ECLI:NL:RBROT:2019:3609

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 maart 2019
Publicatiedatum
6 mei 2019
Zaaknummer
10-022773-19 TUL: 10-701055-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal uit woning met vingerafdrukken als bewijs

Op 8 maart 2019 vond de openbare terechtzitting plaats in de Rechtbank Rotterdam, waar de verdachte werd aangeklaagd voor diefstal uit een woning. Tijdens het onderzoek werden drie doosjes van iPhones aangetroffen op een bed in de woning, waarop de vingerafdrukken van de verdachte werden gevonden. De verdachte kon geen aannemelijke verklaring geven voor de aanwezigheid van zijn vingerafdrukken op de doosjes. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, en een taakstraf van 60 uren ter vervanging van een eerder opgelegde jeugddetentie.

De verdachte ontkende de inbraak en verklaarde dat hij wel eens in de buurt van de woning was geweest, maar nooit in de woning zelf. De verdediging voerde aan dat de vingerafdrukken niet voldoende bewijs vormden voor de inbraak, aangezien er geen andere sporen of getuigen waren die de verdachte in de buurt van de woning hadden gezien. De raadsman betoogde dat de vingerafdrukken op de doosjes niet voldoende bewijs waren om de verdachte te veroordelen, en dat er geen concrete aanwijzingen waren over de herkomst van de doosjes.

Na het horen van de argumenten van zowel de officier van justitie als de verdediging, besloot de rechtbank het onderzoek te sluiten en een mondeling vonnis uit te spreken. De verdachte werd geïnformeerd over zijn recht om binnen veertien dagen hoger beroep aan te tekenen. Het proces-verbaal werd vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

Rechtbank RotterdaM
Team straf
Parketnummer: 10-022773-19
Parketnummer TUL: 10-701055-17
Proces-verbaalvan de openbare terechtzitting van de meervoudige kamer voor strafzaken in de rechtbank Rotterdam op 08 maart 2019.
Tegenwoordig als:
voorzitter mr. W.H.J. Stemker Koster,
rechters mr. R. Brand en mr. F. Wegman,
officier van justitie mr. A.P.G. de Beer,
griffier mr. A. van der Drift-Visser,
De zaak tegen na te noemen verdachte wordt uitgeroepen.
De verdachte, op de terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting PI Rijnmond - Stadsgevangenis Rotterdam, locatie Hoogvliet Rotterdam.
De voorzitter heeft door deze ondervraging de identiteit van de verdachte vastgesteld.
Als raadsvrouw van de verdachte is aanwezig mr. P.L.G. Rens, advocaat te 's-Gravenhage.
In dit proces-verbaal zijn verklaringen en mededelingen steeds zakelijk weergegeven.
De voorzittervermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede, dat hij niet tot antwoorden is verplicht.

De officier van justitie draagt de zaak voor.

De officier van justitiedeelt voorts mede dat een schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling is ingediend.
De voorzitterbelast de jongste rechter in zijn plaats met de ondervraging van de verdachte en met het voorhouden van de stukken.

De behandelend rechter deelt mede de korte inhoud van:

1.
het ambtsedig proces-verbaal van de politie Eenheid Rotterdam, nummer [proces-verbaal nummer] , d.d. 28 januari 2019, met bijlagen;
2.
het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 21 februari 2019, betreffende de verdachte;
3.
het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 30 januari 2019, betreffende de verdachte;
4.
de stukken in het dossier van de strafzaak met parketnummer 10/701055-17, waaronder:
a. het onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank
d.d. 19 oktober 2017, waarbij de verdachte, voor zover van belang, is veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van één maand;
b. de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van voornoemde
voorwaardelijke straf.

De verdachte verklaart:Het klopt niet dat ik heb ingebroken in de genoemde woning. Ik ben wel bekend met het adres van de woning. De politie heeft mij op Googlemaps het laten zien. Ik weet waar het is maar ik ben niet in die woning geweest. Ik was toen gewoon thuis, het was vakantie. Ik weet het niet meer precies. Ik ben misschien wel eens in de buurt geweest. Ik loop wel eens buiten in de wijk. Ik heb verder geen mening over het feit en wat er is gebeurd.

