ECLI:NL:RBROT:2019:3658

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2019
Publicatiedatum
7 mei 2019
Zaaknummer
10/750260-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het samen met anderen invoeren van cocaïne en vrijspraak voor voorbereidingshandelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het samen met anderen invoeren van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 28 september tot en met 29 september 2015, samen met anderen, opzettelijk een hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. Dit gebeurde via de Westerschelde en het schip [naam schip], dat vanuit Colombia naar de haven van Antwerpen voer. De verdachte heeft een actieve rol gespeeld in het proces om de cocaïne uit het schip te halen, wat leidde tot zijn veroordeling voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.

De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat de verdachte niet schuldig was aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne in containers via de Rotterdamse en Antwerpse haven. Dit leidde tot een vrijspraak voor het tweede feit. De rechtbank heeft de ernst van de zaak en de rol van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf, en heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

De rechtbank heeft in haar vonnis ook aandacht besteed aan de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. De verdachte heeft geen financieel voordeel genoten van zijn daden en zijn rol als 'uithaler' werd als relatief ondergeschikt beschouwd. De rechtbank heeft de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750260-15
Datum uitspraak: 15 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Spanje) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. T. Sen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 12 maart 2019, 13 maart 2019 en
15 april 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. R.S. Dhoen en M.L.B. Wille (hierna: officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 2 ( [naam deelonderzoek 2] )
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Op basis van de stukken in het dossier, de OVC-gesprekken en de observaties kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de ten laste gelegde voorbereidings- en bevorderingshandelingen.
De verdachte is lasser en vervulde in die hoedanigheid een cruciale rol in het proces om onopgemerkt de cocaïne uit de bodem van een container te kunnen halen.
4.1.2.
Beoordeling
Naast de betrokkenheid van de verdachte in het hierna te bespreken deelonderzoek [naam deelonderzoek 1] komt de verdachte sporadisch voor in deelonderzoek [naam deelonderzoek 2] . Zijn naam wordt een aantal keer genoemd in OVC-gesprekken die worden gevoerd door anderen.
Verder kan vastgesteld worden dat hij een paar keer op kantoor is geweest bij medeverdachte [naam medeverdachte 1] . De rechtbank stelt vast dat meer over dan door de verdachte wordt gepraat over handelingen die verband kunnen houden met hetgeen hem ten laste is gelegd. Al met al is de rechtbank van oordeel dat zijn rol in deelonderzoek [naam deelonderzoek 2] te klein is om hem te kunnen aanduiden als medepleger van de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen.
4.1.3.
Conclusie
Dit betekent dat niet bewezen is het onder feit 2 ten laste gelegde. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 primair ( [naam deelonderzoek 1] )
4.2.1.
Algemene bewijsmotivering
Op basis van de bewijsmiddelen staat vast dat het schip [naam schip] vanuit Colombia is gevaren via de Westerschelde in Nederland naar de haven van Antwerpen en daar twee dagen heeft gelegen en in elk geval daar lag op 30 september 2015.
Vervolgens is het schip naar Engeland gevaren, waarna Engelse overheidsfunctionarissen in de ochtend van 1 oktober 2015 54 pakketten hebben aangetroffen, die verborgen lagen achter een voetplint van het schip (ook wel paneel genoemd). Zes van deze pakketten zijn bemonsterd, gewogen en omschreven. Het betroffen blokken samengeperst poeder van ieder 898 tot 1005 gram. Alle zes blokken bevatten cocaïne.
Het voorgaande betekent dat in de ten laste gelegde periode van 28 september 2015 tot en met 29 september 2015 via het schip [naam schip] cocaïne is ingevoerd in Nederland (en na het verlaten van de Westerschelde weer is uitgevoerd). Deze hoeveelheid cocaïne is vervolgens in de periode van 30 september 2015 tot en met 1 oktober 2015 via de Westerschelde weer (binnen en vervolgens) buiten het grondgebied van Nederland gebracht.
De vraag die beantwoord moet worden, is of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van genoemde in- en uitvoer van cocaïne.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft weliswaar toegezegd laswerkzaamheden ten behoeve van het uithalen van de cocaïne op het schip [naam schip] te verrichten, maar hij heeft zich de dag na zijn toezegging daarvan bedacht. Vanwege zijn eerdere toezegging en de angst voor represailles is de verdachte wel het schip opgegaan, maar niet met de intentie om de cocaïne eruit te halen. Hij was toen alleen. Er is geen bewijs dat hij in het desbetreffende laadruim is geweest en opzet had om de cocaïne uit het schip te halen. De verdachte heeft slechts koffie gedronken in de eetruimte van het schip. Opgenomen gesprekken in het dossier onderbouwen het verhaal van de verdachte dat hij de cocaïne er niet daadwerkelijk wilde uithalen en dat hij daarom heeft verzonnen dat er pallets voor stonden. Dat betekent dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde en slechts veroordeeld kan worden voor de subsidiair ten laste gelegde voorbereidingshandelingen inzake [naam deelonderzoek 1] .
