskenbaar over invoer van verdovende middelen, meer specifiek over cocaïne. Onderwerpen van gesprek waren onder meer:
  • de kosten en verdiensten van de handel in verdovende middelen;
  • de wijze van verstoppen van de verdovende middelen;
  • de diverse havens en controles aldaar;
  • de wijze van uithalen van de verdovende middelen.
Dat het niet alleen bleef bij praten over verdovende middelen maar dat er ook concrete stappen werden gezet om drugslijnen op te zetten, blijkt uit de deelonderzoeken [naam onderzoek 1] en [naam onderzoek 2] .
Uit het deelonderzoek [naam onderzoek 1] blijkt dat [naam medeverdachte 1] samen met onder meer de verdachte bezig was met het opzetten van een reguliere fruitlijn via een bedrijf in Panama dat ananas exporteerde. In de periode van augustus tot en met november 2015 zijn door
[naam bedrijf 1] ., het bedrijf van [naam medeverdachte 1] , ook daadwerkelijk drie containers met ananassen geïmporteerd. Dit betroffen testcontainers. Het doel was om op een later moment een hoeveelheid verdovende middelen in de containers met ananassen te stoppen, zo blijkt uit de gesprekken. De cocaïne zou in de bodem van de containers gestopt worden en gesmokkeld worden via de haven van Antwerpen.
In deelonderzoek [naam onderzoek 2] is in diverse OVC-gesprekken te lezen hoe [naam medeverdachte 1] samen met de verdachte de mogelijkheden heeft onderzocht om (industrieel) zout uit Colombia te importeren. Ook hierbij was het doel om op een later moment een hoeveelheid verdovende middelen aan de lading toe te voegen. Door middel van een chemisch proces zou de cocaïne later van het zout gescheiden worden.
In verband met bovenstaande plannen hebben [naam medeverdachte 1] en de verdachte drie eigenaren van bedrijven benaderd om hun B.V. - al dan niet met medeweten van de criminele bedoeling - ter beschikking te stellen als dekmantel en/of voor ontvangst en/of opslag van de containers met (test)ladingen fruit en zout en - later - verdovende middelen.
Dit betroffen [naam bedrijf 2] [naam bedrijf 3] en [naam bedrijf 4]
Bij [naam bedrijf 3] werden testcontainers uit deelonderzoek [naam onderzoek 1] afgeleverd.
[naam bedrijf 4] werd benaderd om zout te importeren. [naam bedrijf 2] is wel benaderd maar uiteindelijk is van dit bedrijf geen gebruik gemaakt, omdat de eigenaar afhaakte.
Verder blijkt uit OVC-gesprekken en observaties dat [naam medeverdachte 1] regelmatig contact had met twee personen, te weten [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 5] , die kunnen worden gelinkt aan een Italiaanse groepering die geld investeerde en/of wilde investeren in de op te zetten drugslijnen. Ten tijde van de aflevering van de eerste testcontainer in deelonderzoek [naam onderzoek 1] waren [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 4] in Nederland aanwezig. Veelzeggend in dat verband is een OVC-gesprek van 3 september 2015 waarin [naam medeverdachte 1] op zijn kantoor te Hoogvliet met [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 5] spreekt over het ‘bouwen van een snelweg tussen de exporteur en importeur’, over het ‘zwanger maken van een container’, over ‘ [nummer aanlegplaats] ’ en over ‘jongens die het er uit halen voor het door de scan gaat’. In deelonderzoek [naam onderzoek 2] voerde [naam medeverdachte 1] onderhandelingen met de Italiaanse partij over de hoeveelheid verdovende middelen die aan het [naam onderzoek 2] zou worden toegevoegd. Ook blijkt van investeringen die in dit verband gedaan werden.
Naast deze Italiaanse contacten had [naam medeverdachte 1] ook zakelijk contact met een Belgische organisatie. Er zijn meerdere ontmoetingen waargenomen waarbij aanwezig waren [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 3] en een Belg genaamd [naam medeverdachte 6] . [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 3] zijn ook tweemaal naar Antwerpen gereisd voor dergelijke ontmoetingen. Er werd ook geïnvesteerd door de Belgen. [naam medeverdachte 3] had hierbij een rol als intermediair en overhandigde geld van Belgische investeerders aan [naam medeverdachte 1] .
Contactpersonen van de Italiaanse en Belgische organisatie kwamen elkaar ook tegen:
op 9 september 2015 vindt een ontmoeting plaats in het restaurant van Ikea te Breda, waarbij aanwezig waren [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 4] , [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 6] . Na afloop van deze ontmoeting vindt een gesprek plaats in de Mercedes tussen [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 5] . Hieruit valt op te maken dat de ontmoeting bij Ikea ging over de smokkel van verdovende middelen.
Uit het dossier blijkt verder dat de verdachten met elkaar communiceerden via zogenaamde PGP-toestellen en dat [naam medeverdachte 1] zorgde voor verstrekking van die toestellen aan onder meer de verdachte en [naam medeverdachte 3] .
