ECLI:NL:RBROT:2019:3614

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 mei 2019
Publicatiedatum
6 mei 2019
Zaaknummer
ROT 18/5518
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten van kleding, beddengoed en verf wegens gebrek aan bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door de gemeente Capelle aan den IJssel. Eiser, die sinds 30 december 2016 een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, had op 23 april 2018 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van kleding, beddengoed en verf, als gevolg van vocht- en schimmelproblemen in zijn woning na een renovatie door Havensteder. De gemeente heeft de aanvraag afgewezen, omdat volgens hen geen sprake was van noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 27 maart 2019 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat de vochtproblemen in zijn woning zijn ontstaan door de renovatie en dat zijn inboedel hierdoor ernstig is aangetast. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vochtproblemen voornamelijk het gevolg zijn van onvoldoende ventilatie door eiser zelf, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat bijzondere bijstand wordt verleend.

De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand door de gemeente bevestigd en het beroep ongegrond verklaard. Eiser heeft geen recht op bijzondere bijstand, omdat de kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden zoals bedoeld in de wet. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 18/5518

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 mei 2019 in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats eiser], eiser,

gemachtigde: mr. M.P. de Witte,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel, verweerder,
gemachtigde: D.K. van der Marel.

Procesverloop

Bij besluit van 22 juni 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van onder meer kleding, beddengoed en verf op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.
Bij besluit van 17 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiser ontvangt vanaf 30 december 2016 een uitkering op grond van de Pw. Op
23 april 2018 heeft eiser bij verweerder een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van onder meer kleding, beddengoed en verf in verband met schimmel- en vochtproblemen in zijn woning na een renovatie door Havensteder van de voor- en achtergevel.
1.2.
Naar aanleiding van eisers aanvraag heeft verweerder telefonisch contact opgenomen met Havensteder. Tijdens dit contact heeft een medewerker van Havensteder vermeld dat onderhoud aan de kozijnen van eisers woning is uitgevoerd nadat eiser op
3 april 2018 een lekkage van de kozijnen heeft gemeld.
1.3.
Tijdens een gesprek met verweerder heeft eiser pro forma nota’s ingeleverd voor nieuwe kleding, inrichting en reiniging.
1.4.
Op 21 juni 2018 hebben twee medewerkers van verweerder een huisbezoek bij eiser afgelegd om de situatie in de woning van eiser te kunnen bekijken en zij hebben hun bevindingen vastgelegd in een e-mail van dezelfde datum.
1.5.
Verweerder heeft de onderzoeksbevindingen vastgelegd in een rapport van
22 juni 2018.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van de bijzondere bijstand gehandhaafd. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat geen sprake is van noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Daarbij wijst verweerder erop dat tijdens het afgelegde huisbezoek is geconstateerd dat eiser de ventilatieroosters in zijn woning dichthoudt om onnodige stookkosten te voorkomen en dat een medewerker van Havensteder heeft verklaard dat eventuele schimmelvorming niet het resultaat is van de eerdere renovatie maar van het stelselmatig onvoldoende luchten van de woning. Voor achterstallig onderhoud aan de woning verwijst verweerder eiser naar Havensteder.
3. Eiser voert aan dat sprake is van noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Daarbij wijst eiser erop dat zijn kleding en inboedel ernstig zijn aangetast door de vochtproblematiek in zijn woning. Volgens eiser is de vochtproblematiek ontstaan na de renovatie van de voor- en achtergevel van de woning, maar weigert Havensteder de schade aan zijn kleding en inboedel te vergoeden. In dat verband voert eiser aan dat hij zijn woning voldoende lucht, maar dat de vochtproblematiek daardoor niet wordt verholpen. Eiser vindt dat de bijzondere bijstand kan worden toegekend onder de voorwaarde dat eerst een afdoende oplossing gevonden moet zijn voor de vochtproblemen.
4.1.
In artikel 35, eerste lid, van de Pw is, voor zover hier van belang, bepaald dat de alleenstaande recht heeft op bijzondere bijstand voor zover hij niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
4.2.
Op grond van vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad, bijvoorbeeld de uitspraak van 10 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1139) worden inrichtingskosten tot de periodiek dan wel incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend. Deze kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering vooraf, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Afzonderlijke bijstandverlening is niet mogelijk, tenzij de kosten noodzakelijk zijn als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval, die ertoe leiden dat de kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
5.1.
Tussen partijen is in geschil of sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten.
5.2.
In wat eiser heeft aangevoerd zijn geen bijzondere omstandigheden gelegen in de zin van artikel 35 van de Pw. Uit de onderzoeksbevindingen van verweerder volgt dat de vochtproblemen in de woning van eiser na de door Havensteder uitgevoerde renovatie lijken te worden veroorzaakt doordat eiser zijn woning onvoldoende ventileert. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de onderzoeksbevindingen van verweerder te twijfelen. Dat eiser de door verweerder gestelde oorzaak van de vochtproblemen betwist, betekent dan ook niet dat de vochtproblemen bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan bijzondere bijstand had moeten worden verleend. De omstandigheid dat eiser inmiddels de huurcommissie heeft ingeschakeld, zoals ter zitting is gebleken, is ook geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan verweerder bijzondere bijstand had moeten toekennen. Als het onderzoek door de huurcommissie iets oplevert, zal eiser zich tot de verhuurder moeten wenden. Ook het onder de voorwaarde dat het vochtprobleem moet zijn opgelost verlenen van de gevraagde bijzondere bijstand, biedt geen oplossing voor eiser. Verweerder is immers niet de verantwoordelijke partij om het vochtprobleem in de woning van eiser op te lossen en heeft hier dan ook geen invloed op. Ter zitting heeft eiser nog verklaard dat hij de bijzondere bijstand ook nodig heeft voor het laten kitten van de buitenzijde van een raam in zijn woning. De rechtbank wijst erop dat de aanvraag niet op deze kosten ziet.
5.3.
Hieruit volgt dat verweerder de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van kleding, beddengoed en verf terecht heeft afgewezen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. van Oost, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 7 mei 2019.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.