4.2.3.
Beoordeling
Vaststaat dat de verdachte op een zeker moment met anderen heeft afgesproken om laswerkzaamheden op het schip [naam schip] te verrichten ten behoeve van het uithalen van de cocaïne. Ook staat niet ter discussie dat de verdachte vervolgens daadwerkelijk naar de haven van Antwerpen is gegaan en op twee verschillende dagen aan boord is gegaan van het schip, waarvan hij wist dat hierin cocaïne was verstopt. Gelet op de inhoud van het logboek en de aankomst van het schip in Engeland in de ochtend van 1 oktober 2015 gaat de rechtbank er vanuit dat dit op 29 en 30 september 2015 is geweest.
Het verhaal van de verdachte dat hij in zijn eentje tweemaal het schip is opgegaan en op die momenten geen opzet had om de cocaïne eruit te halen, is gezien de risico’s daarvan niet aannemelijk en wordt bovendien weerlegd door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen. Zo blijkt onder meer uit het logboek en de opgenomen gesprekken dat de verdachte in tegenstelling tot zijn verklaring niet alleen, maar samen met iemand anders aan boord van het schip is gegaan. Mede gelet hierop is het niet aannemelijk dat de verdachte slechts koffie heeft gedronken op het schip en vervolgens zonder problemen het schip weer heeft verlaten. Verder kan de opzet van de verdachte om daadwerkelijk cocaïne uit het schip te halen, worden afgeleid uit opgenomen gesprekken van 5 en 6 oktober 2015, waarin de medeverdachte [naam medeverdachte 2] onder meer heeft meegedeeld dat [naam verdachte] (de rechtbank begrijpt: de verdachte) “stond te trappelen om naar binnen te gaan en dat hij klaar was voor het werk”. De verdachte was volgens [naam medeverdachte 2] in een van deze gesprekken “mentaal gesproken zo ver om de gevaren in te gaan”. Dit komt overeen met de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat de verdachte tweemaal aan boord van de [naam schip] is gegaan met het opzet om de verstopte cocaïne uit het schip te halen. Het verweer dat de verdachte niet de intentie had om de cocaïne eruit te halen en daarom heeft verzonnen dat er pallets voor stonden, kan niet worden geverifieerd nu objectieve gegevens over de situatie op het schip in de haven van Antwerpen ontbreken.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de haven van Antwerpen voor een zeeschip slechts bereikbaar is via het binnen de grenzen van Nederland gelegen gedeelte van de Westerschelde. Het samen met anderen afspreken en vervolgens daadwerkelijk proberen om in Antwerpen de cocaïne van een schip te halen, welk schip via de Westerschelde is gevaren, kan op grond van artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet en volgens vaste jurisprudentie worden aangemerkt als medeplegen van het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne.
Nu de rechtbank er vanuit gaat dat de verdachte en de medeverdachte(n) op
29 en 30 september 2015 de cocaïne uit het schip wilden halen en aldus de opzet ontbrak om de cocaïne in de periode erna (via Nederland) naar Engeland te vervoeren, zal de verdachte worden vrijgesproken van de ten laste gelegde uitvoer in de periode van 30 september tot en met 31 september 2015 (de rechtbank begrijpt: 1 oktober 2015).
Gelet op het verschil in gewicht van de zes gewogen blokken (soms wel 100 gram verschil) in samenhang met het grote aantal gevonden blokken kan niet vastgesteld worden dat het in totaal ging om ongeveer 54 kilogram cocaïne. Daarom zal een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne bewezen worden verklaard.
4.2.4.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen. Bewezen kan worden dat de verdachte samen met anderen een hoeveelheid cocaïne in Nederland heeft ingevoerd.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
( [naam deelonderzoek 1] )
hij in de periode van 28 september tot en met 29 september 2015, via de Westerschelde in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is samen met anderen bezig geweest met de invoer van een hoeveelheid van ongeveer 50 kilo cocaïne. De cocaïne was verstopt op het schip [naam schip] en vervoerd vanuit Colombia, via Nederland, naar de haven in Antwerpen. Nadat de container in de haven van Antwerpen was aangekomen, heeft de verdachte als ‘uithaler’ geprobeerd om de cocaïne veilig te stellen. De verdachte is daartoe speciaal naar Antwerpen gereisd en twee keer aan boord van het schip [naam schip] gegaan. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich ingelaten met de grootschalige smokkel van verdovende middelen.
Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof en de productie, verspreiding en handel van cocaïne gaat veelal gepaard met vele vormen van criminaliteit.
De partij cocaïne zal bestemd zijn geweest voor de verdere verspreiding en handel.
Het in georganiseerd verband smokkelen van een grote partij cocaïne vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en dient krachtig te worden bestreden.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op het blanco strafblad van de verdachte van 7 februari 2019, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank heeft daarnaast rekening gehouden met de beperkte pleegperiode, de relatief ondergeschikte rol van de verdachte als ‘uithaler’ en dat niet blijkt dat hij er financieel voordeel van heeft genoten.
