4.1.1.Inleiding
Het onderzoek [naam onderzoek] betreft de verdenking dat de verdachte zich samen met anderen, waaronder de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] , schuldig heeft gemaakt aan het plegen van voorbereidings- en bevorderingshandelingen inzake de Opiumwet. Gedurende het onderzoek [naam onderzoek] zijn diverse personen geobserveerd en getapt.
Verder heeft er gedurende ruim een jaar opname van vertrouwelijke communicatie (hierna: OVC-gesprekken) plaatsgevonden in het kantoor van de [naam medeverdachte 1] in Hoogvliet en in zijn Mercedes. Deelnemers aan deze OVC-gesprekken waren, naast [naam medeverdachte 1] , onder meer
[naam medeverdachte 2] en de verdachte, maar ook anderen.
In deze bewijswaardering zullen vaststellingen worden gedaan en conclusies worden getrokken. Deze vinden hun grondslag in de feiten en omstandigheden zoals die volgen uit de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen.
4.1.3.Beoordeling
Een groot deel van het dossier bestaat uit opgenomen OVC-gesprekken. Veel van die gesprekken gaan onmiskenbaar over invoer van verdovende middelen, meer specifiek over cocaïne. Onderwerpen van gesprek waren onder meer:
- de kosten en verdiensten van de handel in verdovende middelen;
- de wijze van verstoppen van de verdovende middelen;
- de diverse havens en controles aldaar;
- de wijze van uithalen van de verdovende middelen.
Dat het niet alleen bleef bij praten over verdovende middelen, maar dat er ook concrete stappen werden gezet om drugslijnen op te zetten blijkt uit de deelonderzoeken [naam deelonderzoek 1] en [naam deelonderzoek 2] .
Zo blijkt uit het deelonderzoek [naam deelonderzoek 1] dat [naam medeverdachte 1] samen met onder meer [naam medeverdachte 2] bezig was met het opzetten van een reguliere fruitlijn via een bedrijf in [naam deelonderzoek 1] dat ananassen exporteerde. In de periode van augustus tot en met november 2015 zijn door
[naam bedrijf 1] , het bedrijf van [naam medeverdachte 1] , ook daadwerkelijk drie containers met ananassen geïmporteerd. Dit betroffen testcontainers. Het doel was om op een later moment een hoeveelheid verdovende middelen in de containers met ananassen te stoppen, zo blijkt uit de gesprekken. De cocaïne zou in de bodem van de containers gestopt worden en gesmokkeld worden via de haven van Antwerpen.
In deelonderzoek [naam deelonderzoek 2] is in diverse OVC-gesprekken te lezen hoe [naam medeverdachte 1] samen met
[naam medeverdachte 2] de mogelijkheden heeft onderzocht om (industrieel) [naam deelonderzoek 2] uit Colombia te importeren. Ook hierbij was het doel om op een later moment een hoeveelheid verdovende middelen aan de lading toe te voegen. Door middel van een chemisch proces zou de cocaïne later van het [naam deelonderzoek 2] gescheiden worden.
In verband met bovenstaande plannen hebben [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] drie eigenaren van bedrijven benaderd om hun B.V. - al dan niet met medeweten van de criminele bedoeling - ter beschikking te stellen als dekmantel en/of voor ontvangst en/of opslag van de containers met testladingen fruit en [naam deelonderzoek 2] en - later - verdovende middelen. Dit betroffen de bedrijven [naam bedrijf 2] , [naam bedrijf 3] en [naam bedrijf 4] .
Bij [naam bedrijf 3] werden testcontainers uit deelonderzoek [naam deelonderzoek 1] afgeleverd.
[naam bedrijf 4] . werd benaderd om [naam deelonderzoek 2] te importeren. [naam bedrijf 2] is wel benaderd maar uiteindelijk is van dit bedrijf geen gebruik gemaakt, omdat de eigenaar afhaakte.
Verder blijkt uit OVC-gesprekken en observaties dat [naam medeverdachte 1] regelmatig contact had met twee personen, te weten [naam 1] en [naam 2] , die kunnen worden gelinkt aan een Italiaanse groepering die geld investeerde en/of wilde investeren in de op te zetten lijnen. Ten tijde van de aflevering van de eerste testcontainer in deelonderzoek [naam deelonderzoek 1] waren [naam 2] en [naam 1] in Nederland aanwezig. Veelzeggend in dat verband is een
OVC-gesprek van 3 september 2015 waarin [naam medeverdachte 1] op zijn kantoor te Hoogvliet met [naam 1] en [naam 2] spreekt over het ‘bouwen van een snelweg tussen de exporteur en importeur’, over het ‘zwanger maken van een container’, over ‘ [nummer aanlegplaats] ’ en over ‘jongens die het er uit halen voor het door de scan gaat’.