De verdachte heeft ter terechtzitting op zichzelf niet betwist dat hij (een deel van de) feitelijke handelingen opgesomd in de tenlastelegging heeft verricht. Wat de verdachte echter wel betwist, is dat hij opzet had op het plegen van voorbereidingshandelingen. Volgens de verdachte was het nooit de bedoeling van [naam medeverdachte 1] om daadwerkelijk cocaïne in te voeren en zag hij dat ook. Het was allemaal grootspraak.
De verklaring van de verdachte, die er op neerkomt dat zowel hij als [naam medeverdachte 1] zonder dat ze dat van elkaar wisten over en weer een toneelspel speelden, wordt als ongeloofwaardig van de hand gewezen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de handelingen van [naam medeverdachte 1] en de verdachte doelbewust, concreet, gedetailleerd en verstrekkend zijn, zoals het aangaan van diverse contracten, het ontvangen van financiële middelen van partijen die drugs wensten in te voeren en het daadwerkelijk importeren van de testcontainers. Daar komt nog bij dat het dossier geen ondersteuning biedt voor deze lezing van de verdachte. Op geen enkel moment ontstaat de indruk dat er sprake was van grootspraak of een toneelspel. De verklaring van de verdachte is op dit punt dan ook te weinig concreet en onvoldoende onderbouwd.
Verder heeft de verdachte nog aangevoerd dat zijn rol te klein was om van medeplegen te spreken. Ook dit verweer wordt verworpen. De verdachte heeft aan veel belastende gesprekken deelgenomen, heeft vertaalwerkzaamheden verricht, heeft contact gelegd met de drie dekmantelfirma’s en is aanwezig geweest bij besprekingen. Hieruit volgt dat de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is en sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten bij de voorbereidingshandelingen.
Gelet op het bovenstaande en de in bijlage II vermelde bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen heeft bezig gehouden met het verrichten van verschillende voorbereidings- en bevorderingshandelingen ten aanzien van de invoer van meerdere transporten cocaïne.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Feit 1 primair:
( [naam schip] )
hij in de periode van 28 september tot en met 29 september 2015, via de Westerschelde in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
.
Feit 2:
( [naam deelonderzoek] )
hij in de periode van 01 augustus 2015 tot en met 24 november 2015,
te Rotterdam en/of Antwerpen, althans in Nederland en/of België, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (telkens) aanzienlijke (handels)hoeveelhe(i)d(en) cocaïne
, zijndeeen middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) mede te plegen, en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
  • zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit;
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk (telkens)
- naar België gereisd om aldaar ontmoetingen te hebben en/of afspraken te maken met de leveranciers en kopers van voornoemde handelshoeveelheden cocaïne, en
- één of meer mobiele telefoon(s), met het beveiligingsprogramma PGP, voorhanden gehad en/of verstrekt, en
- telefoon en/of (versluierde) ping-gesprekken en/of (versluierde) e-mailgesprekken gevoerd middels die PGP telefoons met zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en) met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een deklading met daarbij) voornoemde handelshoeveelheden cocaïne, en
- een of meerdere ontmoetingen gehad en/of geregeld in Rotterdam, althans in Nederland, en/of Antwerpen, althans in België, met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een deklading met daarbij) voornoemde handelshoeveelheden cocaïne en
- personen benaderd en/of laten benaderen om hun bedrijf ( [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 3] en [naam bedrijf 4] ) ter beschikking te stellen als dekmantel en/of voor de ontvangst en/of opslag van voornoemde handelshoeveelheden cocaïne en
- geld in het vooruitzicht gesteld (gekregen) en/of verstrekt (gekregen) en/of ontvangen van zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en) voor het opzetten van een of meerdere transportlijn(en) voor de invoer van cocaïne in container(s) en/
- een hoeveelheid fruit besteld en/of laten bestellen die moest dienen als deklading voor de verdovende middelen en
- de logistiek en administratie geregeld voor het transport van een container met daarin fruit met daartussen bedoelde verdovende middelen van Costa Rica en/of Colombia en/of Panama naar Nederland.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1 primair
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen,
- een ander trachten te bewegen om dat feit mede te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen;
- zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
- voorwerpen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 24 november 2015 samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan handelingen ter voorbereiding van cocaïnetransporten. De verdachte heeft zich daarnaast samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van een hoeveelheid van ongeveer 50 kilogram cocaïne. Deze cocaïne was verstopt op het schip [naam schip] en vervoerd vanuit Colombia, via Nederland, naar de haven in Antwerpen. De verdachte heeft in dat verband verschillende contacten gelegd en iemand geregeld die de cocaïne van het schip zou halen. Ook is hij hiervoor naar Antwerpen gereisd. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich ingelaten met de grootschalige smokkel van verdovende middelen.