Verder is rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn.
De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 25 november 2015 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn daarom aangevangen.
Tussen de datum van de inverzekeringstelling en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim drie jaar en vijf maanden. Er is in deze zaak dan ook sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
Gelet op het voorgaande en de vrijspraak voor feit 2 acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf van kortere duur dan door de officier van justitie geëist passend en geboden, te weten een gevangenisstraf van 18 maanden.
Het bevel tot voorlopige hechtenis, die bij latere beslissing was geschorst, zal worden opgeheven.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis, die bij latere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. A. Verweij en F.A. Hut, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.G. Kuijs en J. Spanner, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 april 2019.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
( [naam deelonderzoek 1] )
Hij, in de periode van 28 september tot en met 29 september 2015,
in de gemeente Vlissingen (via de Westerschelde en/of de Noordzee), in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 54 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
hij, in de periode van 30 september tot en met 31 september 2015,
in de gemeente Vlissingen (via de Westerschelde en/of de Noordzee), in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 54 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 1 september 2015 tot en met 1 oktober 2015,
te Rotterdam, althans in Nederland, en/of in Antwerpen en/of Portsmouth althans in België en/of Engeland,
meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van
54kilogram cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
  • zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- een of meer ontmoeting(en) en/of bespreking(en) gehad en/of geregeld in Rotterdam en/of Vlissingen en/of Amsterdam, althans in Nederland, en/of Antwerpen, althans in België, met zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en) met betrekking tot het in- en uitvoeren/binnen en buiten, het grondgebied van Nederland brengen en/of het uithalen/veilig stellen, klaar zetten, verstrekken en vervoeren van die 54 kilogram cocaïne, en/of
- één of meer mobiele (organisatie)telefoon(s), met het beveiligingsprogramma PGP, voorhanden gehad, en/of
- telefoon en/of (versluierde) ping-gesprekken en/of (versluierde) e-mailgesprekken gevoerd middels die PGP telefoons met zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en) met betrekking tot het in- en uitvoeren/binnen en buiten, het grondgebied van Nederland brengen en/of het uithalen/veilig stellen, klaar zetten, verstrekken en vervoeren van die voornoemde 54 kilogram cocaïne, en/of
- geld in het vooruitzicht gesteld (gekregen) en/of verstrekt (gekregen) en/of ontvangen, en/of
- naar Antwerpen, althans België, gereisd om aldaar (voorbereidingen te treffen om) voornoemde cocaïne van boord van de [naam schip] te halen.
Feit 2
( [naam deelonderzoek 2] )
hij in of omstreeks de periode van 21 september 2015 tot en met 24 november 2015,
te Rotterdam en/of Spijkenisse en/of Antwerpen, althans in Nederland en/of België, meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (telkens) aanzienlijke (handels)hoeveelhe(i)d(en) cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
  • zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk (telkens)
- naar Costa Rica en/of Panama en/of Colombia en/of Italië en/of België gereisd om aldaar ontmoetingen te hebben en/of afspraken te maken met de leveranciers en kopers van voornoemde handelshoeveelheden cocaïne, en/of
- één of meer mobiele (organisatie)telefoon(s), met het beveiligingsprogramma PGP, voorhanden gehad en/of verstrekt, en/of
- telefoon en/of (versluierde) ping-gesprekken en/of (versluierde) e-mailgesprekken gevoerd middels die PGP telefoons met zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en) met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een deklading met daarbij) voornoemde handelshoeveelheden cocaïne, en/of
- een of meerdere ontmoetingen gehad en/of geregeld in Rotterdam en/of Vlissingen en/of Amsterdam, althans in Nederland, en/of Antwerpen, althans in België, met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een deklading met daarbij) voornoemde handelshoeveelheden cocaïne, en/of
- personen benaderd en/of laten benaderen om hun bedrijf ( [naam bedrijf 1] . en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] ) ter beschikking te stellen als dekmantel en/of voor de ontvangst en/of opslag van voornoemde handelshoeveelheden cocaïne en/of
- geld in het vooruitzicht gesteld (gekregen) en/of verstrekt (gekregen) en/of ontvangen van zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en) voor het opzetten van een of meerdere transportlijn(en) voor de invoer van cocaïne in container(s) en/of
- geld in het vooruitzicht gesteld (gekregen) en/of verstrekt (gekregen) en/of ontvangen van zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en) voor het uithalen van voornoemde handelshoeveelheden cocaïne (uit container(s)) en/of
- een hoeveelheid fruit besteld en/of laten bestellen die moest dienen als deklading voor de verdovende middelen en/of
- de logistiek en administratie geregeld voor het transport van een container met daarin fruit met daartussen bedoelde verdovende middelen van Costa Rica en/of Colombia en/of Panama naar Nederland.