U houdt mij voor dat mijn vingerafdrukken op drie doosjes van IPhones zijn gevonden die in de woning op een bed lagen. Mij is verder niet verteld om wat voor type het gaat en uit welke winkel deze telefoons komen. Als ik meer concrete informatie zou krijgen, dan zou ik concreter kunnen antwoorden. Ik heb geen idee waar die doosjes vandaan komen. Ik heb zelf een IPhone en ben rond die tijd met vrienden wel eens in een winkel wezen kijken naar IPhones. Ik heb mijn IPhone in die tijd van mijn vader gekregen.
Ik weet niet hoe het kan dat mijn vingerafdrukken op de doosjes van de telefoons zitten.
Het klopt dat ik in die periode ben opgepakt omdat er ergens in de buurt waar ik was een inbraak was gepleegd. Ik ben daarna weer vrijgelaten.
Ik vind het erg voor aangeefster, maar ik weet er niets van.
U vraagt mij hoe het gaat mij gaat nu ik vast zit. Ik vind het lastig, ik mis mijn familie. Ik wil zo snel mogelijk vrijkomen.
Ik schaam me ook een beetje voor mijn moeder dat ik in deze situatie terecht ben gekomen.
Ik volg sinds 2017 een mbo-opleiding. Op het moment dat ik opgepakt werd, was ik daar nog steeds mee bezig. Ik heb binnenkort examens. Ik ben bang dat ik niet op tijd vrij kom.
Het contact dat ik met de reclassering had, verliep goed. Ik had naast school ook nog een bijbaantje. Het ging in het tweede leerjaar wat moeizamer, ik was minder vaak op school.
Dit heb ik besproken met mijn mentor en de reclassering. Ik heb een aantal examens al gehaald. Ik zou eind maart klaar kunnen zijn, als ik mijn examens kan doen.
Het klopt dat ik ben gestopt met Vroege Vogels omdat ik geen hulpvragen had.
Ik ben een aantal keren niet op afspraken verschenen omdat ik die vergeten was. Dat kwam omdat ik maar één keer per twee maanden een afspraak had.
U houdt mij voor dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling wordt gevorderd. Ik zag mijn toekomst anders in.
De officier van justitiehoudt zijn requisitoir. Hij vordert dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De officier van justitie vordert met betrekking tot de vordering tenuitvoerlegging dat de maand jeugddetentie wordt omgezet in een taakstraf voor de duur van 60 uren.
De officier van justitie legt de vordering over.
De officier van justitie merkt ter toelichting van de vordering op dat de verdachte een gezelschap van personen om zich heen heeft, waar hij eigenlijk bij uit de buurt zou moeten blijven. Hij was bij de andere zaak, waarvan het proces-verbaal in dit dossier zit, betrokken, maar niet vastgesteld kon worden welke rol de verdachte daarin speelde. Die zaak is daarom geseponeerd. Korte tijd later komt onderhavige zaak naar voren. In deze zaak zijn drie doosjes gevonden op een bed in de woning waarin is ingebroken. Op alle drie deze doosjes zitten de vingerafdrukken van de verdachte. De verdachte stelt dat hij wel eens in winkels kijkt naar telefoons. Het is wel heel toevallig dat deze doosjes bij één koper in éénzelfde woning terecht komen. Ik ben dan ook van mening dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de inbraak heeft gepleegd. Ik heb gesproken met de jeugdreclasseerder van de verdachte of een voorwaardelijk strafdeel nut zou hebben. Hij heeft mij medegedeeld dat het goed gaat met de opleiding van de verdachte. Daardoor zal de recidivekans minder zijn.
De raadsmanvoert aan dat hij het net als de officier van justitie toevallig vindt dat de vingerafdrukken van zijn cliënt op de telefoondoosjes zitten. Maar dat is het en niet meer.
In de woning wordt op veel plekken sporenonderzoek gedaan. Alle afgenomen sporen blijken negatief behalve op drie doosjes. Daarop worden vingerafdrukken van de verdachte aangetroffen. De raadsman is van mening dat er vervolgens vanuit een tunnelvisie wordt geredeneerd, waarbij er van wordt uitgegaan dat zijn cliënt dan wel in de woning zal hebben ingebroken.
De herkomst van de doosjes wordt nooit duidelijk. Aangeefster is bijvoorbeeld niet gevraagd waar de doosjes zijn gekocht.