Cocaïne is een schadelijke stof voor de volksgezondheid en de productie en verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit en overlast. De verdachte heeft met zijn handelen slechts oog gehad voor zijn eigen financiële belangen en persoonlijk voordeel. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 7 februari 2019, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en op de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank heeft daarnaast rekening gehouden met de rol van de verdachte en de duur van zijn betrokkenheid. Hoewel de verdachte - in tegenstelling tot de medeverdachte [naam medeverdachte 1] - een ondergeschikte rol heeft gehad, is de rol die de verdachte heeft vervuld duidelijk groter gebleken dan door de verdediging is gesteld. De verdachte is namelijk intensief bezig geweest met het opzetten/organiseren van lijnen vanuit Midden- en Zuid-Amerika gedurende vier maanden. De rol van de verdachte bij de invoer via het schip [naam schip] was klein en van korte duur.
Verder is rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn.
De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 24 november 2015 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn daarom aangevangen.
Tussen de datum van de inverzekeringstelling en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim drie jaar en vijf maanden. Er is in de deze zaak dan ook sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen van kortere duur dan door de officier van justitie geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar passend en geboden.
Het bevel tot voorlopige hechtenis, die bij latere beslissing was geschorst, zal worden opgeheven.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis, die bij latere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. A. Verweij en F.A. Hut, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.G. Kuijs en J. Spanner, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 april 2019.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
( [naam schip] )
Hij, in de periode van 28 september tot en met 29 september 2015,
in de gemeente Vlissingen (via de Westerschelde en/of de Noordzee), in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 54 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
hij, in de periode van 30 september tot en met 31 september 2015,
in de gemeente Vlissingen (via de Westerschelde en/of de Noordzee), in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 54 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 1 september 2015 tot en met 1 oktober 2015,
te Rotterdam, althans in Nederland, en/of in Antwerpen en/of Portsmouth althans in België en/of Engeland,
meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van 54 kilogram cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
  • zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- een of meer ontmoeting(en) en/of bespreking(en) gehad en/of geregeld in Rotterdam en/of Vlissingen en/of Amsterdam, althans in Nederland, en/of Antwerpen, althans in België, met zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en) met betrekking tot het in- en uitvoeren/binnen en buiten, het grondgebied van Nederland brengen en/of het uithalen/veilig stellen, klaar zetten, verstrekken en vervoeren van die 54 kilogram cocaïne, en/of
- één of meer mobiele (organisatie)telefoon(s), met het beveiligingsprogramma PGP, voorhanden gehad, en/of
- telefoon en/of (versluierde) ping-gesprekken en/of (versluierde) e-mailgesprekken gevoerd middels die PGP telefoons met zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en) met betrekking tot het in- en uitvoeren/binnen en buiten, het grondgebied van Nederland brengen en/of het uithalen/veilig stellen, klaar zetten, verstrekken en vervoeren van die voornoemde 54 kilogram cocaïne, en/of
- geld in het vooruitzicht gesteld (gekregen) en/of verstrekt (gekregen) en/of ontvangen, en/of
- naar Antwerpen, althans België, gereisd om aldaar (voorbereidingen te treffen om) voornoemde cocaïne van boord van de [naam schip] te halen.
Feit 2
( [naam deelonderzoek] )
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2015 tot en met 24 november 2015,
te Rotterdam en/of Spijkenisse en/of Antwerpen, althans in Nederland en/of België, meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (telkens) aanzienlijke (handels)hoeveelhe(i)d(en) cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
  • zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk (telkens)
- naar Costa Rica en/of Panama en/of Colombia en/of Italië en/of België gereisd om aldaar ontmoetingen te hebben en/of afspraken te maken met de leveranciers en kopers van voornoemde handelshoeveelheden cocaïne, en/of
- één of meer mobiele (organisatie)telefoon(s), met het beveiligingsprogramma PGP, voorhanden gehad en/of verstrekt, en/of
- telefoon en/of (versluierde) ping-gesprekken en/of (versluierde) e-mailgesprekken gevoerd middels die PGP telefoons met zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en) met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een deklading met daarbij) voornoemde handelshoeveelheden cocaïne, en/of
- een of meerdere ontmoetingen gehad en/of geregeld in Rotterdam en/of Vlissingen en/of Amsterdam, althans in Nederland, en/of Antwerpen, althans in België, met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een deklading met daarbij) voornoemde handelshoeveelheden cocaïne, en/of
- personen benaderd en/of laten benaderen om hun bedrijf ( [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] en/of [naam bedrijf 4] ) ter beschikking te stellen als dekmantel en/of voor de ontvangst en/of opslag van voornoemde handelshoeveelheden cocaïne, en/of
- geld in het vooruitzicht gesteld (gekregen) en/of verstrekt (gekregen) en/of ontvangen van zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en) voor het opzetten van een of meerdere transportlijn(en) voor de invoer van cocaïne in container(s), en/of
- een hoeveelheid fruit besteld en/of laten bestellen die moest dienen als deklading voor de verdovende middelen, en/of
- de logistiek en administratie geregeld voor het transport van een container met daarin fruit met daartussen bedoelde verdovende middelen van Costa Rica en/of Colombia en/of Panama naar Nederland.