In deelonderzoek [naam deelonderzoek 2] voerde [naam medeverdachte 1] onderhandelingen met de Italiaanse partij over de hoeveelheid verdovende middelen die aan het [naam deelonderzoek 2] zou worden toegevoegd. Ook blijkt van investeringen die in dit verband gedaan werden.
Naast deze Italiaanse contacten had [naam medeverdachte 1] ook zakelijk contact met een Belgische organisatie. Daarbij komt ook de verdachte in beeld. Er zijn meerdere ontmoetingen waargenomen waarbij aanwezig waren [naam medeverdachte 1] , de verdachte en een Belg genaamd
[naam medeverdachte 3] , ook wel ‘ [bijnaam medeverdachte 3] ’ genoemd. [naam medeverdachte 1] en de verdachte zijn ook tweemaal naar Antwerpen gereisd voor ontmoetingen met [naam medeverdachte 3] . Ook zijn er diverse
OVC-gesprekken waaraan de verdachte deelneemt.
Contactpersonen van de Italiaanse en Belgische organisatie kwamen elkaar ook tegen:
zo vindt op 9 september 2015 een ontmoeting plaats in het restaurant van Ikea te Breda, waarbij aanwezig waren [naam medeverdachte 1] , de verdachte, [naam 1] , [naam 2] en [naam medeverdachte 3] . Na afloop van deze ontmoeting vindt een gesprek plaats in de Mercedes tussen de verdachte, [naam 1] en [naam 2] . Hieruit valt op te maken dat tijdens de ontmoeting bij Ikea gesproken werd over de smokkel van verdovende middelen.
Uit het dossier blijkt verder dat de verdachten met elkaar communiceerden via zogenaamde PGP-toestellen en dat [naam medeverdachte 1] zorgde voor verstrekking van die toestellen aan onder meer de verdachte en [naam medeverdachte 2] .
De verdachte betwist dat de gesprekken en ontmoetingen waaraan hij deelnam over drugsgerelateerde zaken gingen. De rechtbank ziet dit anders. Naast bovenvermelde vaststelling over de ontmoeting bij de Ikea van 9 september 2015, blijkt uit diverse gesprekken waaraan de verdachte deelneemt dat wel degelijk daarover gesproken werd.
Zo is er een zeer belastend gesprek van 18 mei 2015 op het kantoor van [naam medeverdachte 1] waaraan o.a. de verdachte deelnam (verdachte = NNman). In dit gesprek is uitvoerig over drugsgerelateerde zaken gesproken en heeft de verdachte veel kennis tentoongespreid over de gang van zaken in de haven van Vlissingen en de wijze waarop controles op containers wordt uitgeoefend. De verdachte heeft onder meer in dit gesprek gezegd dat ‘mensen op hun plaats gezet moeten worden’, dat hij ‘Vlissingen heeft’, dat ‘de boot van Seatrade is, dat is heel belangrijk rechtstreeks op Vlissingen en de container moet van [naam bedrijf 5] (zijn)’, dat hij ‘bezig is met jongens die dat trucje kunnen’ en ‘dat de scanner in Vlissingen is vastgeroest’.
De inhoud van dit gesprek ‘kleurt’ ook de inhoud van overige - minder expliciete - gesprekken opgenomen in de bewijsmiddelen waaraan de verdachte deelneemt. Zo is er een ontmoeting waargenomen op 1 juli 2015 bij [naam horecagelegenheid] te Rotterdam, waarbij onder meer aanwezig waren de verdachte, [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 3] . Er is gesproken over transporten/zendingen, over ‘containers en een douane jongen’, over ‘120 afgegeven’ en over ‘het voordeel dat ze in Antwerpen hebben’.
In een gesprek van 24 oktober 2015 op het kantoor van [naam medeverdachte 1] in Hoogvliet heeft de verdachte gezegd dat hij net bericht krijgt van ‘ [bijnaam medeverdachte 3] ’ ( [naam medeverdachte 3] ). De verdachte las vervolgens voor: ‘het gaat goed. Italië afgesproken … bodem goed’. [naam medeverdachte 1] heeft op een gegeven moment in dit gesprek gezegd dat ze ‘keihard gas gaan geven met de Italianen, want die heeft hij een beetje onder druk gezet’ en ‘dat is dat [naam deelonderzoek 2] -verhaal’. Tijdens dit gesprek heeft de verdachte namens de Belgische organisatie een geldbedrag aan [naam medeverdachte 1] overhandigd, zo is af te leiden uit dit gesprek.
De gesprekken en ontmoetingen in onderling verband en samenhang beschouwd leidt tot de conclusie dat wel degelijk over drugsgerelateerde zaken werd gesproken.
Gelet op het bovenstaande en de in bijlage II vermelde bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen bezig heeft gehouden met het verrichten van verschillende voorbereidings- en bevorderingshandelingen ten aanzien van de invoer van meerdere transporten cocaïne.