De vraag hoe de vingerafdrukken van cliënt op de doosjes zijn gekomen is een vage vraag. Hiernaast zijn de doosjes geen vast object, maar verplaatsbaar. Als cliënt dan gevraagd wordt om uit te leggen hoe zijn vingerafdrukken op dit doosje zijn gekomen, kan hij dit niet uitleggen. Daarvoor zou hij meer concrete aanwijzingen moeten hebben.
Hiernaast is er geen enkel goed uit de woning bij hem aangetroffen en is hij door niemand in de buurt van de woning gezien.
De inbrekers hebben de Bulgaarse tactiek gebruikt, deze is best geraffineerd. De woning is in zijn geheel doorzocht, de inbreker wist waar hij mee bezig was. Daarbij is de hele woning overhoop gehaald, maar er zijn nergens, behalve op de doosjes, vingerafdrukken aangetroffen. Blijkbaar heeft de dader handschoenen aangehad. Als cliënt de inbreker zou zijn geweest, betekent dit dat hij de handschoenen in de slaapkamer heeft uitgedaan, de doosjes beet heeft gepakt, de doosjes weer heeft teruggelegd en dan zijn handschoenen weer heeft aangedaan en verder de woning heeft doorzocht. Dit klopt niet met het idee waarom de dader handschoenen heeft aangetrokken, dat is om geen vingerafdrukken achter te laten. Dat komt niet overeen met het feit dat de doosjes met vingerafdrukken zijn achtergelaten op het bed.
In onderhavige zaak zijn geen andere bewijsmiddelen dan de dactyloscopische sporen en de verklaringen van de verdachte. De raadsman snapt dat deze vondst van de vingerafdrukken wellicht schreeuwt om een uitleg, maar zijn cliënt heeft zijn best gedaan, om die uitleg te geven.
Er is niet voldoende wettig en overtuigen bewijs dat cliënt de inbraak heeft gepleegd.
Hiernaast merkt de raadsman op dat de sporen op 1 juli 2018 in de woning zijn aangetroffen en veilig gesteld. De uitslag is op 1 september 2018 binnen, maar zijn cliënt wordt pas in januari 2019 opgepakt om over het feit te worden gehoord. Als de verdachte zich in een bepaald circuit zou begeven dan had hij toch eerder opgepakt moeten worden.
De raadsman bepleit dat zijn cliënt wordt vrijgesproken van het hem tenlastegelegde feit en dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt afgewezen.
De officier van justitiewordt in de gelegenheid gesteld te repliceren. Hij deelt mede dat de verdachte pas in januari 2019 is aangehouden door capaciteitsgebrek bij de politie.
De vingerafdrukken die op de doosjes zijn aangetroffen vragen om meer uitleg dan de verdachte nu geeft. Dat er naast de sporen op de doosjes geen enkel ander spoor is, zegt niets. Handschoenen kunnen altijd aan- en uitgetrokken worden, dat is speculatief.
De raadsmanwordt in de gelegenheid gesteld te dupliceren en deelt mede dat aangeefster zelf had kunnen verklaren hoe zij aan de doosjes was gekomen. Dat vraagt niet enorm veel politie-inzet. Dan waren er wellicht meer concrete aanwijzingen geweest waar de doosjes vandaan waren gekomen en had cliënt kunnen verklaren hoe zijn vingerafdrukken op de doosjes waren gekomen.
Het gaat hier om het leven van cliënt, hij is van zijn vrijheid beroofd. Hij kan mogelijk zijn examens voor school niet doen. Het dactyloscopische bewijs dat hij de doosjes heeft aangeraakt is dan niet voldoende om hem te veroordelen.

De verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken. Hij verklaart:

Als u het advies van de officier van justitie opvolgt dan kan ik mijn diploma niet halen. Dat is erg voor mij. Als u van mening bent dat ik het heb gedaan, dan hoop ik dat ik geholpen kan worden.

De voorzitter onderbreekt het onderzoek voor beraad.

De voorzitterdeelt na hervatting van het onderzoek mede dat
de rechtbankals volgt heeft beslist.
De voorzitterverklaart het onderzoek gesloten en zegt terstond mondeling vonnis te zullen geven.

De voorzitter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.

De voorzitterdeelt de verdachte mede dat hij daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.